DEEL 1: een eerste kennismaking met het leergebied (pg 5 – 9)
HOOFDSTUK 1: Inleiding
1.1. Herinneringen aan wereldoriëntatie in de lagere school
DE NATUUR MENSELIJK LICHAAM DE RUIMTE (HEELAL)
OORLOG
OUDE EGYPTE
HET WEER
WO
OPENBAAR ARMOEDE
VERVOER
AFVAL
KAARTEN-LANDEN-
WERELDDELEN
GESCHIEDENIS WAT ER IN DE WERELD
GEBEURT (ACTUA)
TIJDSBALK
VERKEER
FABRIEKEN
1.2. Een definitie voor wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie komt letterlijk neer op “het zich oriënteren in de wereld”, een wisselwerking tussen de mens
en zijn omgeving. Net die wisselwerking tussen kind en ervaringswereld draagt in belangrijke mate bij tot de
ontwikkeling van kinderen.
1.3. Het opsplitsen van wereldorïentatie
SINDS 2015-2016 -> spreekt men over “Mens & Maatschappij” en “Wetenschappen & Techniek”
Dit zijn de twee officiële leergebieden.
1.3.1. De visie van de overheid: Waarom opsplitsen?
De splitsing van het huidige leergebied wereldoriëntatie zorgt ervoor dat wetenschappen en techniek veel
zichtbaarder worden in het curriculum basisonderwijs. Dit maakt beide inhouden/leergebieden ook ‘tastbaar’.
Zowel het belang als focus op wetenschappen en techniek heeft men hier als doel.
, 1.3.2. Domeinen
Wetenschappen en techniek Mens en maatschappij
Natuur Techniek Ruimte Tijd Maatschappij Mens
Het weer Vogelkastje maken Waar liggen de Vroeger EU. Gevoelens
LESONDERWERPEN rivieren?
Het bos Werking v. toestellen WOII Koningen Interactie
Verkeer Bv. Hoe los je
Gezonde voeding Hefbomen (Bv. Klok V.N. een ruzie op?
Deurklink)
Elektriciteit Open doen via Kalender Racisme en
wat? discriminatie
Geluid
Katrol = rolgordijn Mensenrecht-en
Magneten
Tandwielen Geld (betaal-
Sterren en planeten middelen)
Lamp
Ruimtevaart Reclame
Religieuze en
culturele feesten
6 GROEPEN LEERSTOF
NATUUR -> Gemaakt door de natuur
Bv. Vervuiling van een rivier OF tijdens het sporten gaat je hartslag omhoog
TECHNIEK -> Iets nieuws uitgevonden
RUIMTE -> Rivieren kunnen situeren op een kaart
1.3.3. Domeinoverschrijdend werken binnen WO
Sommige onderwerpen kunnen bij verscheidene domeinen geplaatst worden. Een les WO is namelijk erg vaak
domeinoverschrijdend. Een aantal voorbeelden zijn: kleding, wonen, water, de Inca-beschaving, …
Lesonderwerp: De Maya’s
TIJD: Wanneer leefden ze?
RUIMTE: Waar leefden ze?
NATUUR: Welke gewassen teelden ze?
MAATSCHAPPIJ: Wie was de heersende klasse?
TECHNIEK: Kenden ze al het wiel? Hoe gebruikten ze dit?
EXAMENVRAAG: Je krijgt een lesonderwerp en moet deze bij de juiste domein plaatsen!
1.4. Eindtermen M&M / W&T
1.4.1. Definitie eindterm
Eindtermen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de
onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie.
Voor het lager onderwijs zijn er enkel eindtermen voor het einde van de basisschool.
, Deze eindtermen worden opgesteld door de Vlaamse regering.
Welke doelstellingen moeten er behaald worden? + Ze bepalen de inhoud.
1.5. Leerplannen M&M / W&T
Er is geen afzonderlijk leerplan per domein maar een allesomvattend leerplan voor MM&WT
Elk onderwijsnet (GO!, Katholieke, steden en gemeenten, provincie, …) heeft een eigen leerplan!
TEST JEZELF!
1) Juist of Fout? Zijn onderstaande stellingen correct?
a) Het domein “ruimte” behoort tot het leergebied “wetenschappen en techniek”?
b) Tot welk leergebied behoort het domein “ruimte”?
c) Het domein “tijd” behoort tot het leergebied “mens en maatschappij”.
2) Tot welk WO-domeinen behoren volgende lesonderwerpen?
a) Het maken van een brug uit lucifers
b) Winterslaap van dieren
c) Verliefdheid
d) Reclame
e) De spijsvertering van de mens
DEEL 2: Basiskennis- en vaardigheden ‘Mens & Maatschappij’
HOOFDSTUK 1: Aanpak en opzet van dit onderdeel
HOOFDSTUK 2: Domein ‘Maatschappij’
2.1. Subdomein: sociaal-economische verschijnselen
2.1.1. Thema: werk, welvaart, economie
Eindtermen en doelstellingen
pg 24
Leerinhouden
1. Toegankelijkheid arbeid voor vrouwen en mannen
Elk beroep kan zowel door mannen als vrouwen uitgeoefend worden, maar natuurlijk zijn er beroepen waarbij
er meer vrouwen of mannen vertegenwoordigd worden (bv. kleuterleiders, leerkrachten, soldaten, …).
