2023-
2024
WETENSCHAPS-
THEORETISCHE
GRONDSLAGEN VAN
DE PEDAGOGIEK
PROF: LIESELOT DE WILDE
,H1: INLEIDING
1. Over feiten, concepten, theorieën, verklaringen en duidingen in de pedagogiek
1.1 Wetenschap is meer dan ooit een quality label
➢ Er wordt altijd verwezen naar wetenschappelijk onderzoek + conclusies die daarin geformuleerd zijn
• Een van de veronderstellingen: wetenschap is betrouwbaar en wetenschappelijke kennis is waar
• Maar wat is eigenlijk wetenschap? En wat is kennis? En wat wordt verstaan onder waarheid?
- Deze vragen niet alleen voor wetenschap, maar vereisen een invulling naargelang de
aard van de wetenschappelijk bevrijdigheid (= kracht)
➢ Wat maakt de wetenschappelijke pedagogiek verschillend van cafépraat, van wat men in het
algemeen zegt over opvoeding, onderwijs, opleiding en vorming?
• Antwoord is in het verleden niet altijd hetzelfde geweest
• In hedendaagse context kan men verschillende invullingen onderscheiden die soms te maken
hebben met verschillende mensopvattingen
➢ Opvoeding, vorming, onderwijs en opleiding → niet meer weg te denken uit maatschappelijk debat
• Vraagt wel voor bewust worden van de vooronderstellingen waarop het antwoord
gebaseerd is en inzicht heeft in de draagkracht van de verantwoording ervan
• Cruciale rol: onvermijdelijke ethische inbedding van het pedagogische
• Vragen over wat kan, wat mag en wat moet → leidt niet zelfden tot verhitte discussies
• Beroep doen op ervaring, kennis en op theoretische inzichten en uitgangspunten
➢ De opkomst van instrumentele of middel-doeldenken druist in tegen de lange traditie waarbij
opvoeding centraal staat
• Betekent niet dat er geen aandacht was voor het nuttigheidsaspect van bv onderwijs, wel in de
eerste plaats dat het gaat om opvoeding, zijn vorming, haar autonomie
1.2 Theorie
➢ Theoretische <> praktische
➢ Theoretische:
• een bepaalde interventie met een concreet te verwachten uitkomst zal door deze
andere elementen beïnvloed worden
• verwijst ook naar interesse om iets in het algemeen te begrijpen en niet zozeer dit
particuliere gevoel
➢ Theorie: omschrijving Van Dale
• Geheel van grondregels van een kunst/techniek
• Systeem van denkbeelden/hypothesen ter verklaring van iets
- Vb.: Nietzsches perspectivisme en Heideggers opvatting over mens: niet
gegeven als essentie maar als existentie (te zijn hebben)
- Dergelijke inzichten = theoretisch → zijn uitgangspunt voor allerlei andere
beschouwingen of functioneren als vooronderstellingen
• Opvatting in het abstracte die geen rekening houdt met praktijk
➢ Als hyperoniem = mening
➢ Theorieën maken gebruik van begrippen/concepten
• Concepten = noodzakelijk om feiten te kunnen geven
• Begrip behoort tot bepaalde taal + (sub)cultuur → historisch gesitueerd
• Begrip = specifieke betekenis hebben kan ook algemeen zijn
• Wetenschappelijke theorieën: concepten met elkaar op bepaalde wijze verbonden
- vb. bij ontwikkeling hypothese → verbrand wordt verondersteld tussen
bepaalde afhankelijke variabele en één of meerdere onafhankelijke variabelen
→ Hypothesen getoetst = nagegaan of het verband dat men vermoedde
vastgesteld kan worde → aanvaarden → theorie uitbouwen → ‘verklaart’
➢ In de pedagogiek = sprake van theorieën met verklarende en duidende kracht
1
,1.3 Opvoedingswetenschap
➢ Begin 20ste eeuw: ontstaan van zuivere kenniswetenschap
• Positivistische of technologische opvoedingswetenschap
➢ Opvoedingswetenschap wordt van de praktijk gescheiden → gaat om theorievrije
beschrijving van de opvoedingswerkelijkheid
➢ Fischer
• Vertrekt vanuit opvatting: als iemand handelt weet die eigenlijk niet wat hij doet
• Deze blinde praxis moet nu object worden van pedagogische theorie, het
wetenschappelijk onderzoek van de feiten van het pedagogisch handelen
• Streeft naar een zo zuiver mogelijke, belangeloze kennis
• Elke theoretische of praktische aanpak normeert het object
• Perspectief = verdoezeld door tegenover elkaar plaatsen van een praxis die niet-
