Samenvatting landelijke kennisbasistoets Taal 23-24
Basiskennis taalonderwijs
Alles voor dit studieboek (58)
Geschreven voor
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
Onbekend
Nederlands (3000LKT18)
Alle documenten voor dit vak (10)
9
beoordelingen
Door: marit-franken • 1 jaar geleden
Door: meganvvelzen • 1 jaar geleden
Door: bas-_-96 • 1 jaar geleden
Door: DvanZolen • 1 jaar geleden
Ik ben benieuwd waarom je één ster geeft!
Door: myrnevandereijden • 2 jaar geleden
Door: rixtvanhouten • 3 jaar geleden
Door: eva__x • 4 jaar geleden
Door: DvanZolen • 3 jaar geleden
Bedankt!
Door: michelloos1973 • 4 jaar geleden
Bekijk meer beoordelingen
Verkoper
Volgen
DvanZolen
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
NEDERLANDS KENNISBASIS
1. Taalonderwijs en Taal
Geletterdheid: het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te gebruiken. In de ontwikkeling
van de geletterdheid worden drie stadia onderscheiden: ontluikend, beginnend en voortgezet.
Ontluikende geletterdheid:
De ontwikkeling van de geletterdheid in de voorschoolse periode.
Beginnende geletterdheid:
De ontwikkeling van de geletterdheid in de groepen 1 tot en met 3 van de basisschool.
Gevorderde geletterdheid:
De ontwikkeling van de geletterdheid na groep 3.
Technisch lezen
1. Aanvankelijk lezen – de fase in het leesonderwijs waarin de kinderen de letters aangeleerd
krijgen en eenvoudige woorden hardop kunnen lezen. Voor de meeste kinderen speelt het
aanvankelijk lezen zich af in groep 3.
2. Voortgezet technisch lezen – de fase in het leesonderwijs waarin gewerkt wordt aan het
vergroten van de vaardigheid in het decoderen van teksten. Het gaat om vlot en nauwkeurig
kunnen lezen van een tekst en niet om het begrijpen ervan.
Begrijpend lezen – domein van het leesonderwijs waarbij het gaat om het begrijpen van de tekst en
het achterhalen van de bedoeling.
Taalbeschouwing – Domein van het taalonderwijs waarbij kinderen leren te reflecteren op de
taalvorm, de manier waarop iets is verwoord en het gebruik van taal. Kinderen leren in de vorm van
de taal bijzonderheden en regelmaat te ontdekken.
Woordenschat – Het domein van het taalonderwijs waarbij het gaat om het aanleren van de
betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden. Ook worden
strategieën aangeleerd om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen.
Stellen – domein van het taalonderwijs waarbij het gaat om het schrijven van verschillende soorten
teksten.
Spelling – domein van het taalonderwijs waarbij het gaat om het correct kunnen schrijven van
woorden en het toepassen van de belangrijkste spellingregels.
Communicatieve of sociale taalfunctie – De functie van taal waarbij het gaat om het gebruik van de
taal als communicatief middel. Er zijn vier communicatieve of sociale functies van de taal:
zelfhandhaving, zelfsturing, sturing van anderen en structurering van het gesprek.
Zelfhandhaving: taalfunctie waarbij de spreker zichzelf beschermt en verdedigt.
Zelfsturing: taalfunctie waarbij de spreker met taal zijn handelen ordent en plannen
aankondigt.
Sturing van anderen: een taalfunctie waarbij de taal gebruikt wordt om het gedrag van
anderen te beïnvloeden.
Structurering van het gesprek: een taalfunctie waarbij de taal wordt gebruikt om het
gespreksverloop te beïnvloeden.
, Conceptualiserende of cognitieve functie – De functie van taal waarbij het gaat om het gebruik van
taal als hulpmiddel om gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid. Er zijn drie
conceptualiserende of cognitieve functies: rapporteren, redeneren en projecteren.
Rapporteren: een functie van de taal waarbij de spreker verslag doet van iets wat in de
werkelijkheid voorkomt.
Redeneren: een functie van de taal waarbij de spreker het weergeven van een gebeurtenis
bewerkt door een extra denkstap in te bouwen, bijvoorbeeld door chronologisch te ordenen,
conclusies te trekken of relaties te leggen tussen oorzaak en gevolg.
Projecteren: een functie van taal waarbij de spreker zich probeert te verplaatsen in de
gedachten en gevoelens van een ander of van anderen.
Expressieve functie – De functie van de taal waarbij de gebruiker uiting geeft aan zijn gevoelens, te
experimenteren met taal of iets een speciale manier te zeggen. De taal als expressiemiddel.
Niveaus van de taal:
Fonologisch niveau – heeft betrekking op de uitspraak van woorden, de regels voor de
volgorde van spraakklanken, de intonatie en het woordaccent.
Morfologisch niveau – heeft betrekking op de opbouw van woorden in morfemen.
Syntactisch niveau – heeft betrekking op de regels voor het combineren van woorden. Op dit
niveau worden woordsoorten en zinsdelen aangegeven.
Semantisch niveau – heeft betrekking op de betekenis van woorden en betekenisrelaties
tussen woorden.
Pragmatisch niveau – heeft betrekking op het concrete taalgebruik.
Orthografisch niveau – heeft betrekking op de spelling van woorden en de interpunctie.
Recursief systeem – Recursie betekent inbedding en is een belangrijk kenmerk van de menselijke
taal. Het houdt in dat een element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan bevatten. De
zin Ik vermoed dat hij liegt bevat zelf weer de zin Hij liegt.
2. Mondelinge taalvaardigheid
Creatieve constructietheorie of mentalisme – Theorie over het ontstaan van taal, waarbij men ervan
uitgaat dat kinderen de taal niet simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren taalvermogen
beschikken waarmee ze op een creatieve wijze zinnen kunnen bouwen.
Interactionele benadering – Theorie over het ontstaan van taal waarbij men enerzijds het belang van
het aangeboren taalleervermogen onderschrijft, maar anderzijds benadrukt dat het taalaanbod van
de omgeving en de interactie tussen een kind en andere moedertaalsprekers belangrijk is bij het
leren van een taal.
Prelinguale periode – De periode in de taalontwikkeling voordat het kind zijn eerste woordjes
spreekt, ook wel de voortalige periode genoemd. Deze periode loopt vanaf de geboorte tot aan
ongeveer het eerste levensjaar en omvat de fasen huilen, vocaliseren, vocaal spel en brabbelen.
Huilen – door middel van huilen signalen geven aan de buitenwereld.
Vocaliseren – hier produceert de baby zelf klinkers of vocalen. Een kind ontdekt de klank van
een taal en oefent zijn spraakmechanisme.
Vocaal spel – In deze fase experimenteert de baby met klanken, zowel klinkers als
medeklinkers.
Brabbelen – Hier produceert de baby klankgroepen zoals dadada en mamama en waarbij de
klanken worden aangepast aan de moedertaal.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper DvanZolen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.