Parasitologie
Arthropoda(geleedpotigen)
->cuticulair exoskelet: organismen die een exoskelet hebben= buitenzijde van het lichaam
vormt het skelet
->ecdysozoa->vervellen is noodzakelijk
->gelede poten met gewrichten waardoor ze aan mekaar hangen
->gesegmenteerd(kop, thorax, abdomen)
->meestal gescheiden geslachten
->open bloedvaten systeem: nutriënten en zuurstof gaan rondpompen in het lichaam
->respiratie via lichaamsoppervlak, kieuwen, trachea, boeklongen(inwendig buizenstelsel om
zuurstof rond te sturen)
->verschillende klassen: myriapoda( 1000 tot miljoen poten), chelicerata(degen, krabben,…),
crustacea(kreeftachtigen), hexapoda(insecten)
->veruit de meeste succesvolle dieren op de aarde qua evolutie ->het aandeel van
I
arthropoden is 80% en daarvan zeer groot deel insecten, de gewervelden(zoogdieren) zijn in
veel mindere mate aanwezig
<miljoenen jaren voor ons ontstaan
<reden van succes:
1. Cuticulair exoskelet: overgaan van waterige omgeving nr terrisitrische omgeving->
exoskelet nodig ter bescherming en mogelijkheid tot houden van water in lichaam
2. Segmentatie en gesegmenteerd aanhangsels: extreem beweegbaar->wegvluchten van
predatoren, metabolisme moet wel sterk omhoog indien verhoogde beweging: nutriënten
en zuurstof nodig
3. Trachea: zuurstof opname
4. Sterk ontwikkelde sensorische organen: vb facet ogen om omgeving af te scannen nr
voedsel+ wegvluchten
5. Vliegvermogen: nog sneller andere niches in omgeving opnemen voor ofwel nieuwe
populatie op te starten zodat minder competitie tss populatie+ wegvluchten van predatie
6. Metamorfose: tss vervellingsstappen->gn competitie want leven in verschillende niche vb
bij rups en vlinder
7. (Gedragspatronen:sociaal,aanpassing)
,7. Gedragspatronen: sociaal nr vorming van kolonies(termieten en bijen maken kolonies voor
betere samenwerking)= betere evolutie en aanpassing
Chelicerata
->degenkrab(weinig nog aanwezig), spin, schorpioenen, zeespin, mijten, teken
->lichaam bestaat uit 2 tagmata (kop en cephalothorax, abdomen en thorax samen), met 6
paar aanhangsels(1 paar chelicerata, 1 paar pedipalpen, 4 paar poten)
<chelicera en pedipalpen kan men vergelijken met mond die voedingsstoffen opneemt
Sub-klasse acaridia: teken en mijten
->Cephalothorax en abdomen vormen één stuk : 1 tagmata/lichaamsdeel
->1 paar mobiele cheliceren, 1 paar pedipalpen, 4 paar poten (3 paar bij de larven)
->De monddelen zijn aanwezig op het capitulum/gnathosoma
->monddelen:
<chelicerae: bij guur B scherp, bij C bijna afwezig: afh van voedingsbron aanpassing van
chelicerae en peripalpen
->poten: 1ste segment: coax, 2de segment: trochanter, 3de femur, 4de patella, 5de tibia, 6de
Tarsus, 7de caruncie en klauw
->spirakels: zijdelings, ventraal-> opening nr de trachea
->tergum: rugplaat, sternum: buikplaat
fi
, ->trachea: start met brede buizen die starten vanaf de spirakels(insect: meerdere spirakels,
mijt: 2 aan ventrale zijde)->trachea vertakt zich tot dieper in het lichaam, lucht kan in deze
buizen gaan en zo verder tot in dieper gelegen delen van lichaam gaan en daar zuurstof
afgeven
<veel arthropoden hebben dit en gaan actief zuurstof in en uit het lichaam brengen
<sommige soorten; kleppen die open en dicht gaan bij in het water gaan of vermijding van
uitdroging
Klassi catie is opgedeeld op basis van de aanwezigheid van spirakels en plaats
Orde Metastigmata/ixodida(teken): medisch zeer belangrijk -> want:
1. Mechanisch en irritatieve werking: huid kapot maken
2. spoliatieve werking(opname van grote hoeveelheden bloed )
3. Toxische werking (tickparalysis–sweating sickness)
4. Overdracht ziekten!!!!!= opname van bloed en zo doorgave nr ander
fi