MODULE GERIATRIE
PATHOLOGIE
HOOFDSTUK 0: INLEIDING
Toename gemiddelde levensverwachting
Tgv steeds verbeterende kwaliteit van en toegang tot geneeskunde
Gevolg = toename vergrijzing vd bevolking, verandering id presentatie vd ziektebeelden (atypische
klinische beelden) en verandering van zorgaanbod (breder zien dan medische zorg).
Belangrijk doel = goed functioneren vd pt in zijn omgeving, aandacht voor psychologische en sociale
factoren.
Frequentie van toenemende degeneratieve aandoeningen stijgt bv. osteoporose, dementie,…
Veroudering
Primaire veroudering = Veroudering vindt haar oorsprong in de genetische structuur vh organisme en is
daardoor onbeïnvloedbaar.
Secundaire veroudering = Levensgewoonten en exogene factoren die de levensverwachting meebepalen
en die met het verloop van de tijd een veelal ongunstig effect kunnen hebben op het organisme bv.
roken, vetrijke voeding, onvoldoende beweging,… ® H&V ziekten.
Het geriatrische profiel, criteria:
1. Verminderde homeostase
o Tijdens het leven veranderen vele functies (lichamelijk/geestelijk) ® gaat gepaard met verlies
van mogelijkheden ® er treden beperkingen op ® vermindering van homeostase.
o Ouderen worden toenemend kwetsbaar op somatisch en psychosociaal vlak. Kleinere
incidenten kunnen dit wankel evenwicht reeds verstoren.
2. Multiple, chronische pathologie
o Steeds verschillende ziektes op hetzelfde ogenblik, hoofdzakelijk chronische aandoeningen,
dikwijls van degeneratieve aard ® niet meer te genezen, volledig herstel is niet meer mogelijk.
o Medische interventies richten zich op het opvangen van acute opstoten, het afremmen van het
verdere verloop en het in stand houden vd residuele functies. Er bestaat echter steeds de
mogelijkheid dat ze beperkingen veroorzaken en dat ze de validiteit van ouderen bedreigen.
3. Bedreigde validiteit
o Hoge frequentie van chronische aandoeningen verhoogt de kans op invaliditeit bij ouderen.
o Aandacht hebben voor functionele mogelijkheden vd patiënt ih dagelijkse leven (evaluatie van
ADL). Meten mbv. functionele testen. Denk hierbij ook aan het belang van revalidatie na
invaliderende operatie/ziekte-opstoten (bv: na zware pneumonie, na knieprothese,..).
4. Risico's van polyfarmacie
o Inname van verschillende medicamenten vergt bijzondere aandacht. Naarmate het aantal
voorgeschreven geneesmiddelen stijgt, daalt de therapietrouw, worden er meer fouten
gemaakt bij het innemen en wordt de kans groter dat er bijwerkingen optreden.
o De hoge incidentie van neveneffecten bij ouderen wordt niet alleen verklaard door de hoge
consumptie van medicatie in deze groep. Men moet ook rekening houden met interacties
tussen de verschillende producten en de gewijzigde werking van vele geneesmiddelen bij
ouderen.
5. Gewijzigde presentatie en verloop van pathologie
o Aandoening verschijnt vaak op een ongewone manier, klachtenpatroon wordt vager. De
anamnese wordt onduidelijker en vaak is een heteroanamnese noodzakelijk.
o Ouderen reageren ook meer met algemene symptomen: hun algemene toestand gaat achteruit
("daling algemene toestand"), ze eten minder, worden minder mobiel, vallen gemakkelijker,
worden incontinent of verward.
o Verzwakken van verschillende ziektetekens: bv. minder koorts, minder spierweerstand bij
peritonitis, minder pijn bij bv. myocardinfarct,...
o De vagere anamnese, de ongewone symptomen en de minder duidelijke ziektetekens maken
diagnostiek moeilijker ® diagnose soms miskend ® behandeling niet/te laat gestart (Bij ptn die
verhoogd kwetsbaar zijn, kan dit tijdsverlies mee verantwoordelijk zijn voor het ongunstige
verloop van verschillende aandoeningen bij ouderen).
6. Somato-psychosociale verwevenheid (!!)
, o Interactie tss lichaam en geest toont zich zeer duidelijk.
o Somatische aandoeningen hebben in deze groep vaker psychische gevolgen bv. acute
verwardheid & psychiatrische aandoeningen (bv. depressie) kunnen zich voordoen als een
somatische aandoening.
o Heel wat ouderen worden door anderen wat geholpen ih dagelijkse leven. Wanneer die
ondersteuning wegvalt, geraken ze in praktische moeilijkheden. Voor anderen is verder thuis
blijven niet meer mogelijk en moet er naar een gepast alternatief gezocht worden (bv:
dagopvang, kortverblijf, WZC,...).
Het geriatrisch model
Voornaamste doel = De kwaliteit vh leven id laatste levensfase zo goed mogelijk bewaren en ouderen zo
lang en zo zelfstandig mogelijk, liefst thuis, te laten functioneren (="add life tot years").
