FUNDAMENTALS: EERSTE SEMESTER
FUNDAMENTALS 1: STRATEGISCHE COMMUNICATIE
24/09/2018
Deel 1: Wat is communicatie?
1. De basis van de communicatie
o Communicatie: het klassieke model
Communicatie is een proces dat begint bij een zender. De zender wil iets
overdragen. Hij heeft een boodschap die hij via een medium stuurt naar een
ontvanger.
encoderen decoderen
Zender boodschap/medium
ontvanger
Feedback
Encoderen = zender brengt idee/gedachten in woorden.
Decoderen = ontvanger geeft interpretatie aan die woorden.
Feedback = reactie die de zender verwacht en krijgt van de ontvanger.
Terugkoppeling = als de zender dan weer op die feedback reageert.
Af en toe treedt er tussen ontvanger en zender RUIS op = factoren die het
communicatieproces verstoren bv: als iets misloopt, verkeerd interpreteren,
niet aan het opletten,...
- Interne ruis = als de communicatie wordt verstoord door factoren binnen
het directe communicatieproces.
- Externe ruis = veroorzaakt door factoren buiten het communicatieproces.
Voorbeeld: Reclame voor Tuttimus van Proximus
Proximus = zender
Klant = ontvanger
Medium = website
Het is geen goed idee om dit op de website te plaatsen. Reclame is
bedoeld voor de niet-klanten. Enkel klanten bekijken de website.
Wie abonnement wil, tikt in Google: (goedkoop) tv-abonnement
Ook e-mails worden enkel naar klanten gestuurd
o Beperking/kritiek van klassieke model
(1)De ontvanger is nooit passief = in het zender-boodschap-medium-
ontvangermodel heeft de ontvanger een vrij passieve rol. Dat klopt niet met de
praktijk want een ontvanger komt altijd tot een persoonlijke selectie en
verwerking en dus ook tot een eigen interpretatie en betekenis van de
boodschap.
,(2) Macht verschuift naar de ontvanger = vroeger lag de macht aan de kant van
de zender, zo was het media-aanbod beperkt en waren er maar een paar tv-
zenders. Nu ligt de macht meer bij de ontvangers die zelf bepalen waar ze naar
kijken. De ontvanger heeft de keuze uit veel media. Is de boodschap niet
interessant, dan zapt de ontvanger meteen weg.
o Zender moet inspelen op interesses van de ontvanger/aanpassen aan de
doelgroep
o Men moet juiste medium gebruiken om boodschap over te brengen
Soorten communicatie
- Verbaal = schriftelijk en mondeling communiceren. Bij verbale
communicatie gebruikt de zender geschreven en gesproken taal
- Non-verbaal = alle niet-talige vormen van communicatie. Non- verbale
communicatie is doorslaggevend bij het vormen van een eerste indruk. Je
blik, stem, geur, gebaren. Alles telt. Non-verbale communicatie zoals
lichaamstaal is niet altijd bewust. Als iemand bijvoorbeeld veel met zijn
ogen knippert, communiceert hij meestal verwarring: dit is dan non-
intentionele communicatie.
--------------
Net verhuisd, op zoek naar openingsuren recyclagepark Ivago
Dit is een voorbeeld van slechte communicatie. Het duurt te lang tegen dat
je nodige informatie vindt.
Probleem: REDUNDANTIE = te veel info die je als gebruiker eigenlijk niet
nodig hebt. De info bevat geen nieuws voor de ontvanger.
Hoe kan Ivago dit oplossen? Wat als Ivago geen overheidsbedrijf
o Contactgegevens geven was?
o Beter snelkoppelingen o Dan zou je een andere
o Gebruikmaken van Cookies gekozen hebben
o Per stad/per regio werken
Vb. Slogans: als vje een flesje op de grond smijt, ben je een aap
Dit is een voorbeeld van slechte communicatie
--------------
o Hoe komen aanbiedingen, informatie, beelden, producten, stories,
reclameboodschappen bij jullie terecht? Via allerlei media.
Media = middel voor zender om ontvanger te bereiken
We kennen: Massamedia, interpersoonlijke media, sociale media
Massamedia/communicatie = hierbij wordt niemand uitgesloten van het
ontvangen van een boodschap. Het is openbare en voor iedereen toegankelijke
communicatie die meestal wordt verspreid door media als radio, tv en kranten.
Het kan snel veel mensen bereiken, maar de kracht van massamedia neemt af.
Vroeger keek iedereen naar dezelfde zender. Nu is dat niet meer zo.
