PATHOLOGIE –
GASTRO-ENTEROLOGIE
Inleiding
Gastro – intestinale pathologie
= pathologie van het spijsverteringskanaal als van de spijsverteringsklieren
(lever en pancreas) en hun afvoerwegen.
Gastro-enterologie: subspecialisme van inwendige geneeskunde die de
medische aspecten van de gastro-intestinale pathologie behandeld.
Abdominale heelkunde: behandeld heelkundige aspecten van de gastro-
intestinale pathologie.
Symptomen van gastro-intestinale pathologie
Buikpijn Viscerale pijn: pijn afkomstig van holle organen zoals darmen,
galblaas of ureters.
Pijn wordt vaag omschreven: gerefereerde pijn pijn op
een andere plaats dan waar het letsel ligt.
Soms koliekpijn: patiënt kan niet stilliggen van de pijn.
Pariëtale pijn: pijn afkomstig van het pijngevoelige
peritoneum.
Exact te lokaliseren
Gevolg van inflammatie van peritoneum, zoals bij
peritonitis.
Dysfagie = subjectieve gewaarwording van hinder in transport van
voedsel van mond naar de maag.
Twee types van oorzaken
Motorische stoornissen: dysfagie sinds het begin,
zowel voor vast als voor vloeibaar bv. Achalasia.
Organische stoornissen: aanvankelijk enkel voor vast
voedsel, maar later ook voor vloeibaar voedsel.
Odynofagi = retrosternale pijn bij het slikken door een ontsteking van het
e slokdarmslijmvlies.
Pyrosis = retrosternaal branderig gevoel door gastro-oesofagale reflux.
(‘heartbur regurgitatie wanneer zuur terug loopt naar de mond.
n’)
Dyspepsie = gevoel van slecht verteren van voedsel.
Epigastrische pijn en opgeblazen gevoel
Meestal functionele dyspepsie: zonder organische oorzaak
Behandeling: gastroprokinetica Domperidone
(Motilium) of Metoclopramide (Primperan)
Advies: kleine, vetarme maaltijden.
Anorexie Anorexie: verlies aan eetlust
en Vermagering: secundaire gevolg van anorexie
, vermageri
ng
Nausea en Nausea: gevoel van misselijkheid, al dan niet gepaard met
braken braken.
Braken: omgekeerde peristaltische beweging waarbij voedsel
retrograad krachtig naar buiten word gebracht.
Reflex vanuit braakcentrum in hersenstam:
prikkeling vanuit GI-systeem, bloed, evenwichtsorgaan of
hersenen.
Uitlokkende factoren: GI-aandoeningen,
gneesmiddelen (morfine, cytostatica), intracraniële druk
enz.
Hematem = braken van bloed door een hoge bloeding in het gastro-
esis intestinaal stelsel.
Rood bloed: acute, hevige, snelle bloeding.
Zwart bloed (koffiegruis): inwerking van maagzuur op
bloed, oude bloed.
Bloedverli RBPA: rood bloedverlies per anum
es bij Bloederig diarree: gastro-enteritis, inflammatoire
stoelgang darmaandoeningen enz.
Bloed op stoelgang: oppervlakkig probleem zoals
hemorroïden (aambeien) of anale fissuur.
Bloed vermengd met stoelgang: verdacht voor
colontumor.
Tenesme = valse stoelgangsnood. Dit kan wijzen op een colontumor of
onsteking van het rectum.
Diaree = verhoging in volume, frequentie en/ of verandering in
consistentie van de stoelgang.
Oorzaken: infectieus, toxisch (bv. voedselvergiftiging),
intolerantie, inflammatoire ziekten, spastisch colon,
medicamenteus, malabsorptie, psychologisch,
overloopdiarree (= verharde faeces met prikkeling
rectum).
Gevolgen: dehydratatie, metabole acidose (acute
diarree), malabsorptie.
Constipati = vermindering in volume, frequentie en/ of harde stoelgang.
e Oorzaken: levenswijze, medicamenteus (bv. morfine),
spastisch colon, ileus, hormonaal.
Icterus = geelzucht door stijging van bilirubineconcentratie in het
bloed.
Prehepatische icterus: toegenomen ongeconjugeerde
bilirubine, bv. door hemolytische anemie.
Hepatische icterus: door leverfunctiestoornis waardoor
bilirubine niet omgezet kan worden in geconjugeerd
bilirubine, bv. door hepatitis of levercirrose.
Posthepatische icterus: stijging geconjugeerd
bilirubine, darm krijgt geen bilirubine meer waardoor de