Zoekt het midden tss het verzorgingsmodel, waar alle klachten en symptomen gekaderd worden in
"normale" verouderingsverschijnselen en dus enkel aandacht naar goede verzorging vd oudere gaat; en
medische verbetenheid, waar men met alle mogelijke technische onderzoeken naar diagnoses zoekt, die
niet meer relevant zijn voor de oudere en enkel meer ongemakken opleveren.
Men wil vooraleer men opteert voor verzorging, de courante pathologie uitsluit die ook voor deze
ouderengroep nog therapeutische consequenties heeft.
Door de veelheid/complexiteit van problemen, vergt de opvang vd geriatrische patiënt een brede
aanpak, waarbij dikwijls verschillende hulpverleners betrokken zijn ® MDP opvang ih ziekenhuis door
geriatrisch "team" (arts, kinesist, verpleegkundige, ergotherapeut, logopedist, diëtist, sociaal werker,…).
,HOOFDSTUK 1: ZENUWSTELSEL
1. NORMALE VEROUDERING VAN HET ZENUWSTELSEL
Ouder worden
Hersenatrofie met celverlies thv het CZS.
Verlies aan neuronen en aan synapsen tss de verschillende zenuwcellen.
Aantal neurotransmitters neemt af.
Versmallen vd gyri en verwijding vd liquorruimten.
Degeneratie vd myelineschede ® zenuwgeleiding zal afnemen ® doorbloeding vd hersenen neemt af
Door verlies aan hersenweefsel ® net iets meer bewegingsvrijheid vd hersenen tegenover de
schedeldoos. Vallen op het hoofd ® meer kans dat door de grotere beweging vd hersenen tov de
schedel, er een bloedvat doorscheurt en zo een hersenbloeding veroorzaakt.
Kans op hersenbloeding zal nog meer stijgen als men ook bloedverdunners neemt.
Ophoping van lipofuscine (= dit is een soort bruine pigmentkorrel), een neurofibrillaire degeneratie van
het cytoplasma en aanwezigheid van seniele plaques. (dit zijn allemaal ook afwijkingen die bij personen
met Alzheimer dementie worden teruggevonden, maar bij Alzheimer zijn ze in een veel hogere
concentratie aanwezig dan bij normale veroudering)
Gevolg ouderdomsveranderingen: inprenting wordt moeilijker (nieuwe informatie opslaan gaat minder
goed), dat het "mentale" tempo zal vertragen (concentratie, aandacht en taak-switchen zijn verlaagd bij
het ouder worden) en dat de aanleg voor verwardheid, dementie, depressie en een gestoorde
waarneming van pijn, tast en warmte toeneemt.
Ter hoogte van het PZS valt vooral de verminderde prikkelgeleiding op. Dit uit zich bij de oudere in
vertraagde reflexen, stabiliteitsproblemen en een gestoord evenwicht met valneiging.
Veranderde tastzin, temperatuurzin en pijnzin bij ouderen:
Op neurologisch vlak enkele veranderingen waaronder hersenatrofie en verminderde
zenuwimpulsgeleiding ® gestoorde perceptie van pijn, tast en warmte ontstaat
De tast-, temperatuur- en pijnzintuigjes liggen als vrije zenuwuiteinden in en onder de huid verspreid. Bij
druk, temperatuur of pijnstimulus zullen deze zintuigjes deze stimulus omzetten tot een elektrische
zenuwimpuls die verder geleid zal worden via het ruggenmerg en het limbisch systeem, naar de
hersencortex.
o Tastzin thv de handen en voeten wordt minder gevoelig (dit geldt niet voor de met haar bedekte
delen). Sommige ouderen zullen dus problemen ondervinden bij het hanteren van zeer kleine
voorwerpen (bv: naald en draad).
o Temperatuurzin: Kleine temperatuurverschillen worden minder goed waargenomen.
o Pijnzin: Men kan niet zeggen dat de oudere minder pijn voelt of uit, pijnbeleving is immers
subjectief en pijntolerantie is daarenboven cultuurgebonden en verschilt van persoon tot
persoon. Door de multipathologie die bij het verouderen ontstaat, heeft de oudere vaak meer
kans op pijn en het klagen hierover.
2. DEMENTIE
= Medisch en socio-economisch probleem.
1% van de mensen boven de 65 jaar is dement, terwijl 50% van de 90-plussers dement is.
Wereldwijd komt dementie in ongeveer 20 miljoen mensen voor.
In België zouden al meer dan 100.000 mensen met dementie zijn en de incidentie zal de volgende jaren
nog sterk toenemen door de progressieve vergrijzing van de bevolking. Dit zal een aanzienlijke belasting
voor de financiering van de gezondheidszorg met zich meebrengen.
Naar schatting zouden neurodegeneratieve aandoeningen (en dan vooral dementie) de derde
doodsoorzaak worden in de westerse wereld (naast hart- en vaatziekten en tumoren).
