Sexueel overdraagbaar viraal
Ziekte virus HIV Genitale herpes Genitale wratten
Pathogeen twee genotypen: type 1 (hiv-1) en type 2 (hiv- herpes simplex 2 Human papillomavirus
2); meestal type 1
Symptomen Kent 4 stadia: 1) seroconversie 2) clinical pijnlijke zweren op geslachtsdelen, pijn bij urineren. Op wratten op geslachtsdelen. Naar buiten groeiende, scherp
latency = symptoomvrij maar langzaam plaats van primaire infectie ontstaat een blaasje dat na een begrensde verhevenheden die een verruceus
verlies T cellen 3) vroege symptomen: koorts, ulceratief stadium indroogt met kortsvorming. Na primaire (bloemkoolachtig) oppervlak hebben.Soms zijn er
hoofdpijn, huiduitslag, gewichtsverlies 4) infectie nestelt het virus zich in dorsale ganglion dat naast het klachten zoals jeuk, pijn of een brandend gevoel, soms
Acquired immunodeficiency syndroom = ruggemerg is gelegen. Tijdens primaire infectie worden vaginale afscheiding of afscheiding uit de urethra. De
AIDS: door verlaagde immuniteit gevoelig humorale en cellulaire afweer opgebouwt maar dit voorkomt wratten zijn multifocaal en komen meestal met tussen de
voor infecties. reactivatie niet omdat het virus zich verspreidt via 5 en 15 laesies tegelijk voor
zenuwcellen die slecht toegankelijk zijn voor het
immuunsysteem. Bij reactivatie repliceert het virus en komt
dan weer via het axon bij de huid of slijmvliezen terecht. In
de regio waar de primaire infectie optrad zijn wan weer
blaasjes of erosies zichtbaar maar symptomen zijn minder
ernstig. Uitlokkende factoren voor reactivatie = vermoeidheid
maar ook koorts, hormonale veranderingen enz.
virulentiefactoren gp120 (belangrijk voor te binden aan CD4+) , celfusie eiwitten, complementbinding eiwit, latency. E6, E7 proteine. Na integratie van HPV-DNA in het
Rev, Nev, en Tat eiwitten. Zodra HIV in de glycoproteïnen op het oppervlak van het omhulde virus gastheergenoom is de overexpressie van twee virale
bloedbaan terechtkomt, infecteert het CD4+ T- binden zich aan hun transmembraanreceptoren op het genen, E6 en E7, de meest virulente oorzaak van
cellen en macrofagen. Wanneer geïnfecteerde celoppervlak. De envelop die het virusdeeltje bedekt, baarmoederhalskanker. De E6 voorkwam de activiteit
en niet-geïnfecteerde T-cellen contact maken, versmelt vervolgens met het celmembraan, waardoor een van tumorsuppressor p53, terwijl de E7 pRb remde, die
staan HIV-virionen en mitochondria (om porie ontstaat waardoor de inhoud van de virale envelop de de celdeling controleert door de activiteit van
energie te leveren) op één lijn op het gastheercel binnenkomt. Nadat de virale capside het cellulaire transcriptiefactoren te blokkeren.
contactvlak waar de overdracht plaatsvindt. cytoplasma is binnengegaan, begint het het virale eiwit ICP27 HPV-type 6 en HPV-type 11 zijn de belangrijkste
Virale replicatie begint de CD4+ T-cellen te tot expressie te brengen. ICP27 is een regulerend eiwit dat boosdoeners van anale genitale wratten. Deze virussen
doden, die geleidelijk in aantal afnemen.Door verstoring van de eiwitsynthese van de gastheer veroorzaakt infecteren het oppervlakkige weefsel van de huid en
mutatie en recombinatie heeft het virus een en het gebruikt voor virale replicatie. ICP27 bindt zich met slijmvliezen. Het virale DNA is te vinden in de onderste
groot aanpassingsvermogen aan zijn een cellulair enzym Serine-Arginine Protein Kinase 1, laag van het geïnfecteerde weefsel. De virale eiwitten en
omgeving en krijgt het immuunsysteem er SRPK1. De vorming van dit complex zorgt ervoor dat de de virussen zelf worden voornamelijk aangetroffen in de
geen vat op. Gevolg is immuundeficientie en SRPK1-verschuiving van het cytoplasma naar de kern buitenste lagen van het weefsel. Als reactie op de infectie
pt overlijdt aan secundaire ziektes. plaatsvindt, en het virale genoom wordt naar de celkern groeit het geïnfecteerde weefsel abnormaal, en de cellen
getransporteerd. Eenmaal vastgemaakt aan de kern bij een in dit weefsel vertonen specifieke kenmerken, zoals
nucleaire ingangsporie, werpt de capside zijn DNA-inhoud vergrote celkernen en heldere zones rond de celkern.
uit via het capsideportaal. Elke icosahedrale capside bevat Deze kenmerkende cellen worden koilocyten genoemd.
een enkel portaal, gelegen in één hoekpunt. Het DNA verlaat
de capside in een enkel lineair segment. Het ontwijkt het
immuunsysteem door interferentie met de presentatie van een
antigeen op het celoppervlak
Verspreiding reservoir is de mens. via seksueel contact of seksueel contact en contact met de letsels, overdracht naar De mens is alleen bevattelijk voor de humane soort.
contact met sperma, vaginale uitscheiding of baby tijdens bevalling. Seksuele activiteit. Besmetting kan ook via vingers en
bloed. Foetus wordt via placenta besmet. zelfs handdoeken van patiënten. Tijdens de baring kan
Lange incubatieperiode: meestal 2 tot 6 het kind besmet worden. De incubatieperiode duurt 1 tot
weken na infectie zijn hivantistoffen 8 maanden, meestal 3 maanden. Zeer besmettelijk vooral
detecteerbaar bij seksueel contact. Bij kamertemp en droge
omstandigheden is het virus snel geïnactiveerd.
