Jongere, tiener, puber El/ la adolescente
Jeugd-, puberaal Adolescente
Tienerjaren, jeugd La adolescencia
Bejaarde, bejaard Anciano, -a
Volwassen, op leeftijd Mayor
Oud, verouderd Mayor
Meerderjarig zijn Ser mayor de edad
Derde leeftijd La tercera edad
Oud, voormalig, antiek Antiguo, -a
Baby, kindje Un bebé
Pasgeborene Un recién nacido, -a
Een kindje krijgen, bevallen Tener un bebé
Zijn/ haar verjaardag vieren Celebrar su cumpleaños
De verwijzing La referencia
Aan iets refereren, naar iets verwijzen Hacer referencia a algo
Vooroordeel Un prejuicio
(be)oordelen Juzgar
Toebehoren aan, behoren tot Pertenecer a
Bezittingen Las pertenencias
De beweging (fysica, groepering) El movimiento
(zich) verplaatsen Mover(se)
Recensie La reseña
Iets bespreken, verslag uitbrengen van iets Reseñar algo
Samenvoegen, groeperen Agrupar
Snelheid, vaart La velocidad
Snel, vlug Veloz
Onvolwassen, onrijp Inmaduro, -a
Volwassenheid, rijpheid, maturiteit La madurez
Volwassen worden, rijpen Madurar
Onbetwistbaar Innegable
Dat valt niet te ontkennen! ¡Eso no se puede negar!
Iets ontkennen Negar algo
Weigeren om iets te doen Negarse a hacer algo
De ontkenning, weigering La negación
Zich onderscheiden van Diferenciarse de
In tegenstelling tot A diferencia de
Verschil, onderscheid La diferencia
In elk geval En cualquier caso
Een of ander(e), om het even welk(e) Cualquiera
Verwachting La expectativo
Hoge verwachtingen hebben Tener (altas/grandes) expectativas
Aan (alle) verwachtingen voldoen Cumplir (todas) las expectativas
Dromen (over/van) Soñar (con)
Dagdromen Soñar despierto, -a
Een droom Un sueño
Moe zijn Tener sueño