,Interpersoonlijke media/communicatie = een beperkt aantal mensen bevindt zich
in elkaars nabijheid. Het is communicatie tussen personen waarbij een directe
wisselwerking plaatsvindt. Bv. We vertrouwen op een vriend of familielid als hij
ons info geeft. We gaan deze sneller aannemen.
o Machtige massamedia vroeger was hij machtiger dan nu
o Theorieën?
1. Stimulusresponstheorie/injectienaaldtheorie (dit was vroeger)
= iemand steekt zogezegd naald in jou en spuit info in je: vroeger dachten
mensen dat het eenvoudig was om de grote massa te beïnvloeden en te sturen.
Het idee was dat ontvangers klakkeloos accepteren wat de zender hen
voorschotelt. Het publiek speelt in het communicatieproces een passieve rol. De
boodschap indringend overbrengen ,was volgens deze theorie dus het enige wat
de zender moest doen.
(Publiek was toen passief, macht lag bij massamedia)
Nu gebeurt dit niet meer veel, publiek is niet meer passief/kritiekloos. Toch
is dit wel het geval bij IS. Hier is sprake van fake news. Zie voorbeeld van
de Engelse journalist die IS moet goedpraten in video’s.
2. Two step flow-theorie
= macht ligt bij influencers/opinieleiders: het stelt dat mensen zich meer laten
sturen door elkaar dan door de media. Eerst wordt een beperkt aantal
opinieleiders beïnvloed die vervolgens intermediair zijn tussen de ‘zender’ en een
grotere doelgroep.
o Vb. In reclames: ze gebruiken bekende personen
o Vb. Gust in Gent: ze vroegen aan mensen om foto te trekken van eten en
op instagram te plaatsen, zo kreeg je iets gratis
o Vb. Cocotine: nodigde bloggers uit om eens te komen eten en foto’s op
instagram te plaatsen
3. Uses and grafifications theory
= macht/actieve rol ligt bij de ontvanger. De theorie stelt dat je zelf keuzes
maakt over welke media je gebruikt, wanneer je die gebruikt en welke
boodschappen je wilt ontvangen. Centrale vraag is niet: wat doen de media met
mensen, maar: wat doen de mensen met de media?
!!!Recente verschuiving: van massa-aanpak naar individuele aanpak.
VROEGER: BROADCASTING (=beperkt aantal zenders probeert een grote
doelgroep te bereiken)
NU: NARROWCASTING (=op maat van ons bv. Netflix doet dit)
4. Agendasetting
= macht bij media die nieuws in beeld brengen, publiek geeft mening.
Massamedia kiezen dus de topics en ze bepalen waarover we denken en praten.
(ze bepalen niet wat we denken)
o Vb. Debat over bourkini’s, hoofddoeken
o Vb. Rodeneuzendag
, Belangrijke termen:
Framing Massamedia kadert iets in. Zij bepalen
hoe wij iets zien.
o Vb. Hoe kijken wij naar
vluchtelingen? Er zijn hierbij
twee frames: ofwel bestempelen
we ze als illegalen, ofwel als
slachtoffers.
o Vb. Wij framen op instagram, we
tonen een mooier beeld.
o Vb. Donald Trump: boze stem of
held van Amerika?
Labelling Techniek waarbij media een naam
geven aan iets (dat positief of negatief
effect uitlokt)
o Vb. Turteltaks: wordt negatief
voorgesteld door de media en
wij laten ons hierdoor leiden
Mensen registreren maar een deel van
Selectieve perceptie alle informatie uit hun omgeving. Ze
nemen vooral wat overeenkomt met
hun eigen gevoelens en overtuigingen.
Selectieve retentie Niet alle informatie die een individu
waarneemt en opslaat in het
geheugen is op een later tijdstip voor
verwerking beschikbaar. Blijkbaar
wordt datgene wat een individu zich
kan of wenst te herinneren bewust of
onbewust gefilterd en opgeslagen.
5. Netwerkmodellen
= Netwerk van mensen waarin de leden met elkaar communiceren en elkaar
beïnvloeden
o Vb. Peerby (waarbij je dingen kan lenen van de buren)
o Vb. Fitbit: je kunt hier recepten van downloaden
-----------
3. Soorten media en communicatieinstrumenten
3 soorten media:
- Owned media (bezit) = Organisatie heeft de media volledig in eigen
beheer. Doelgroep is hierbij vooral klanten die de kanalen va het bedrijf
kennen. Bij owned media hangt de betrokkenheid van de doelgroep sterk
af van de mate waarin je slaagt aantrekkelijke content te plaatsen. De
kosten bij owned media zitten voornamelijk in tijd die nodig is voor het
creëren van relevante, creatieve content.
Vb: Ben & Jerry’s heeft een instagramaccount, facebookpagina, website, affiches,
winkel,... als owned media.