wetenschappelijk is en wetenschap die waardenvrij is
➢ Lochner
• Duidelijk dat aanspraak op statuut wetenschappelijk is = geldt voor descriptief-
empirische pedagogiek
• Doel van opvoedingswetenschap ligt volgens hem niet in het beïnvloeden van het
pedagogisch handelen maar in de kennis van wat gegeven is
➢ Fischer en Lochner: voorlopers van positivistische, technologische
wetenschapsopvatting binnen pedagogiek
➢ Praxis en echte kennis verhouden er zich als ideologie en wetenschap
• Praxis gebruikt de resultaten van de wetenschap
• wetenschap levert wat technologisch bruikbaar is
➢ 2de helft 20ste eeuw: belangrijke vertegenwoordiger = Wolfgang Brezinka
• Neemt aan dat descriptieve pedagogiek haar doel, de verschillende theoretische
aanzetten van opvoedingswetenschap niet kon bereiken
• Criterium nodig om vermeende kennis te onderscheiden van de echte kennis
• Kan niet gevonden worden in feiten → opvatting over kennis = normatief begrip
• Historiografie wordt niet gezien als wetenschap volgens Brezinka
• Een vorm van wetenschappelijk pedagogiek volgens Brezinka =
- Opvoeder oefent invloed uit, werkt in op de opvoeding met doel bepaalde psychische
disposities tot stand te brengen (ook realistische wending in pedagogiek genoemd)
• Centrale probleem voor pedagogische wetenschap = nagaan van de voorwaarden om bepaalde
doelen te bereiken → Teleologisch-causaalanalytisch georiënteerde wetenschap
1.4 Empirisch-analytische benadering
➢ In de wetenschap heeft empirisch-analytische opvatting alleen theoretische relevantie.
• De pedagogiek heeft geen eigen object en geen eigen methode.
• Opvoeding niet onderscheiden van andere vormen van pyschische beïnvloeding
• de te hanteren researchmethoden zijn niet wezenlijk onderscheiden van die in de
natuurwetenschappen
2. Over betrouwbare kennis, wijsbegeerte en epistemologie
2.1 Filosofie of wijsbegeerte?
➢ Durf denken: dat is het credo van de UGent
• Kritische en onafhankelijke breinen studeren, onderzoeken, werken aan de UGent.
• Om te durven denken, dien je te leren denken
2.1.1 Wat is filosofie
➢ Filosofie is geen wetenschap
• Filosofische vragen leiden tot wetenschappelijke disciplines en zijn dus geen
wetenschap op zich
• Gaat over vragen waarvoor we (nog) geen oplossingsmethode hebben
- Soort vraag waar je niet echt onmiddellijk onderzoek naar kunt doen (bv. zin van bestaan, …)
- Alle wetenschapsdomeinen zijn gevormd uit filosofische vragen
2
, • Wetenschappen: vraag – onderzoeksmethode – betrouwbare kennis
- = enige consensus over de antwoorden
- Vb.: student farmacie test de werking van een nieuwe pil door een dubbel
blind placebo gerandomiseerde proef
- Centrale vragen die eigen zijn aan mens-zijn
➢ Verschil tussen filosofische vraag en wetenschappelijk antwoord
• Filosofische vraagstukken hebben vaak geen methode
- bv.: is euthanasie voor mensen met dementie toelaatbaar? Wat is de zin in het leven?
• Zo redelijk mogelijk op zoek gaan naar een antwoord
- antwoord dat niet gebaseerd is op dwang, omdat anderen het denken,
traditie, intuïtie, waarschijnlijkheid, dogma, autoriteit,…
- argumenten wikken en wegen die overeenkomen met een standpunt
- Redelijk: geen echt antwoord, maar eerder een inzicht
- Filosofie: veel filosofische vragen worden wetenschappelijke vraagstukken
• Filosofie begint met verwondering, met twijfel
• Ultieme vragen staan centraal
- Cf. vragen van kinderen (waarom?)
• Voorgaande of oude ideeën blijven relevant <> in exacte wetenschap zullen oude ideeën verdwijnen
• Vanuit westerse traditie
• Historisch, met de nadruk op de zoektocht naar betrouwbare kennis
- Waarheid is iets anders dan betrouwbare kennis
2.1.2 Epistemologie
➢ De epistemologische kwestie
• = de leer van de kennis
• Zoektocht naar de fundamenten en grenzen van het weten
• Niet over de inhoud van kennis, maar over het concept van kennis zelf
- Hoe weten we dat we iets weten?
