Samenvatting staatsrecht 1e jaar UHasselt. Prof. Jan Theunis. Geslaagd eerste zittijd.
Samenvatting is gebasseed op de studentencursus en lesnotities uit de lessen van professor Theunis. Dit jaar was er geen gastcollege.
HOORCOLLEGE I: BASISPRINCIPES VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT
I.1. Federalisme
Structuur van de staat is vastgelegd in de grondwet en wordt verder uitgewerkt door
bijzondere meerderheidswetten = deconstitutionalisering (bemoeilijkt
grondwetswijzigingen)
Art 1GW: België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en gewesten
- Voor België een federale staat was, was het een eenheidsstaat
I.1.1. EENHEIDSSTAAT
- Ideale situatie: gezag centraal georganiseerd
- Deconcentratie: wijst organen toe om bepaalde rechtshandelingen te stellen
o Geen eigen rechtspersoonlijkheid
o Onder toezicht van centrale overheid
Kan bevelen geven, beslissingen wijzigen, zich in hun plaats stellen
o <-> decentralisatie: macht niet evenredig verdeelt over aantal gelijkwaardige
rechtspersonen
- Decentralisatie: beslissingsbevoegdheid verspreiden over meerdere personen en groepen
o Territoriale: bv gemeentes, provincies
o Functionele: onderdeel van de overheid wordt aan een instelling toegewezen
bv RVA
Eigen rechtspersoonlijkheid
Administratief toezicht (<-> deconcentratie): soort van vernietigingstoezicht
die invloed heeft op wettigheid en opportuniteit (<-> rechterlijke macht:
toets enkel wettigheid)
I.1.2. FEDERALE STAAT
- Centripetaal/ agregatief: bevoegdheden overdragen van deelstaten naar federale staat
(meeste gevallen)
- Centrifugaal/ segregatief: bevoegdheden overdragen van federale staat naar deelstaten
(België)
- 3 kenmerken federale staat (wetten van federalisme
o Autonomie van deelstaten
o Participatie
o Coöperatie
1
,Autonomie van deelstaten:
- Afzonderlijke rechtsordering
- Eigen bevoegdheden
o Residuaire bevoegdheden:
Federale bevoegdheden die niet overgedragen zijn naar deelstaten bij de
staatshervormingen
o Concurrerende bevoegdheden:
2 overheden bevoegd maken voor een bevoegdheidsdomein, federale normen gaan
voor op deelstatelijke normen, maar alleen voor concurrerende bevoegdheden
Integraal concurrerende:
domein waarvoor de 3 overheidsorganen bevoegd zijn, belastingen in
theorie, maar zodra de federale overheid zijn bevoegdheid uitoefent kunnen
de deelstaten dat niet doen
bv deelstaten kunnen niet belasten op inkomsten -> al gedaan door de
federale overheid
Beperkt concurrerende:
Situatie waarin 1 overheid basisregels bepaalt en een andere overheid dat
mag uitwerken/concretiseren
bv. Tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten
- Grondwettigheidstoetsing: wetten en decreten gelijk aan elkaar -> scheidsrechter nodig: wie
treedt buiten bevoegdheid? -> grondwettelijk hof
o Centraal: enkel rechter van grondwettelijk hof kan deze rol opnemen (België)
o Diffuus: elke rechter kan deze rol opnemen
bv VS: kan beroep op uitspraak aangetekend worden -> uiteindelijke verdict is
centraal)
- Financiering: deelstaten hebben elk hun eigen financiering en dus ook bestedingsautonomie
De participatie van de deelstaten: hebben ook gezag over de staatsstructuur
- Tweekamerstelsel:
o Senaat vertegenwoordigt deelstaten (leden van deelstaatparlementen)
o Inspraak bij bicamerale aangelegenheden
Coöperatie
- Toenemende samenwerking
- In praktijk kunnen bevoegdheden niet strikt van elkaar gescheiden worden
bv klimaatbeleid
I.1.3. CONFEDERATIE
- Zelf geen staat, maar een samenwerking tussen meerdere soevereine en onafhankelijke
staten
- Overeenkomsten over bepaalde aangelegenheden via verdragen
2
,I.2. Parlementaire monarchie
Parlementaire monarchie
- Koning = erfelijk
o Onverantwoordelijk: moet altijd door een minister worden bijgestaan
o Bij geschreven akten: met medeondertekening van …
- Samenwerking der machten
o Regering moet verantwoording afleggen ten aanzien van het parlement
o Regering moet steunen op parlementaire meerderheid
Presidentieel stelsel
- President = verkozen
o President stelt een regering samen
- Strikte scheiding der machten
o Regering legt enkel en alleen verantwoording af bij de president, niet bij het
parlement
I.3. Nationale soevereiniteit
Montesquieu: scheiding der machten
- Machten verspreiden voor evenwicht, vermijden van concentratie (dictatuur)
Rousseau: volkssoevereiniteit
- Volk verkiest het parlement
Sieyès: nationale soevereiniteit -> abstract
art 33 GW
- Hoogste gezag in de staat is de natie
- Burgers uit het verleden, heden en nu via vertegenwoordigers (zelf niet soeverein)
I.4. Scheiding der machten
- Wetgevende macht
o Koning
o Kamer van volksvertegenwoordigers
o Senaat
- Uitvoerende macht
o Koning
Regering
Federale staatssecretarissen
- Rechterlijke macht
o Rechtscolleges
3
, Scheiding der machten
- = samenwerking der machten
bv koning
o = regering in grondwettelijk recht
o 1 van de 3 takken van de wetgevende macht (+ kamer en senaat art 36GW)
o Beperkte rol rechterlijke macht: elke uitspraak ten name van de koning
- = wederzijdse controle
o Art 159 GW: exceptie van onwettigheid
o Rechterlijke macht moet ten alle tijden onafhankelijk zijn
- = algemeen rechtsbeginsel
o Ongeschreven algemeen rechtsbeginsel dat aan meerdere grondwetsbepalingen ten
grondslag ligt volgens Hof van Cassatie
I.5. Wettigheidsbeginsel
Wet in materiële zin: elke algemeen verbindende rechtsregel, ongeacht het orgaan
Wet in formele zin:
- Sensu stricto: enkel betrekking op federale wetgeving, in het bijzonder de totstandkoming
ervan
- Sensu lato: elke wetgevende norm als formele wet
Belang van het onderscheid in formele en materiële zin
- Bevoegdheid van het Hof van Cassatie
Schending van een wet in materiële zin is ontvankelijk, louter formeel wetgevende normen
niet vatbaar voor cassatieberoep
- Voorontwerpen van wetgevende normen, ongeacht het orgaan, moeten passeren langs de
wetgevende afdeling van de Raad van State
Interpretatieve wet:
- Ingevoerd bij dubbelzinnige wetten -> uiteenlopende rechtspraken
- Wet geïnterpreteerd door interpretatieve wet -> interpretatie die rechter zou kunnen
vinden ook zonder interpretatieve wet -> geen nieuw recht
- Alleen de wat kan een authentieke uitlegging van wetten geven (art 84 GW)
- Werkt terug tot op inwerkingtreding van geïnterpreteerde wet
- GWH kan nakijken of wet daadwerkelijk interpretatieve wet is
o Grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie
Wettigheidsbeginsel = handelen naar de wet
Wetgevende macht beschikt over residuaire bevoegdheden (bevoegdheden die volgens de
grondwet niet aan andere staatsmachten zijn toegewezen)
Andere staatsmachten beschikken over toegewezen bevoegdheden dankzij de grondwet
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RechtenStudent5. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.