VENNOOTSCHAPSRECHT-EN BOEKHOUDEN
Deel 1: inleiding
1. Situering
1.1 Verschil tussen publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht: bundelt de regels rond de verhouding tussen natuurlijke personen of
rechtspersonen en de overheid enerzijds, en tussen verschillende overheidsinstanties
anderzijds.
Privaatrecht: bundelt de regels rond de verhouding tussen natuurlijke personen onderling,
tussen rechtspersonen onderling en tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.
o Ondernemingsrecht is een deel van privaatrecht dat de rechtsregels van toepassing
op ondernemingen omvat, waaronder:
Insolventierecht
Vennootschapsrecht
1.2 Ondernemingsrecht
1807 – 2018: Het Wetboek van Koophandel + bijzondere wetten waren van toepassing op
handelaars
o Handelaars waren zij die ‘daden van koophandel’ uitoefenen en daarvan,
hoofdzakelijk of aanvullend, hun beroep maken. Finaliteit = winstoogmerk
o Er ontstond kritiek op het archaïsch begrip “handelaar”:
Onduidelijke en onvolledige lijst “daden van koophandel”
Landbouw, mijnbouw, vrij beroep, “burgerlijke vennootschappen met
handelsvorm” en vzw’s waren géén “handelaars”
Geen vrijheid van bewijs, maar burgerlijk bewijs!
Geen vermoeden van hoofdelijkheid, maar deelbaarheid!
Geen faillissement (wel per 1 mei 2018)!
Rechtbank van koophandel niet bevoegd (wel sinds 2014, voor
vennootschappen zelfs al sinds 2009)!
20e eeuw: Gestage groei van ruimer economisch recht als bijzonder privaatrecht + van
publiek economisch recht
2013 -?: concurrerende codificatie door het Wetboek van economisch recht (WER)
o Tot 2018: WER enkel van toepassing op ondernemingen in functionele zin
o Sinds 1 november 2018: Wetboek van Koophandel werd afgeschaft; wat er nog van
restte, werd geïntegreerd in Wetboek van economisch recht. WER ook van toepassing
op ondernemingen in formele zin
o Handelsrecht is dood, leve het ondernemingsrecht!
Afschaffing van het Wetboek van Koophandel = afschaffing van het begrip ‘handelaar’. Het
nieuwe begrip ‘onderneming’ werd veralgemeend.
,Het ondernemingsbegrip kent een formele en een functionele definitie
o Formele definitie (nieuw art. I.1, 1° WER):
o Functionele definitie:
Elke natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel
nastreeft, alsmede zijn verenigingen.
Natuurlijke of rechtspersoon
Nastreven van een economisch doel:
Aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt op een
wijze die kan renderen
Omvat alle economische sectoren
Duurzaam nastreven:
Met een zekere regelmaat of in het kader van een zekere organisatie
(beroep)
Optreden in eigen naam en voor eigen rekening
Formele definitie geldt voor merendeel Functionele definitie geldt enkel voor
WER bepaalde delen van WER
- Inschrijvingsplicht KBO - Dienstenwet
- Boekhoudplicht - Mededingingsrecht
- Insolventierecht - Prijscontrole
- Ondernemingsbewijsrecht - Marktpraktijken en
- Bevoegdheid consumentenbescherming
ondernemingsrechtbank - Buitengerechtelijke regeling van
consumentengeschillen
- Rechtshandhaving
- Groepsvordering
1.3 Insolventierecht
o Omvat alle juridische aspecten van personen en ondernemingen in financiële
problemen
o Tot 1 mei 2018: Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) en Faillissement (Faill.W)
o Vanaf 1 mei 2018: Boek XX WER – insolventie van ondernemingen
o Van toepassing op ondernemingen in formele zin
o Alle rechtspersonen, ongeacht activiteit of finaliteit, kunnen failliet gaan, behalve
publiekrechtelijke rechtspersonen
1.4 Vennootschapsrecht
1.4.1 Historiek
o Tak van het privaatrecht, en meer in het bijzonder het ondernemingsrecht, die de
werking der vennootschappen regelt.
o 1999 - 2023: Wetboek van vennootschappen (“W.Venn.”)
