Uitgevonden door Anderson, in 2004. Dit is 1 van de inkomst modellen van de
nieuwe media. De kern van dit begrip is dat door middel van digitalisering en de
ontwikkeling van nieuwe media, cultuurproducten wereldwijd aan de man gebracht
kunnen worden gedurende een lange periode. Zo kunnen niche-producten die
voorheen maar een beperkt publiek zouden bereiken nu door de wereldwijde
afzetmarkt toch winstgevend zijn.
Door de digitalisering vormen de niche op lange termijn een markt die rendabel is
(door digitaal opslaan en digitale verspreiding). De drempel van het pareto principe
geldt hier dus iet. Online is het nog altijd interessant om niche producten te
verkopen.
Behalve een verlenging van de economische levensduur werkt de long tail ook
een groter bereik en diversiteit van het media-aanbod in de hand.
Voorbeeld: Bol.com of Amazon: enorme hoeveelheid ‘obscure’ content die
nauwelijks in traditionele handel te vinden is, de boeken die mensen niet in de
handel vinden, vinden ze op Amazon.
2. Koppel uw 20/80 regel aan de klassieke media.
Het Pareto principe of de 80/20 regel wordt gebruikt om de onbalans van effecten
aan te duiden. Een selectie van media dus waar je veel aan verdient. Het principe
stelt dus dat 80% van de inkomsten wordt verdiend met 20% die je aanbiedt (20%
van de mediaproducten zorgen voor 80% van de inkomsten). Als het product hier
niet aan voldoet is het een nichemedia. Niche media (die dus niet over de drempel
van het pareto principe geraken) zijn niet relevant voor klassieke media want je haalt
er geen winsten op en het wordt niet verkocht. Ze doen er dus niets mee en
interessante content gaat zo verloren.
3. Mediagoederen zijn publieke goederen leg uit.
Publieke goederen zijn niet rivaliserend en niet exclusief. Dit is ook zo bij
mediagoederen. Informatie gaat niet weg door voor de ene persoon als het door de
andere geconsumeerd wordt, er is geen schaarste. Ook is het moeilijk om niet
betalers uit te sluiten, informatie kan doorverteld worden door betalers aan niet
betalers. Zo is er wel altijd een probleem van free-rider gedrag.
,4. Waarom heeft mediaconcentratie invloed op de maatschappij? Wat zijn de
gevolgen ervan?
Vooral veel concentratie op de krantenmarkt. Heel veel content wordt hetzelfde,
weinig diversiteit.
Er zijn verschillende gevaren bi media concentratie. Zo hebben we bijvoorbeeld
kwaliteitsverlies, ook mee onbetrouwbaarheid en partijdige inhoudselectie, daarbij
worden media ook zelf machthebbers. Verder is een van de meest logische
uitkomsten van oligopolische concurrentie “excessive sameness” (Hotelling’s law).
Dit betekent dat er maar weinig diversiteit in content zal verschijnen. Dus
concurrentie leidt niet noodzakelijk tot diversiteit. Daarbij versterken we zelf deze
excessive sameness. Sommige groepen worden systematisch hoger gewaardeerd
door adverteerders dan andere, bijvoorbeeld blanke goed verdiende amerikanen.
Hier vind je dus het grootste aanbod voor (= Tyranny of the yuppies). Door
adverteerders hoger gewaardeerde smaak overheerst nog meer wegens omdat
andere groepen beried zijn een tweede keuze content aan te nemen. We lopen niet
snel genoeg weg van media-aanbod dat ons minder interesseert, wanneer we keuze
hebben kiezen we voor een bepaald aanbod maar als deze keuze wegvalt blijven we
toch luisteren (=Tyranny of the market). Vaak bij mediaconcentratie en de media
moguls die dan ontstaan is het kwantiteit boven kwaliteit. Nick Davies spreekt over
flat earth news bij media concentratie. Dit wil zeggen dat er weinig kwaliteitscontrole
en fact checking wordt gedaan omdat ze snel veel willen produceren
(kwantiteit>kwaliteit). Volgens Davies zijn dit de grote problemen van nu en niet de
media moguls zelf. Verregaande concentratie ontwricht de maatschappij.
