Samenvatting Methodisch werken B semester 2
Hoofdstuk 1: sociaal netwerkmethodiek
indicaties -> toepassen contra indicaties -> niet toepassen
De student kan de doelen, de indicaties en contra-indicaties van de sociaalnetwerkmethode
herkennen en toepassen in een casus.
Algemeen doel: Versterken van het sociale netwerk rond de cliënt.
Specifiek doel: Het ‘slapende deel’ van het sociale netwerk wordt geactiveerd.
Het bestaande sociale netwerk wordt geactiveerd.
De onderlinge steun (met vrienden, collega’s, buren en dergelijke) wordt vergroot.
- De cliënt zegt eenzaam te zijn
- De cliënt heeft zich sociaal geïsoleerd
- De cliënt wil geen activering van zijn sociaal netwerk
- De cliënt is een onaantrekkelijke partij voor sociale contacten → bv door
onaangename geur of onfatsoenlijk taalgebruik ( eerst probleem aanpakken →
daarna indicatie )
De student kan op basis van een casus iemands sociaal netwerk beschrijven in zijn twee
componenten: de privésituatie en de situatie buitenshuis.
Het sociaal netwerk bestaat uit 2 sectoren: Privésituatie en de situatie buitenshuis.
Privésituatie:
Alleenstaand of samenwonend
Levend met partner, gezin
Familie
Vrienden, en kennissen
Mensen van dezelfde kerk
Situatie buitenshuis:
Maatschappelijke organisaties waarin iemand functioneert:
School
Werk
Buurt
Zorginstelling
Verpleeghuis
,Instelling voor mensen met een beperking
Ziekenhuis
Revalidatiecentrum
De student kan de vier oorzaken van het uitblijven van effectieve steun vanuit iemands
sociaal netwerk benoemen, herkennen en toepassen in een casus.
Als iemand een beroep doet op een buitenstaander (zoals een maatschappelijk
werker) wijst dit op tekortkomingen om er zelf uit te komen. Deze tekortkomingen
kunnen persoonlijk zijn (een gebrek aan probleemoplossende vermogens) of er kan
te weinig steun uit het sociale netwerk komen.
Oorzaken van het uitblijven van effectieve steun vanuit het sociale netwerk:
1.Er wordt minder steun geboden;
Moderne mens: doorgeschoten individualisering;
- Afbrokkelende driegeneratiestructuur
- Uiteenvallen van buurten
- Afnemende cohesie tussen mensen
Internet wordt eerder geraadpleegd dan familie of vrienden
2.De cliënt vraagt geen hulp of accepteert de geboden hulp niet;
Voor ze beroep doen op maatschappelijk werkers doen mensen meestal een beroep op
familieleden en vrienden.
Dit krijgt geen kans als iemand niet het initiatief neemt om hulp te vragen
de geboden hulp niet aanvaardt.
3.Het professionele vangnet signaleert en screent onvoldoende
Verschillende beroepsgroepen: contact met mensen met problemen:
Artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, leerkrachten, leidinggevenden,
personeelsadviseurs
Bij psycho-sociale problemen zouden zij een signalerende en screenende taak kunnen
opnemen
Maar deze taakstelling is (nog) niet formeel, dus dit werkt niet altijd zo
Bv.: Bij overlijden van partner kan de arts inschatten of iemand zelfredzaam genoeg is om
verder te kunnen, zo niet
→ doorverwijzen naar maatschappelijk werk
→ die kan doorverwijzen naar specialistische hulp (psycholoog, psychiater, pastor,
budgetteerspecialist, jurist, …)
4.Het sociale netwerk biedt wel steun, maar geen effectieve steun
,De student kan de vier sociale steun competenties (signaalherkenning, nabijheid tonen,
steun op maat en support checks) herkennen en toepassen in een casus.
1. Signaalherkenning bij life-events
2. Nabijheid tonen
3. Steun op maat
4. Supportchecks
Deze combinatie → effectieve steun
•Voorbeeld: ouder-baby
•Ouder verlaat de kamer en laat baby alleen, baby gaat huilen (= signaalgedrag) à ‘Blijf bij
mij!’
1.‘Ik hoor je’
2.‘Ik kom eraan’
3.Schone luier, voeding, liefdevolle nabijheid, …
4.‘Voldoet deze specifieke steun aan de specifieke behoeften die er zijn?
Steun Competentie 1: signaalherkenning
= signaalgedrag van de cliënt op waarde schatten
signaal aanvoelen met →
•Directe vraag om aandacht
•Indirecte vraag om aandacht
signaalherkenning bij life - events
Directe vraag om aandacht: Help me, ik kan het niet alleen”
Indirecte vraag om aandacht:
Gedragsverandering:
‘de prater’ die ineens stilvalt
‘de zwijger’ die ineens opvallend veel praat
‘lastig gedrag’: bv. door verwijtende of negatieve houding
, Communicatie heeft twee lagen:
Inhoudsaspect (= verbale boodschap)
Vaak minder belangrijk (want mensen geven ook vaak indirecte boodschappen)
Vb.: “Ik sta er helemaal alleen voor”
Betrekkingsaspect (= non-verbale boodschap)
Vaak indirect, minder duidelijk
Vb.: “Ik sta er helemaal alleen voor”
Wil hij steun, een luisterend oor, actief gedrag?
Af te leiden uit toonhoogte en gebaren
Gebrek aan signaalherkenning
Bij directe hulpvraag:
Als die genegeerd wordt,
voelt steunvrager zich afgewezen
Bij indirecte hulpvraag:
Als je enkel steun geeft bij directe hulpvraag en niet bij indirecte hulpvraag,
voelt steunvrager zich afgewezen
Vaak afgewezen en gediskwalificeerd als ‘aandachtstrekkerij’
Bemoeizorg: ook zonder directe expliciete hulpvraag
Torenhoge problemen kunnen duiden op ‘cry for help’
Vb.: ongezonde leefstijl, ongezonde woonomstandigheden, lastig gedrag
Vb.: suïcidepoging bij jongeren
Vaak gezien als ‘aandacht trekken’
SuNa-project (Suïcidepoging Nazorg in Den Haag): jongeren worden actief opgezocht
→ kreet om hulp
Vaak multiprobleemkinderen (met verlating door ouders)
Zagen geen andere uitweg
Empathisch vermogen: waar hebben de problemen mee te maken?
Steun competentie 2: nabijheid tonen
= op alerte wijze contact zoeken met de steunvrager
Kies zelf een passende vorm:
- fysiek
- per telefoon
- via Facebook
- WhatsApp