- Hoe weten we zeker dat iets waar is?
➢ Epistemologische vraag
• Wat is echt?, wat is waar?
• funderingsproblematiek: we weten heel veel dingen, maar funderen dat we het weten
is moeilijk
- Ter Illustratie: Freire’s Pedagogy of the Oppressed
- Is de wereld er als er geen mensen zijn om haar te benoemen?
▪ “There is no true word that is not at the same time praxis. Thus, to speak a true word, is to transform
the world. To exist, humanly, is to name the World, to change it. Once named, the world in its turn
reappears to the namers as a problem and requires of them new naming. Men are not built in silence,
but in word, in work, in action-reflection”
• Te vertrouwen & waar
- Dit opleidingsonderdeel zoekt antwoordEN op vragen zoals:
▪ Wat is kennis? Wat is waarheid? Wat is weten?
A. Wat is wetenschap?
B. Wat zijn sociale wetenschappen?
C. Wat is wijsgerige pedagogie?
- Verschillende soorten wetenschappen
- Verschillende invullingen in tijd
- Verschillende mensopvattingen
~ maatschappelijke debat
dominant wetenschapsopvatting: wetenschap moet leiden tot evidence based
(kennis die overal en altijd toepasselijk is)
context is van belang om betrouwbare kennis te verkrijgen en dat is moeilijk in
evidence based onderzoek
nood aan interpretatieve benadering die opzoek gaat naar de betekenis
hoe je onderzoek doet naar mensen hangt samen met het denken over hoe
mensen moeten zijn/handelen
3
, • Hoe komen we aan kennis? Wat is waarheid, wat is weten?
• Filosofie wordt gedurende de 16de en 17de eeuw voornamelijk epistemologie
- = een zoektocht naar de fundamenten en grenzen van het weten
- Religie speelt grote rol, maar er kwam plaats voor rede (epistemologische
kwestie komt op de voorgrond)
• Prioriteit van de filosofie worden kennistheoretische vragen
• Naar een ‘open’ wereldbeeld (<> deterministisch)
• Bv.: Blaise Pascal 17de eeuw, Franse wis- en natuurkundige, theoloog
- Vb. plaats van de mens in het universum?
• Onvrede met mythische of dogmatische aanpak
- Vragen die niet langer enkel door religie beantwoord worden
- Geen goede basis om ‘zekerheden’ te claimen
- Vanzelfsprekendheid in vraag stellen
• Eis tot betrouwbaarheid
• Vraag naar kwaliteit van argumentatie
• Streven naar rationaliteit
- kennis = gradaties van betrouwbaarheid
- onderzoeken zullen nooit 100% samenvallen met de werkelijkheid
• Drang en zoektocht naar kennis
- hoe ‘kennis’ definiëren?
- ‘iets’ weten
- kennis verbindt je met feiten
- gerelateerd aan ‘waarheid’
- weten vs. Geloven en waar vs. onwaar
- gebaseerd op…?
→ Wetenschap is de enige bron van betrouwbare kennis
▪ epistemologie: theorie of knowledge
▪ goede basis/fundament waarop je een uitspraak kan doen
▪ wetenschap is onze beste gok, maar het blijft ook een gok
▪ we hebben de neiging om een causaal verband te zoeken (bv. als we met
mensen werken: cases hetzelfde oplossen, omdat het in het verleden
gewerkt heeft → maar we moeten in vraag stellen!)
