VUB
Sociale Psychologie
1BA PSYCHOLOGIE
Joana Fernandes Sarabando
2023-2024
, 1. INTRODUCTIE TOT DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.1. WAT IS SOCIALE PSYCHOLOGIE?
Uit onderzoek blijkt dat als mensen geïsoleerd van de buitenwereld in de Zuidpool gezet worden; een
andere indeling van de hippocampus krijgen. Het deel dat instaat voor ruimtelijk vermogen zal inkrimpen,
terwijl dat als ze in groep zijn, het deel die instaat voor het sociaal vermogen toeneemt in grootte.
Dopen en initiaties zijn vandaag de dag nog zeer populair, omdat het afleggen van bepaalde opdrachten
om bij de groep te behoren, moeite vergt, waardoor de groep aantrekkelijker wordt (=cognitieve
dissonantie: mensen ondergaan dingen die ze niet als fijn ervaren, maar praten dit goed vanwege het doel
die ze daarmee willen bereiken). Ook groepsdruk, -cohesie en -belangen spelen een grote rol in de
populariteit van dopen en initiaties.
Sociale invloed: het effect dat woorden, acties en/of aanwezigheid van anderen heeft op gedachten,
gevoelens en attitudes. *Niet enkel uitgevoerd door mensen in onze directe omgeving kan ook door
journalisten, experts en critici.
Sociale psychologie: is de wetenschap die de sociale invloed bestudeerd, deze kan zowel in aan- of
afwezigheid van anderen.
Andere mensen kunnen ons beïnvloeden door directe pogingen/aansporingen, maar ook indirect door hun
aanwezigheid en transmissie van culturele waarden.
Sociale psychologie onderscheidt zich van … door …:
• Filosofie, omdat filosofie in, tegenstelling tot sociale psychologie, niet emprisich is
• Sociologie, omdat deze zich slechts focust op algemene instituten, instellingen en
maatschappelijke groepen en niet op individueel vlak.
• Persoonlijkheidspsychologie, omdat deze zich focust op het individu opzich en niet echt naar de
verhouding ten opzichte van zijn omgeving. En de focus ligt hier ook vooral op de verschillen
tussen/binnen de mensen en niet op de interactie.
• Andere sociale wetenschappen, omdat (sociale) psychologie gaat kijken naar de interne
gedachten/psyché van de mensen en wat hun drijft.
Sociale invloed uit zich ook in gedachten van mensen. Zo zijn mensen niet altijd op de hoogte van de
oorsprong van hun gedachten en gedrag. Ook denken mensen te simpel over oorzaak-gevolg, waardoor
het moeilijk is om juist en fout te onderscheiden.
FILOSOFISCHE VISIE S
• Descartes: werkelijkheid komt neutraal bij ons binnen en dan bepalen we zelf of die waar is of
niet.
• Spinoza: werkelijkheid komt altijd als “waar” binnen, pas achteraf denken we na over de
mogelijkheid op foutheid.
Uiteindelijk bleek Spinoza meer gelijk te hebben. Het woord WAARnemen vind zijn oorsprong uit
deze zelfde filosofie.
Bij onderzoek naar deze theorie door een experiment/proef af te leggen bij de mensen, er word hen
wijsgemaakt dat er een technische storing is, terwijl dit niet waar is. Ze kregen dan onbestaande
woorden en gaven dan rapper aan dat het een echt woord was, dit verschilde significant met de
1
, conditie waarop er geen storing was. Dit geeft evidentie voor Spinoza zijn theorie, want anders
zouden de resultaten van de 2 condities onverschillig zijn geweest.
1.2. DE SITUATIESTERKTE
Mensen zijn gevoelig voor de fundamentele attributiefout, de tendens om de rol van trekken te
overschatten en die van de omgeving te onderschatten als het neerkomt op het verklaren van mensen hun
gedrag. *Wel blijkt dat dit eerder iets westers is
Uit onderzoekt blijkt dat als het neerkomt op competitiviteit, omgeving de grootste rol speelt. Ongeacht of
mensen een coöperatieve of competitieve persoonlijkheid hadden. Ze gingen in een community game
ongeacht hun persoonlijkheid meer coöperatief gedrag vertonen dan in de Wall Street Game (een
competitief spel).
1.3. DE KRACHT VAN SOCIALE INVLOED
De subjectiviteit van de situatie speelt een grote en belangrijke rol. Zo kan er een onderscheid gemaakt
worden tussen 2 grote theorieën; de gestaltpsychologie en het behaviorisme.
GESTALT PSYCHOLOGIE
De gestalt psychologie focust zich op de subjectieve manier waarop mensen objecten waarnemen en
interpreteren, niet naar de objectieve, fysieke attributies van de objecten in de werkelijkheid. Mensen
kijken naar de gehele werkelijkheid, niet als een foto. “Het geheel is meer dan de som van de delen” →
de subjectiviteit van de interpretatie is dus essentieel
Vertrekpunt/centrale vragen; “Wat gebeurt er binnen in het brein?”, “Welke processen?”