De naam van het beroep geeft soms zelf een stereotiep weer. Bv: brandweerman, directeur,
poetsvrouw, …
Om stereotypen te doorbreken en om bv. voor meer diversiteit in het onderwijs te zorgen kan men bewust
kiezen voor een meester ipv een juf. Dit mag wel niet gepaard gaan met discriminatie tov van de vrouwen
(“omdat zij zwanger kunnen worden”).
Om ervoor te zorgen dat ook voldoende vrouwen toegang hebben, werkt men soms met een quota (minimum
hoeveelheid = vereist). Bv. in het college van schepenen en burgemeester moet er tenminste één iemand van
het ander geslacht zitten.
, 2. Verschillende vormen van arbeid
Niet alle vormen van arbeid worden gelijk gewaardeerd. De verschillen kunnen zowel in ‘loon’ als in ‘respect’
zitten. Niet iedereen krijgt hetzelfde loon = loonkloof. Bv. een minister verdient meer geld dan een postbode.
En niet elk beroep kent evenveel ‘respect’. Bv. een voetballer verdient veel geld en krijgt hier veel respect voor
terwijl een loodgieter ook een hoog inkomen heeft maar als beroep geen hoog aanzien heeft bij de mensen.
Normaal gezien is er gelijk loon naar arbeid, maar soms worden vrouwen minder betaald voor hetzelfde werk
(OORZAAK: Vrouwen doen minder onregelmatige uren en werken bv. niet op een zondag waar je 2x verdient).
Dit eerder in de privé-sector dan bij de overheid.
Sommige mensen kiezen er ook zelf voor om niet te gaan werken en thuis te blijven om voor hun gezin te
kunnen zorgen. Anderen gaan zich, uit eigen wil, inzetten voor één of andere organisatie, meestal in hun vrije
tijd. (= vrijwilligers NIET betaald!)
3. Hoe komt de prijs van een product tot stand?
Oefening: Wat bepaald de prijs van aardbeien?
Aanbod, afkomst, seizoen, merknaam, bio, reclame/korting, vaste kosten, winstmarge, trend, …
Je hebt de effectieve productiekosten en ook allerlei andere kosten die de eindprijs mee bepalen: huurwinkel,
personeelskost, reclame, prijs grondstoffen, transportkosten, concurrentie, …
- De prijs van grondstoffen kan variëren naargelang het seizoen of andere omstandigheden (het weer
kan de oogst beïnvloeden). Wordt een grondstof duurder, dan stijgt de eindprijs ook.
- Reclame gebruikt men om een bepaald product meer te laten verkopen. ‘Reclame’ kost veel en de
klant betaalt dit een beetje. Denk aan het prijsverschil tussen een ‘wit product’ en een ‘merkproduct’.
- Concurrentie is goed voor de klant want twee supermarkten, vlak bij elkaar, proberen de klanten te
lokken met verlaagde prijzen.
Bedrijven kiezen bewust soms ook om producten te produceren in een ander land, omdat de loonkost (= de
totale kosten van het betalen van loon aan een werknemer) daar lager is.
Naast de kosten, heft de overheid ook belastingen op alle producten die in België verkocht worden. Men
spreekt over de BTW, de belasting op de toegevoegde waarde. Er zijn verschillende BTW-tarieven maar meestal
is dit 21% of 6% (afhankelijk of het noodzakelijk is). M.a.w. van elk product dat verkocht wordt gaat 21% of 6%
van de prijs naar de overheid. Een ondernemer (bv. winkelhier) hoeft geen BTW te betalen voor de producten
die hij aankoopt om zijn/haar beroep te kunnen uitoefenen.
Men wil natuurlijk winst hebben zowel bij de fabrikant als de groothandelaar en winkelhier. Ook ‘vraag en
aanbod’ bepaalt de prijs. Hoe meer ‘aanbod’ er is, hoe ‘goedkoper’ iets is en omgekeerd. Bv. er zijn weinig PS
5’s waardoor mensen zotte prijzen willen betalen.
4. Geld
Naast de bankbiljetten en muntstukken (‘cash’ betalen), kunnen mensen ook anders betalen: geld afhalen in
een bankautomaat, betalen met een bankkaart, betalen met je smartphone (via een app) en
online-/thuisbankieren.
Mensen kunnen hun geld ook naar de bank brengen en dit op een (spaar)rekening zetten. Hiervoor krijgen ze
intrest of rente (= een bedrag dat de bank jaarlijks geeft en hoe meer geld je geeft hoe groter dit bedrag
wordt).
De banken maken hun winst doordat ze grotere intresten krijgen op het uitgeleende geld dan op het ontvangen
geld.