Mogelijke oorzaken van dementie:
Degeneratief (60-70%): Ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie, Creutzfeldt Jakob…
Vasculair: Multi-infarct dementie (15%)
Tumoraal
Inflammatoir
Voeding bv. Vit. B12 deficiëntie
Infectieus bv. AIDS-dementie
Psychogene dementie (bij depressie)
Alzheimer
Verantwoordelijk voor ongeveer 2/3 vd dementies. Het is een aandoening van de oudere.
, Leeftijd is de voornaamste risicofactor. In 5% van de gevallen zou een erfelijke factor aan de basis liggen
(autosomaal dominant).
Wordt gekenmerkt door cognitief dysfunctioneren (op gebied van rekenen, lezen,..); daarnaast is er een
dysfunctioneren en verstoring van persoonlijkheid, karakter, eetgedrag…. Dit cognitief falen gaat samen
met een normaal bewustzijn!!
Symptomen/stadia
o Eerste stadium: Kan jaren duren, gaat om geheugenstoornissen (men vergeet namen,
afspraken,..). Later is er desoriëntatie in plaats (men weet niet meer waar men is). Daarnaast is
er vaak bemoeilijkt begrip vooral van het geschreven woord, gebrek aan initiatief en
belangstelling voor de omgeving. Een zeker ziekte-inzicht blijft meestal bewaard. (de patiënt
beseft het dus in ’t begin nog wel dat er iets mis is).
o In een later stadium ontstaan corticale uitvalsverschijnselen, vooral fatische stoornissen,
bemoeilijkte woordvinding, verarmd taalgebruik, herhaling van woorden of lettergrepen
(echolalie). Rekenen is niet meer mogelijk (acalculie), het gebruik van dagelijkse voorwerpen
raakt gestoord (apraxie) en de patiënt kan zichzelf niet meer kleden. Ook visuele agnosie (niet
meer kunnen herkennen van gezichten) staat soms op de voorgrond.
o In het laatste stadium ontstaat geleidelijk gehele persoonlijkheidsverval met decorumverlies,
soms vraatzucht en seksuele ontremming, vaker met apathie, zelfverwaarlozing en
incontinentie voor urine en faeces. De patiënt wordt bedlegerig, neigt tot flexiehouding met
contracturen. Er treedt eveneens progressieve vermagering op (ook bij geforceerde
calorietoevoer).
De ziekte verloopt progressief over 5-10 jaar. De patiënt vertoont een beeld van verdere aftakeling tot
tenslotte overlijden optreedt. Doodsoorzaak is vaak een infectieuze verwikkeling of de dementie zelf.
Diagnostiek: kliniek! MMS (MiniMental Schaal) en andere functionele schalen in de geheugenkliniek.
Behandeling: Een oorzakelijke behandeling is niet gekend. Er bestaat wel specifieke medicatie
(acetylcholinesterase-inhibitoren, zoals Reminyl, Aricept, Exelon, …) die een zekere (tijdelijke)
stabilisatie bij sommige patiënten kan bereiken. De terugbetaling van deze medicatie vereist het
voorschrift van een neuroloog of geriater. De voornaamste behandeling is echter supportief, waarin de
psychosociale begeleiding van de patiënt en zijn familie een grote rol speelt.
3. FREQUENT GEBRUIKTE MEDICATIE BIJ DEMENTIE
Middelen die specifiek tegen de dementie worden ingezet
cholinesterase-inhibitoren (bv. Aricept, Reminyl, Exelon,..)
o Deze producten kunnen bij sommige patiënten met een lichte tot matig ernstige vorm van
dementie hebben, een klein positief effect hebben en de achteruitgang afremmen. Er zijn echter
nog maar weinig studies die deze effecten hebben kunnen objectiveren. Terugbetaling van deze
cholinesterase-inhibitoren krijgt men enkel na uitgebreide testen bij de neuroloog of geriater.
Een klinische controle na 6 maanden met een verbetering van de symptomen van dementie of
een stilstand van de achteruitgang, is noodzakelijk voor een blijvende terugbetaling. Bij
verslechtering van de klachten na 6 maanden wordt het geneesmiddel gestopt.
o Bijwerkingen waardoor ze vaak vroegtijdig (door de familie) gestopt worden bv. diarree, braken,
zweten, convulsies, extrapyramidale symptomen (zeker als in combinatie met Haldol of
Risperdal toegediend wordt), bradycardie,…
Ginkgo Biloba (bv. Tanakan, Tavonin)
o Ter behandeling/preventie van dementie
o Plantaardig middel
o Verkrijgbaar in apotheek, kruidvat en andere natuurwinkels verkrijgbaar.
o Geen enkel bewijs dat dit middel werkzaam is tegen dementie. Er zijn wel enkele mogelijke
gevaarlijke bijwerkingen (zoals convulsies en bloedingsrisico).
Ebixa (memantine)
o Dit is een glutamaatreceptorantagonist.
o Geen bewijs vd doeltreffendheid van Ebixa tegen dementie.
o Mogelijke ernstige bijwerkingen zoals het optreden van hallucinaties, verwardheid, agitatie,
duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid en hartritmestoornissen.
Antidepressiva ® SSRI’s (bv: Serlain, Sipralexa)
o Deze zijn na enkele weken van inname effectief bij een depressie.