➢ Denkers i.v.m. de epistemologische vraag
• Plato - nadenken
• Aristoteles – observeren
• Bacon – observeren, experimenteren & voorzichtig concluderen uit empirische data
• Hume – observeren, experimenteren & voorzichtig concluderen
- zoektocht naar causaliteit, denken de oorzakelijke relaties erbij
- wetenschap blijft een gok → hypothese
• Quine - observeren, experimenteren & voorzichtig concluderen
- wetenschap = web van overtuigingen → overlevingsinstrument
➢ De epistemologische vraag
• Interesse in het ontstaan, zekerheid & reikwijdte van de menselijke kennis
- Om deze omwenteling in het wetenschappelijk denken te begrijpen, worden
drie centrale filosofische stromingen van naderbij besproken
1. Decartes & het rationalisme
2. Locke & het empirisme
3. Kant & het idealisme
4
,H2: OVER HET VERBAND TUSSEN DE MODERNE
WIJSBEGEERTE EN WETENSCHAPPELIJKE PEDAGOGIEK
1. Wetenschap als quality label
➢ Een aantal ontwikkelingen in de moderne wijsbegeerte zijn bepalend geweest voor
de manier waarop we vandaag denken over:
• Waarheid
• Kennis
• Zekerheid
Epistemologie
➢ Kortom: over wat goed wetenschappelijk onderzoek is & over wat een goede onderzoeker is
1.1 Interesse in het ontstaan, zekerheid & reikwijdte van de menselijke kennis
➢ Hoofdlijnen van de filosofie:
1) Descartes
- Rationalisme
2) Locke en Hume
- Empirisme
3) Kant
- Idealisme
➢ Filosofie wordt voornamelijk epistemologie ~ een zoektocht naar de fundamenten en
grenzen van het weten
• Verlichtingsdenken (18e eeuw) → epistemologische vraagstukken komen naar boven
→ geloof in God was niet meer allompresent, er kwam ruimte om na te denken over
positie van het individu ten opzichte van de wereld
2. Descartes: het rationalisme
➢ René Descartes (1596-1650)
• ~ cartesiaanse filosofie
• Op zoek naar de fundamenten van het weten: hoe weet je dat iets waar is?
• Weg naar kennis is via:
- De rede ~ rationalisme
- zintuigelijke waarneming (~empirie) ondergeschikt
- invloed op hedendaagse onderzoekshouding
- waar en onwaar scheiden om juist te handelen
- Twee dominante wetenschappelijke onderzoeksmodellen bij Descartes:
1. De wijze van onderzoek doen: op zoek naar de juiste methode
2. De rol van het subject in het verwerven van ware en zekere kennis
➢ Descartes ideaal is minder gevolgd, empirisme/ervaring veel
centralere rol in wetenschappelijk onderzoek gekregen
➢ “Ik twijfel/denk, dus ik ben”
• Als je wilt opzoek gaan naar wat echt waar is, dan zegt Descartes als je twijfelt, dan
is er geen twijfel dat je er bent
• Probeert juiste methode te vinden waarvan de uitkomst zal zijn: hierover kun je niet
meer twijfelen: ik denk, dus ik ben
• Gevolg van zijn uitspraak: subject, individu, burger worden een heel andere rol
toebedeeld → niet naar God luisteren, maar zelf denken!
5
,2.1 Descartes en het belang van de juiste methode
➢ Descartes invloed op hedendaagse onderzoekshouding:
• Centrale bekommernissen worden kennistheoretische vragen
- “Voor Descartes zijn de vragen “Hoe weet je dat het waar is? En “wat is de
grond van je zekerheid?” essentieel om een studie van de mens
wetenschappelijke te noemen.”
• Aansporen tot rigoureus onderzoek
- analytische methode: stapje per stapje en de dingen uit elkaar halen → niet denken over
1 grote vraag, maar opdelen zodat je uiteindelijk iets kan zeggen over het geheel
• Wegblijven van speculaties
- Niet verder gaan op wat ooit al bedacht is
- Rekent af met de ‘oude fundamenten’ en de ‘principes die hij in zijn jeugd heeft ingeprent’.
➢ Descartes werk: Discours de la méthode
• Descartes zoektocht naar de ‘ware/juiste methode’
- Zekerheid van kennis
▪ Zijn zoektocht naar zekerheid is niet los te koppelen van existentiële
bekommernissen
- Vinden van een oordeelscriterium/maatstaf
▪ Doel: waar en onwaar van elkaar te leren onderscheiden
- Helderheid in zijn eigen hoofd
▪ Vorm van emancipatie, ontvoogding
▪ Verlangen om door gebruik van rede het bijgeloof, vooroordelen,
cultureel relativisme en fanatisme te overwinnen, en zo verdeeldheid
en conflict te kunnen voorkomen
- Haalde de mosterd bij de wiskunde
▪ Mathesis universalis idee
o = opzoek naar een onbetwijfelbaar en evident
uitgangspunt door mathematische kennis toe te passen op
al onze kennis van de werkelijkheid
▪ Constructieve werkwijze
o van de ene zekerheid naar de andere, vertrekkend vanuit axioma’s
▪ Juiste orde van denken → methodologische regels
o De methodologische regels vormden samen de analytische
methode en dit was een model die onder ander kon
toegepast worden op de filosofie
Hedendaags pedagogisch onderzoek vertrek vanuit die constructieve
methodes: opdeling onderdelen/componenten en verbanden/relaties
leggen, deel-geheel discussies (hermeneutische cirkel H3)
2.2 Descartes’ onbetwijfelbare en evidente uitgangspunt
➢ Techniek om tot uitgangpunt te komen: de methodologische of epistemologische twijfel
• Gaat hiermee opzoek naar zekerheid
• Generalisatie: gaat dingen die hij betwijfelt generaliseren → als dat 1 keer voorvalt,
dan zal het altijd zo zijn
• Door stappen te doorlopen: → leiden niet tot absolute zekerheid!
