Samenvatting Klinische neuropsychologie - Cognitieve en Neuropsychologie (L.20999)
86 keer bekeken 4 keer verkocht
Vak
Cognitieve en Neuropsychologie (L.20999)
Instelling
Saxion Hogeschool (Saxion)
Samenvatting met afbeeldingen ter verduidelijking van het boek Klinische neuropsychologie voor het vak Cognitieve en Neuropsychologie. De samenvatting bevat alle hoofdstukken die je voor de toets moet kennen.
Cognitieve psychologie: Wetenschappelijke studie van mentale processen, het normaal functioneren
van de hersenen en het begrijpen van gedrag.
Materialistisch-mechanistisch: lichaam
Mentalistisch: geest vs lichaam
o Introductie neuropsychologie:
Neuropsychologie: (Dis)functioneren van het brein in relatie tot het gedrag, het afwijkend
functioneren van de hersenen, het verklaren van afwijkend gedrag en scientist practicioner.
Week 4.1:
Klinische neuropsychologie H3: Neuropsychologie in de praktijk
3.1 Inleiding
Een psycholoog in de zorg is een scientist practicioner, die klinische kennis en vaardigheden
combineert met een wetenschappelijke grondhouding. Beslissingen van de neuropsycholoog zijn
gebaseerd op bewijzen vanuit wetenschappelijk onderzoek enerzijds (evidence based medicine), en
klinische expertise en individuele behoeften van de patiënt anderzijds.
3.2 Werkveld
- Ziekenhuis: Kenmerkend aan werken in het ziekenhuis is dat de patiëntengroep een (vermoedelijke)
medische aandoening heeft waarbij er direct of indirect cognitieve stoornissen of klachten zijn
,ontstaan als gevolg van deze aandoening. Met behulp van een neuropsychologisch onderzoek brengt
de neuropsycholoog het cognitief, emotioneel en gedragsmatig functioneren in kaart en bepaald of
het profiel passend is bij de (vermoedelijke) aandoening of niet. Ook worden de gevolgen van
cognitieve stoornissen en impact op het dagelijks leven in kaart gebracht.
- Geestelijke gezondheidszorg (GGZ): De neuropsycholoog binnen een ggz-instelling hanteert een
neuro psychiatrisch model, waarbij de relatie tussen de hersenen, cognitie, emotie en gedrag
onderzocht wordt. → diagnostisch proces: wat is de oorzaak van cognitieve klachten? Komen deze
voort uit doorgemaakt hersenletsel of door eventuele pre morbide of actuele psychische
stoornissen? → Opstellen van een behandelplan.
- Revalidatie: De neuropsycholoog besteedt ook aandacht aan de manier waarop patiënten omgaan
met problemen (coping). Vraagstellingen voor neuropsychologisch onderzoek kunnen gericht zijn op
veilige terugkeer naar huis of indicatiestelling voor behandeling elders. Binnen de behandeling richt
de neuropsycholoog zich op het leren omgaan met de cognitieve stoornissen, en op angst-,
stemmings- of verwerkingsproblematiek → 1e stap= psycho educatie en daarna kan gedacht worden
aan cognitieve revalidatietechnieken of een specifieke therapeutische interventie, zoals cognitieve
gedragstherapie.
- Langdurige zorg: Gedragsobservaties kunnen inzicht geven in de onderliggende oorzaak van
probleemgedrag (bijv. bij ouderen). De neuropsycholoog kan met omgangsadviezen het behandeld
team ondersteunen in het omgaan met deze gedragsproblemen. In het handboek
ouderenpsychologie wordt een uitgebreid overzicht weergeven van andere vormen van therapie.
Directe behandeling, zoals cognitieve gedragstherapie is voor sommige patiënten te hoog gegrepen
door forse cognitieve stoornissen (ze begrijpen niet wat er van hen gevraagd wordt).
- Forensische zorg: Patiënten die strafbaar gedrag hebben laten zien + eventueel in combi met een
psychische stoornis of eerder verweven hersenletsel. Vraagstelling als verklarende diagnostiek: ‘is
het gedrag dat de patiënt laat zien te verklaren door cognitieve stoornissen? Vraagstelling als
ondersteuning van een behandelindicatie: ‘Interfereren de cognitieve stoornissen met de
voorgestelde behandeling?’.
3.3 Diagnostiek
- Het neuropsychologisch onderzoek: Een neuropsychologisch onderzoek bestaat uit een volledige,
hypothese toetsende diagnostische cyclus, die vergelijkbaar is met de empirische cyclus gebruikt bij
wetenschappelijk onderzoek. En bestaat uit:
1. Vraagstelling: Wat is het doel van het onderzoek
2. Dossieronderzoek: Gekeken naar medische en psychiatrische voorgeschiedenis en of er al
eerder neuropsychologisch onderzoek is afgenomen.