In de jaren ’80-’90 was er een grote concentratiegolf. Er ontstonden een tiental grote
mediaconglomeraten. Er ontstonden verschillende private investeringen en
bedrijfjes. Alleen komt deze golf van concentratie vanaf 2000 onder druk te staan van
andere producenten. Dit mede door het internet. Door het internet is er intrede van
veel kleine producenten, omdat iedereen nu kan produceren. Hieruit begint de
eerdere afname van concentratie.
5. Is ICT een GPT?
Ja, ICT is een Algemeen gebruikte technologie (general purpose technology)
ICT is niet zomaar een innovatie die het eventjes goed doet en dan terug verdwijnt.
Het is een van de basis technologieën die de volledige economie kan doen draaien.
ICT voldoet dus aan de kenmerken van GTP:
1. Pervasiveness: het GTP moet in de meeste sectoren van de industrie gebruikt
worden (is het geval bij ICT)
2. Improvement: het GTP moet naargelang de tijd beter worden en daarbij ook
steeds goedkopen (is het geval bij ICT)
3. Inovation Spawning: Het GTP moet het gemakkelijker maken om andere
producten uit te vinden en te produceren. (is het geval bij ICT)
Recente studie van bakker voegt nog 2 karakteristieken toe
4. GTP begint als een luxe uitvinding maar eindigt als noodzakelijk goed. Ze worden
vaker in bestaande praktijken gebruikt. (is het geval bij ICT)
5. Ze hebben zowel eerste orde effecten als tweede orde effecten. (is geval bij ICT)
, 6. Leg Concentra uit.
-HBVL, GVA + Metro, Streekkrant, De Zondag, Vacature
L -TV Limburg, TV Oost, ATV; Acht; Nostalgie
L -Familie Baert, Marc Vangeel
-> met de gratis krant de metro deed concentra een enorme gok, maar het pakte goed uit.
NU :
L -Onderdeel Mediahuis (38%)
L -HBVL, GVA + Metro, Streekkrant, De Zondag, Vacature
L - TV Limburg, TV Oost, ATV; Acht; CAZ; Nostalgie
L Gert Ysebaert
7. Wat is het verschil tussen directe en indirecte netwerkeffecten en geef
voorbeelden.
Deze netwerkeffecten zijn een gevolg van externaliteiten. Positieve of negatieve
effecten die niet in de prijs vervat zitten.
Direct: een extra deelnemer is een rechtsreeks voordeel voor alle gebruikers en het
netwerk zelf. Waarde van/vraag naar goed hangt rechtstreeks af van hoeveel
gebruikers er zijn.
Bijvoorbeeld: hoe meer mensen op fb, hoe meer interactie mogelijk en hoe groter
netwerk wordt.
Wet van Metcalf = direct netwerkeffect
Indirect: het gebruik van een complementair goed door een gebruiker heeft
onrechtstreeks positieve gevolgen voor het netwerk en andere gebruikers,
voorbeeld: netwerk=windows, hoe meer mensen bijvoorbeeld word of excel
(complementaire software windows) gaan gebruiken, hoe goedkoper het wordt en
hoe beter het zal worden. Dus indirect profiteer ik mee van meer gebruikers
(bijvoorbeeld door groter aanbod complementaire goederen)
Two-sided market effecten = indirect netwerkeffect
Netwerkeffecten aanwezig maar niet oneindig. Wet van Metclafe zegt dat elke nieuwe
toegetrede node, voor iedereen evenveel waarde oplevert. Klopt niet want niet elke persoon
die toetreedt biedt je evenveel extra waarde als een andere. Een vriend levert bv meer
meerwaarde op dan een colombiaanse melkboer van 75 jaar. Hoe meer apparaten
onderdeel van het netwerk zijn, hoe meer waarde het netwerk voor de gebruiker heeft.
→ Die effecten volgens Metcalfe zijn dus niet zo expliciet als ze voorspellen. Wie
weet daalt de waarde voor jou zelf wanneer bijvoorbeeld je schoonmoeder
toetreedt tot Facebook.
Two-sided markets bestaan uit twee groepen klanten met elk hun eigen kenmerken en
voorkeuren. Beide groepen moeten deelnemen voor deze markt kan functioneren, want de
mate van deelname van de ene groep bepaalt de mate van deelname van de andere groep.
Deze groepen hebben een platform nodig om elkaar te vinden en wanneer ze dit doen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper em24. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.