Integratie van delen van BW (1804) en W.Kh. (1807)
Doordachte structuur maar zeer groot aantal vennootschapsvormen
, Herhaaldelijk aangepast, meer dan 1000 artikelen
o 1921 - 2023: Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen
Verenigingen zonder winstoogmerk (“VZW”)
Stichtingen
o Sinds 1 januari 2024: definitieve inwerkingtreding van het Wetboek van
vennootschappen en verenigingen (“WVV”). WVV trad reeds in werking op 1 mei
2019 maar bestaande vennootschappen hadden uiterlijk tot 31 december 2023 om
hun statuten aan te passen conform het WVV.
1.4.2 Invoering van het WVV
o Waarom? Nood aan modernisering door (i) vereenvoudiging en (ii) flexibilisering.
Zie Beleidsverklaring van de minister van Justitie, 17 nov. 2014, doc 54 0020/018, 4 en
33:
“België dient nog aantrekkelijker te worden voor lokale en buitenlandse
ondernemingen. Het vennootschapsrecht is daarvoor een belangrijke
ondersteuning. De minister van Justitie zal onderzoeken hoe het
vennootschapsrecht desgevallend kan worden vereenvoudigd.”
o Wat werd veranderd?
Vereenvoudiging
Afschaffing onderscheidt burgerlijke en handelsvennootschappen +
WER van toepassing op alle vennootschappen
Beperking van het aantal vennootschapsvormen: afschaffing Comm.
VA, LV, VSO, CVOA, ESV
Integratie van het VZW-recht in het WVV
Flexibilisering
Nieuw evenwicht tussen contractuele vrijheid en dwingende
derdenbescherming
Waar contractuele vrijheid, suppletieve regels voorzien
(gebruiksgemak)
Aanpassing aan Europese evoluties
1.4.3 Structuur WVV
o Deel 1: Algemene bepalingen
Boek 1. Inleidende bepalingen
Algemene bepalingen
Inbreng
Genoteerde vennootschappen en organisaties van openbaar belang
Controle, moeder- en dochtervennootschappen
Grootte van vennootschappen
Termijnen
Uiteindelijk begunstigde
Algemene strafbepaling
Boek 2. Bepalingen gemeenschappelijk aan rechtspersonen
Boek 3. De jaarrekening
o Deel 2: Vennootschappen
, o Deel 3: Verenigingen en stichtingen
o Deel 4: Herstructurering en omzetting
o Deel 5: Europese rechtsvormen
2. Kernconcepten
2.1 Vennootschap
o Wat is een vennootschap? Art. 1:1 WVV bevat vier elementen van de vennootschap:
Opgericht door één of meer personen (vennoten)
Die een inbreng doen
Heeft als voorwerp (object) één of meer welbepaalde activiteiten te
verrichten
Heeft als één van haar doelen (but) aan de vennoten een rechtstreeks of
onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen
o Vennootschap heeft al dan niet rechtspersoonlijkheid
Element 1: één of meer personen:
o Pluraliteitsvereiste: Naar gelang de vennootschapsvorm is het al dan niet de vereist is
om met twee of meer vennoten te zijn (bv. een besloten vennootschap en een
naamloze vennootschap kunnen worden opgericht door één enkele vennoot).
o Relevant voor de juridische kwalificatie van de oprichtingshandeling van de
vennootschap: (i) overeenkomst (indien meer als één vennoot); of (ii) een eenzijdige
wilsverbintenis (indien slechts één vennoot).
Element 2: inbreng
o De vennoten brengen iets in gemeenschap, d.i. de inbreng die zij aan het
ondernemingsrisico onderwerpen. Wat zij inbrengen, kunnen zij eventueel helemaal
verliezen (‘residual owner’)
Element 3: voorwerp
o De inbreng van de vennoten dient om een bepaalde activiteit te voeren, bv.
woningbouw, consultancy of restauratie. Dit is het ‘voorwerp’ van de vennootschap,
of de zogenaamde ‘statutaire specialiteit’. Vóór het WVV werd dit het ‘doel’ van de
vennootschap genoemd. Het WVV heeft de terminologie in het Nederlands
(voorwerp) en het Frans (objet) gelijkgetrokken.
Element 4: doel
o Een vennootschap heeft ten slotte één of meerdere ‘doelen’. Waar het voorwerp het
“Wat gaan we doen ?” van de vennootschap is, is het doel het “Waarom doen we
dit?”, m.a.w. hetgeen men met de activiteit finaal beoogt. Vóór het WVV werd dit het
‘oogmerk’ genoemd, maar ook hier heeft het WVV de terminologie in het Nederlands
(doel) en het Frans (but) gelijkgetrokken.