1. Inzichten filosofen en wetenschappers – dwalingen
- Alle inzichten van filosofen en wetenschappers zijn volgens hem voor de
vuilbak omdat zij zich nooit hebben afgevraagd of dat het wel juist is.
2. Zintuigen
2.a. Argument van de illusie
- Het voorwerp van de zintuigelijke waarnemingen
- Vb. stok in water → zintuigen bedriegen ons soms
2.b. Argument van de droom
- De activiteit van de zintuigelijke waarnemingen
- Als ze ons niet bedriegen, dan zijn we nog niet zeker of we
daadwerkelijk zintuigelijke waarnemingen hebben.
6
, 3. Denken
3.a. ~ Malin génie
- Voorwerp van het denken
- Kwade geest die ons denken misleid
3.b. ~ Twijfelen
- Activiteit van het denken
▪ Gaat niet over de inhoud, wat ik denk maar over de
activiteit, het denken op zich
→ onbetwijfelbaar en evidente uitgangspunt
- “wanneer ik twijfel, ben ik absoluut zeker dat ik aan het twijfelen ben”
- Enige zekerheid! (ik denk, dus ik ben!)
Ontlichaamd bewustzijn: scheiding tussen denken (ziel) en lichaam
o Tegenover “ik” als denkende substantie staat “het lichaam” als
uitgebreidheid
o Psychofysische dualiteit
✓ Diepgeworteld in onze cultuur → komt nu kritiek op:
denken als geheel: meditatie, ….
✓ Cf. behaviorisme: gedrag bestuderen los van de rest,
houding t.a.v. natuur
2.3 Descartes: heropbouw van de zekerheid
➢ Hij komt terug van zijn generalisatie:
• “ik” heb een aantal ingeboren ideeën, zoals de idee van God
→ weerlegt de hypothese van de Malin génie
→ Hersteld de zekerheid van de wiskunde
• Weerlegt het argument van de droom
→ hersteld de zekerheid van het bestaan van de buitenwereld
• Weerlegt het argument van de illusie
→ hersteld zekerheid van de zintuigen die door de fysica gefundeerd is
➢ Hoe hij dat doet maakt niet veel uit wel de volgorde!
1) Twijfel
- Verwerping van traditie en autoriteiten
2) Bewustzijn
- Verzekert de primauteit van de geest over het lichamelijke
- Benadrukt de onafhankelijkheid van de 2 substanties
3) God
- Denken komt voor waarnemen
- Het is vandaag common sense om aan te nemen dat wat we waarnemen
(zintuigelijk) zekerder is dan wat we denken → fout volgens Descartes!!
4) Buitenwereld
- Wat we kunnen denken is zekerder dan wat we kunnen waarnemen
➢ Is alles wat we zintuigelijk waarnemen onbetrouwbaar volgens Descartes?
• Nee, in zijn wederopbouw laat hij die generalisatie los, we komen wel iets te weten
uit de zintuigelijke wereld
2.4 Betekenis van Descartes: wending naar het subject
➢ Subject = eerste vertrekpunt én criterium van zekerheid
• Zorgde voor bepalende verandering in de geschiedenis van de Westerse filosofie
- bepaalde wijze van kennisverwerving
- een actieve, constituerende rol van kennisverwerving
- waarheid en kennis van het kennende subject (niet het te kennen object)
• Juist en correct denken = autonoom denken (auto-nomos)
- Manier van kijken naar de werkelijkheid is van belang
- ‘ervaring’ niet iets wat subject ontvangt maar overdenkt
➢ Wending naar subject = wending naar een bepaalde wijze van kennis verwerven
• Invulling van subject, subjectiviteit, object en objectiviteit begrijpen afhankelijk van de filosofen
7