Kurt Lewin was de eerste die gestaltswetten toepaste op sociaal gedrag.
Naïef realisme: de tendens om de eigen waarneming te beschouwen als de enige waarheid. Iemand die
enkel zijn eigen waarheid gelooft = narcist.
1.4. OORSPRONG CONSTRUCTEN: BASIS MENSELIJKE MOTIEVEN
Mensen bouwen hun eigen werkelijkheid op basis van 2 motieven. Het eerste motief is om zich goed te
voelen over zichzelf. Het tweede motief dient om zo accuraat mogelijk te zijn.
ASPECT VAN ZELFVERTROUWEN;
NOOD AAN GOED GEVOEL VAN “ZELF”
Mensen schatten zich beter in dan gemiddeld/werkelijkheid. Dit dient als buffer voor tegenslag en heeft
een evolutionaire oorsprong in sociale reputatie, leidt namelijk tot meer vertrouwen bij de groep. Er is
ook een wederzijdse functionaliteit van het zelfbeeld. Het zelfbeeld over uzelf bepaalt hoe anderen u
behandelen en naar u kijken, maar hoe anderen tegenover u staan beïnvloedt op zijn beurt ook uw
zelfbeeld.
Een positieve sociale reputatie is nodig voor coöperatie met soortgenoten. Als je jezelf representeert als
“goed in iets”, dan kan je op basis hiervan connecties leggen. Dit heeft ook grote gevolgen voor de
breingrootte. Aangezien dat onze soort meer samenwerkt met anderen, is ons brein veel beter
geëvolueerd en daardoor ook groter (dan andere soorten). *Er is een correlatie tussen de proportionele
breingrootte ten opzichte van de lichaamslengte en de samenwerking met anderen.
2
, Kan leiden tot:
- Vervormd beeld van de realiteit; om zich niet dom voelen gaan mensen hun beslissingen
verantwoorden door hun negatieve ervaring enkel langs de mogelijke positieve kanten benoemen
DE SOCIAAL COGNITIEVE BENADERING;
NOOD AAN ACCURAATHEID
Sociale cognitie: is hoe mensen denken over zichzelf en hun sociale wereld/omgeving.
Accuraatheid in de vaardigheid om te zien wat er op u afkomt. Je moet goed zijn in het accuraat
onderscheiden van een muis en een leeuw. Onderscheiden van een rat of leeuw die op u afkomt →
survival of the fittest → eigenschap “accuraatheid”. Deze eigenschap komt op meerdere vlakken voor; dit
kan in leven-of-dood-situaties voorkomen, maar ook in het vinden van een partner.
Kan leiden tot:
- Foutief denken = Problemen bij tekort aan informatie; soms zijn we niet of slechts gedeeltelijk
geïnformeerd, waardoor we foute conclusies trekken.
o Dit kan op zijn beurt leiden tot self fulfilling prophecy; je beschouwt iemand FOUTIEF
als onaardig → je attitude tegenover die persoon gaat minder vriendelijk zijn → die
persoon ervaart JOU als onaangenaam → persoon doet onaardig terug → jouw initieel
foutieve opvatting over die persoon wordt bevestigd
1.5. SOCIALE PSYCHOLOGIE EN SOCIALE PROBLEMEN
Sociale psychologen zijn vaak gedreven door; nieuwsgierigheid voor de studie van sociaal gedrag en door
de wens naar het oplossen van sociale problemen.
*Mensen met autisme ervaren meer problemen met sociale interacties, sociaal gedrag en met repititieve
gedragingen. Dit komt door een disfunctie in de kleine hersenen
SOCIALE PROBLEMEN: BYSTANDER EFFECT
• Kitty Genovese: Bystander effect (30m aangevallen in openbaar, niemand greep in)
• Bibb Latané & John Darley; hypothese: “Een persoon is minder geneigd om te helpen indien er
omstanders zijn”.
ROL VAN SOCIALE SITUATIE: GEHOORZAAMHEID
Stanley Milgram: “Als mensen beveeld worden door legitieme autoriteit, dan gaan ze meestal
gehoorzamen” = vertrek vanuit maatschappelijk fenomeen “blinde gehoorzaamheid aan boosaardige
autoriteit, zoals in holocaust”
- Experiment waarin schokken toegediend aan onschuldige deelnemers om het standpunt te
achterhalen van de Duitsers in WO II
o Leerling (pseudodeelnemer) kreeg schokken toegediend (nep), die bediend werden door
de leraar (deelnemer).
o De schokintensiteit werd door de proefleider beveeld, maar door de leerling toegediend
o Zien tot welke intensiteit de leerling/deelnemer zou gaan
o Tijdens het toedienen van de schokken waren er 3 soorten nabijheid mogelijk
▪ Negatieve correlatie tussen nabijheid en intensiteit van de toegediende schokken
▪ Schokken max 20-21
3