3. Formuleren van hypothesen + samenstelling van neuropsychologische tests en vragenlijsten
4. Amnesegesprek: Klachten die de patiënt ervaart, het beloop van de klachten en de mate
waarin de klachten hem beperken in het dagelijks leven. Ook wordt er een heteroamnese (in
afwezigheid van de patiënt) bij een naaste afgenomen.
5. Afname psychometrisch testonderzoek: Neuropsychologische tests worden gebruikt om op
gestructureerde wijze gedrag uit te lokken bij de patiënt. Ook observaties buiten het
testonderzoek dragen bij aan het totaalbeeld van de patiënt.
6. Conclusie en op basis van het neuropsychologisch onderzoek kan de neuropsycholoog
adviezen opstellen voor patiënt, naasten of het behandelteam.
Het is belangrijk een helder onderscheid te maken tussen gerapporteerde klachten en
geobjectiveerde stoornissen. Deze hoeven niet overeen te komen. Ook is er aandacht voor
psychosociale factoren en persoonlijkheidsfactoren. In het handboek neuropsychologische
diagnostiek wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende stappen binnen het diagnostisch proces.
,- Betrouwbaarheid, validiteit en stoorfactoren: Bij betrouwbaarheid is de test-
hertestbetrouwbaarheid van belang: in welke mate een test tot eenzelfde resultaat komt als hij op
verschillende momenten bij eenzelfde patiënt wordt afgenomen.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: verschillende onderzoekers komen tot eenzelfde oordeel
wanneer een test onder vergelijkbare omstandigheden wordt afgenomen.
Validiteit: Meet de test wat hij moet meten?
1. Face validity: De mate waarin een test op het 1e gezicht meet wat hij behoort te meten
2. Inhoudsvaliditeit: Is de test representatief voor het ontwerp dat men wil meten?
3. Begripsvaliditeit (constructvaliditeit): De mate waarin het resultaat van de test ook
daadwerkelijk een indicatie is van de cognitieve functie waar men een uitspraak over wil
doen
4. Criteriumvaliditeit: De mate waarin een test de prestatie van een patiënt kan voorspellen op
een extern criterium. → predictieve validiteit: Hoe goed voorspelt een test het
daadwerkelijke gedrag (ecologische validiteit = een bijzondere vorm van predictieve validiteit:
in welke mate voorspelt de test hoe een patiënt functioneert in zijn eigen omgeving en lijkt
op specifieke alledaagse taken). → Concurrente validiteit: De vergelijking tussen een
psychologische test en een ander instrument dat hetzelfde criterium beoogt.
COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland) van het NIP (Nederlands Instituut van
Psychologen) beoordeelt de kwaliteit van verschillende test en vragenlijsten.
Stoorfactor: Een element dat een testprestatie beïnvloedt, maar dat niet binnen de meetpretentie
van de test valt. Beperkte inzet of een vertekende klachtenrapportage van de patiënt kan leiden tot
onderpresteren of over rapportage.
- Normgegevens en bewoordingen: Gegevens worden vergeleken met de normgroep. Ook is het
mogelijk om het gehele profiel van testscores van een patiënt te vergelijken met een groep gezonde
controles (multivariate normative comparisons). Bij het beschrijven van testresultaten wordt
gebruikt gemaakt van: uitzonderlijk hoog, bovengemiddeld, hoog gemiddeld, gemiddeld, laag
gemiddeld, beneden gemiddeld en uitzonderlijk laag.
- Richtlijnen: Biedt handvaten bij het opstellen van een kernset tests en vragenlijsten. → rechten van
de patiënt:
1. Recht op inzage voordat rapportage wordt uitgebracht
2. Recht op correctie (bij feitelijke onjuistheden)
3. Recht op blokkering van rapportage aan de externe opdrachtgever
- Neuropsychologisch expertiseonderzoek: Meestal uitgevoerd in het kader van zorg, maar ook in het
kader van een vraag vanuit juridische context. Hierbij kan het gaan om letselschadezaken of vragen
over ontoerekeningsvatbaarheid.
- Crossculturele aspecten: Het is belangrijk om tijdens het diagnostiekproces rekening te houden met
culturele verschillen en gebruik te maken van testmateriaal dat geschikt is voor mensen met een
diverse culturele achtergrond, taal, mate van geletterdheid en een ander opleidingsniveau.
- Secundaire cognitieve klachten: Er zijn ook ziektebeelden waarbij er minder of slechts beperkte
aanwijzingen zijn voor directe hersenschade, maar patiënten wel cognitieve klachten ervaren. Samen
met de patiënt kan onderzocht worden hoe deze verstorende factoren kunnen worden weggenomen
of beïnvloed waardoor de cognitieve klachten mogelijk afnemen.
,3.4 Behandeling
Psycho-educatie is een belangrijk onderdeel van de neuropsychologische behandeling, patiënten
krijgen voorlichting over hun ziektebeeld en krijgen adviezen. Neuropsychologische behandeling richt
zich op het leren omgaan met cognitieve stoornissen.
3.5 Multidisciplinaire samenwerking
Neuropsychologen zijn veelal werkzaam in multidisciplinaire teams.
