Examen module 1
Zakelijke en juridische
communicatie
250 moeilijke woorden
Woord Betekenis (Van Dale) Synoniem
Kwaadwillige Aanklacht, accusatie,
Aantijging beschuldiging. verdachtmaking.
Afschuwelijk. Gruwelijk, verschrikkelijk,
Abominabel
walgelijk, horribel.
Abrupt Plotseling, ineens. Onverwacht, opeens.
Aan een ander klimaat of Aanpassen, wennen,
Acclimatiseren een nieuwe omgeving conformeren,
wennen. accomoderen.
Nauwkeurig. Exact, correct, juist, stipt,
Accuraat
precies, minutieus.
Achilleshiel Kwetsbare plaats. /
De massa van de leden, Basis.
Achterban
keizers.
Plotseling. Meteen, dadelijk,
Acuut
opeens, onmiddellijk.
Geschikt voor het Behoorlijk, gepast,
Adequaat beoogde doel. passend,
overeenkomstig.
Beminnelijk, vriendelijk. Attent, behulpzaam,
Aimabel
goedgunstig, goedhartig.
(militair) verbond. Coalitie, groepering,
Alliantie
vereniging, bond.
1. Gehalte aan zuiver Waarde, kwaliteit,
goud of zilver ; goedheid.
Allooi 2. Soort, slag, peil.
Vb. Mensen van
laag allooi.
/ Liefdadig, nobel,
Altruïsme
groothartig, menslievend.
Dubbelzinnig. Dubieus, tegenstrijdig,
Ambigu verdacht, onzeker,
onbegrijpelijk.
Overeenkomst, Parallel,
Analogie (naar…/ met/ van)
overeenstemming. vergelijkbaarheid.
Duur. Periode, termijn,
Anciënniteit
tijdsduur.
Antecedent Vroeger gebeurd feit. Precedent, verleden.
Anticiperen Vooruitlopen. Verwachten, voorkomen,
, Examen module 1
voorzien.
Antisemitisme Anti- Joodse gezindheid. Jodenhaat.
Behept met apathie. Harteloos, koud,
Apathisch onachtzaam, ongevoelig,
ongeïnteresseerd.
Willekeurig, Eigengerechtig,
Arbitrair
eigenmachtig. willekeurig.
Aan geen kwaad Onschuldig, innocent,
Argeloos
denkend. naïef, onschuldig.
Artificieel Kunstmatig. Onnatuurlijk, gemaakt.
1. Gelijkmaken; Schikken, conformeren,
Assimileren 2. Aanpassen. acclimatiseren,
accomodderen, wennen.
1. Niet-symetrisch; Onevenredig.
Asymmetrisch 2. Niet in evenwicht
(ongelijk).
Echtheid. Juistheid, waarheid,
Authenticiteit
eigenheid, echtheid.
1. Zelfbestuur; Vrijheid,
2. Zelfstandigheid van onafhankelijkheid.
Autonomie
de menselijke wil, de
vrije wil.
Afkeer. Degout, hekel,
Aversie (van/tegen iets of iemand)
antipathie, weerstand.
Te alledaags, plat. Ordinair, gewoon,
Banaal minderwaardig,
gebruikelijk.
1. Nut, voordeel; /
Baten
2. Winst.
Iets waarvoor je je moet Schanden, oneer,
Blamage
schamen. reputatieschade.
1. Om een principiële Uitsluiten, ban.
reden niet mee laten
doen, buitensluiten;
2. Principieel niet meer
Boycot
kopen;
3. Uit protest niet
deelnemen aan,
wegblijven van.
1. Verende stootplaat Amortisseur, bumper.
tussen
Buffer
spoorwegrijtuigen;
2. Stootkussen.
Bureaucratie 1. (negatief) overmaat Ambtenarij.
aan regelende
instanties en
regelingen ;
2. (bestuurskunde)
organisatiestructuur
die ervoor zorgt dat
overheidsbesluiten