Frans: Vocabulaire
Module 3
un pays en développement ontwikkelingsland
un approvisionnement bevoorrading, voorziening
un polluant vervuiler
une chaîne de production productieketen
doel, doelwit un ressortissant onderdaan, burger,
une cible
staatsburger
un combustible brandstof une ressource middel, hulpbron, grondstof
une croissance groei
Une subvention Subsidie
un déchet afval
alimentaire Voeding-
une denrée alimentaire levensmiddel, voedingsmiddel chimique chemisch
un développement ontwikkeling, groei durable duurzaam
un déversement storting, lek, dumping, lozing toxique toxisch, giftig
une échelle schaal engloutir opslokken, verzwelgen
une empreinte afdruk gaspiller verspillen
une gestion beheer, management minimiser minimaliseren
une mesure maatregel réduire verminderen
une part deel
Au sein de Ih midden v, binnen
une flambée een plotse, hevige stijging
une amélioration een verbetering
une fluctuation een schommeling
un axe een as
een staaf, een lat un graphique een grafiek
une barre
une chute een val un maintien een behoud
une colonne een kolom
une oscillation een schommeling
une consolidation een versterking, een
un plancher een dieptepunt
versteviging
une courbe een curve un recul een achteruitgang
un creux een dip, een inzinking un redressement een heropleving
un déclin de achteruitgang, de terugval une reprise een heropleving, een herstel
un diagramme een diagram, een grafiek un sommet een top
un écart een kloof, een verschil, een une source een bron
afwijking
un effondrement een ineenstorting accueillir onthalen, verwelkomen
, un exercice een boekjaar, een oefening affirmer stellen, bevestigen
une explosion een explosieve toename
atteindre bereiken
céder zwichten, afstaan
se replier terugvallen
(se) combler dichten, vullen
reprendre hernemen, hervatten
(se) creuser groeien, groter/dieper worden
ressortir uitkomen, opvallen, blijken
doubler verdubbelen
stagner stagneren
échanger verhandelen, uitwisselen
tripler verdrievoudigen
s’effondrer instorten
ample breed, ruim, uitvoerig
s’élever à bedragen
bref, brève kort, beknopt
frapper raken, treffen, opvallen
circulaire cirkelvormig
grimper klimmen
continu aanhoudend, continu,
permanent
progresser (de) vooruitgaan, groeien (met)
discontinu onderbroken
rayer schrappen
épais, épaisse dik
reculer achteruitgaan
ferme stevig, vastberaden
se redresser heropleven
inattendu onverwacht
régresser achteruitgaan
irrégulier, irrégulière onregelmatig
hésitant aarzelend
passer le cap de de kaap van x
bereiken/overschrijden
marqué gemarkeerd
passer sous la barre de onder de X gaan
mince slank, mager, dun suivant(e) volgend
net(te) duidelijk, scherp, netto également ook
perceptible waarneembaar à l’aide de met behulp van, aan de hand
van
régulier, régulière regelmatig à partir de vanaf
sensible gevoelig être dû à te wijten zijn aan
soudain(e) plots
une baisse een daling
se maintenir zich behouden
une hausse een toename
faible zwak
lent langzaam
à peine perceptible nauwelijks merkbaar
en in
de/du van
à/au tot