Behandeling en Azidothymidine (AZT), protease inhibitors, axyclovir die de replicatie van het virus onderdrukt.Dit heeft Opsporen andere SOA's en seksuele partner informeren.
preventie zidovudine, condoomgebruik. Seksuele geen effect op het latent aanwezig virus dus reactivati kan Condoom is geen volledige bescherming. Vaccin
partners opsporen. In bloed via nog optreden. Iododeoxyuridine. Diagnose vaak op basis van (aanbevolen aan jonge meisjes tussen 12 en 14 jaar). Elk
nucleïnezuurkwantificatietesten virale lading symptomen bij primaire infecties en behandeling starten. ook contact van mond en vingers met letsels vermijden.
opvolgen. Bij lage virale lading niet bij recidieven zo snel mogelijk antivirale middelen geven. Condoom gebruiken bij penetratie, en elk contact met
besmettelijk. Ook opvolgen aantal CD4+ Opsporen andere SOA's. Geen antibiotica bij virale infecties. letsels vermijden. Geen antibiotica bij virale infecties.In
lymfocyten: indien <200/mm3 risico op Nog geen erkend vaccin. Voorlichting en persoonlijke het algemeen geneest een HPV-infectie zonder
infecties. Nog geen vaccin. zorgpersoneel hygiëne. Contact met laesies of geïnfecteerd behandeling. Na infectie is er een beperkte
gebruik van handschoenen bij contact met (lichaams)materiaal dient vermeden te worden. Het gebruik antilichaamvorming die serologisch aantoonbaar is, maar
lichaamsvochten. antiretrovirale medicatie van condooms kan de transmissiekans van HSV verlagen, de rol hiervan in een mogelijke immuniteit is onduidelijk.
zorgt dat HIV stabiel blijft. Het is niet te maar niet geheel voorkomen. Het beschermt niet tegen een recidief. De wratten kan
genezen omdat HIV genoom integreert in een men ook verzorgen met een crème en zo nodig worden
geinfecteerde cel. Opsporen andere SOA's. ze verwijderd of met een laser behandeld. Behandelde
Geen antibiotica bij virale infecties. wratten kunnen terugkomen.
Gram, Aeroob, snel muterend retrovirus; het virale dubbelstrengig DNA. kleine DNA-virussen van circa 55-60 nanometer met
ANaeoob of enkelstrengs RNA wordt via het virale enzym daarin een dubbelstrengs, circulair DNA-genoom van
Facultatief reverse transcriptase (RT) omgezet in circa 8000 baseparen
dubbelstrengs viraal DNA dat vervolgens
wordt ingebouwd in het genoom van de
gastheerceL
Morfologische Binnen type 1 meerdere subgroepen met relatief groot, dubbelstrengig, lineair DNA-genoom Meer dan 100 verschillende HPV typen. Er wordt
eigenschappen verschillende genetische kenmerken. ingekapseld in een icosahedrale eiwitkooi (= capside), die is onderscheid gemaakt tussen beninge en oncogene typen.
Daarnaast ook virusrecombinanten die gewikkeld in een lipidedubbellaag (= envelop). Het omhulsel
bestaan uit fragmenten van verschillende is door middel van een tegument met de capside verbonden.
subtypen. Assymetrische kegel capside. Dit complete deeltje staat bekend als het virion. HSV-2 bevat
Envelop. en minste 74 genen in hun genomen. Deze genen coderen
voor een verscheidenheid aan eiwitten die betrokken zijn bij
de vorming van het capside, het tegument en de envelop van
het virus, en bij het controleren van de replicatie en
infectiviteit van het virus.
Voedingsbodem
Biochemische ELISA is zeer specifiek en sensitief. Indien PCR/NAAT van materiaal van de blaasbodem. Viruskweek diagnose vooral op basis van symptomen. Azijnzuurtest:
Analysetechniek positief immunoblot om differentiatie HIV1 is minder sensitief. Bepalen van Hsv typespecifieke antigenen kleurt grijs/wit bij aanstipen van geinfecteerd weefsel
en HIV2 en antigenen te bevestigen. kan interessant zijn om uit te maken of het gaat over een met 5% azijnzuur. Histopathologisch (weefselstaal)
Sneltesten stellen een probleem in primaire infectie of recidief want bij primaire infectie zijn er onderzoek om kanker uit te sluiten.
seroconversiefase: dan is de test minder nog geen specifieke antistoffen aantoonbaar.
sensitief dus niet betrouwbaar. Hiv-RNA is
gemiddeld 9 tot 11 dagen na de infectie in het
bloed detecteerbaar door
nucleïnezuuramplificatietesten (PCR). Ook
goede sensitiviteit en specifiteit maar
sommige hiv-1 of hiv-2 geïnfecteerde
patiënten hebben geen aantoonbaar hiv-RNA
in plasma/serum waardoor infecties met hiv
gemist kunnen worden. PCR is duurder,
arbeidsintensief en tijd tot diagnose zal niet
zoveel winst opleveren.