Week 4.2
Klinische neuropsychologie H9: Aandacht en executief functioneren
9.1 Inleiding
Executieve functies zijn mentale functies die nodig zijn voor het plannen, initiëren en reguleren van
doelgericht taakgedrag.
9.2 Aandacht
- Selectiviteit en intensiteit: Menselijke informatieverwerking betreft de processen waarmee interne
of externe informatie via de zintuigen wordt opgenomen, en vervolgens wordt gecodeerd en
vergeleken met informatie die al opgeslagen is in het geheugen → respons (reactie). Aandacht betreft
het selectieve proces dat zorgt voor doelmatigheid in de informatieverwerking door alleen relevante
informatie door te laten en vereist alertheid.
Selectieve aspecten van aandacht:
1. Gerichte aandacht heeft betrekking op het actief concentreren van de aandacht op 1 bron
van informatie.
2. Verdeelde aandacht vereist het actief bewaken van meerdere relevante informatiebronnen
of taken tegelijk.
Intensieve aspecten van aandacht:
1. Alertheid is de ontvankelijkheid van het centrale zenuwstelsel voor stimulatie en
schommelingen hierin:
➔ Fasische alertheid heeft betrekking op korte termijn schommelingen die bepaald of je wordt
opgeroepen door stimuli uit de omgeving (schrikreactie) of de eisen die een taak stelt
(opletten)
➔ Tonische alertheid betreft biologische schommelingen die zicht over langere perioden
afspelen en meer door het organisme bepaald worden dan door situatie.
Volgehouden aandacht: Selectieve + intensieve aspecten: Het actief richten of verdelen van de
aandacht over langere tijdsperiode, wat een bewuste modulatie van de biologische
alertheidstoestand vergt.
Time on task effect: Een intensieve taak volhouden, terwijl er sprake is van vermoeidheid →
verslechterde prestaties.
Vigilantie: Aandacht langdurig blijven richten in monotone taaksituaties.
, - Aandachtsmodellen:
Attention Networks- theorie (Corbetta & Shulman): 2 verschillende aandachtssystemen:
1. Bottom-up aandacht: Passief aandachtsproces dat geactiveerd wordt door externe prikkels
wat overeenkomt met fasische alertheid en verloopt automatisch.
2. Top-down aandachtscontrole: Actieve, zelf aangestuurde aandacht (attentional set).
Ze koppelen deze Top-down aandachtscontrole aan executieve functies, doordat het executieve
controle betreft die zorgt dat aandacht selectief gericht blijft voor het einddoel dat actief wordt
gehouden in het werkgeheugen.
Posner en Petersen: Onderscheiden 3 functionele aandachtsnetwerken, waarvan corticale en
subcorticale hersengebieden deel vanuit maken:
1. Vigilantie netwerk met als functie alertheid
2. Posterieure aandachtsnetwerk met als functie het richten van visuospatiele (ruimtelijke
visuele) aandacht in de buitenwereld
3. Anterieure aandachtsnetwerk voor het actief en selectief detecteren van info, vormt een
buffer tegen afleiding en zorgt voor flexibiliteit tijdens multitasking.
Mentale schematheorie (Norman en Shallice): In
routinematige situaties worden denken en handelen
aangestuurd door mentale schema’s. Het automatische
selectiemechanisme (contention scheduling, CS) selecteert
het sterkste schema op basis van de combi van de
frequentie waarmee het eerder geselecteerd werd en de
mate waarin dit recent heeft plaatsgevonden. Wanneer
een taak niet routine matig afgehandeld kan worden →
supervisory attentional control (SAS): onderdrukt de
routinematige selectie van schema’s (inhibitie) en switcht
naar een andere aanpak die executieve processen bevatten.
Multimodale werkgeheugenmodel (Baddeley en Hitch): Onderscheiden 3 werkgeheugen onderdelen
waarvan er 2 gericht zijn op het actief houden van info voor verdere verwerking: de phonolocial loop
& de visuospatial sketchpad. En worden gemonitord door een centraal mechanisme: central
executive (CE).
9.3 Executieve functies
Executieve functies maken intentioneel en adaptief gedrag mogelijk, het gaat om situaties die niet op
routine kunnen worden afgehandeld, en weinig/geen structuur kennen. Structuur = alles wat het
gedrag extern aanstuurt. Het woord zelf is een kernbegrip van de executieve functies: zelfgestuurd en
zelf structurerend gedrag dat voortkomt uit het individu.
Frontaalkwabsyndroom: Gekenmerkt door problemen met planning en regulering van gedag, later
werd gesproken van dysexecutieve syndroom.
Shielding-Shifting dilemma (Goschke en Bolte): Gestelde doel beschermen tegen afleiding (shielding)
+ doel flexibel aanpassen wanneer de situatie er om vraagt (shifting). Ze stellen dat de stabiliteit en
flexibiliteit beïnvloedbaar zijn door emoties en gevoelens.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tamaraderksen02. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.