Basisbegrippen logopedie 2
De spraak na laryngectomie en stemstoornissen
1. De spraak na laryngectomie
1.1. Larynxkanker, laryngectomie en spraak
● Laryngectomie = larynx heelkundig verwijderd
● Uitgevoerd bij carcinoom (kankergezwel) in de larynx
● Typische patiënt
○ Mannelijk tussen 50-60 jaar
○ Roker
○ Alcoholgebruik
○ Blootstellingen bepaalde stoffen en bestraling
● Symptomen
○ Heesheid
○ Dyspnoe (ademhalingsmoeilijkheden)
○ Stridor (hoorbare in- en/of uitademing)
○ Pijn
○ Dysfagie (slikmoeilijkheden)
○ Overdreven veel hoesten
○ Hemoptysis (ophoesten van bloed)
○ Halitosis (stinkende adem)
○ Gezwollen hals
○ Gevoeligheid thv de larynx
● Diagnose gesteld op basis van biopsie
● TNM-classificatie = geeft aan hoe ver het kankergezwel ontwikkeld is in halsgebied
○ Hoe uitgebreid tumor is (T)
○ In welke mate uitzaaiing naar lymfeklieren in de hals (N = lymph nodes)
○ Hoeverre uitzaaiing naar andere lichaamsgebieden (M = metastasering)
● Onderscheid of tumor boven, thv van of onder de glottis
● Arts bepaald over weghalen, chemotherapie, radiotherapie of combinatie
● Laryngectomie neemt niet enkel tumor weg, ook orgaan waarmee stemtrillingen
worden voortgebracht
● Luchtweg ook gewijzigd
○ Waar trachea normaal uitmondt in farynx omgebogen en vastgemaakt aan
voorste halswand
○ Opening in halswand voor ademhaling = tracheostoma
○ Lucht uit de longen niet meer gebruikt om spraak te produceren
○ Nieuwe manier van spraak aanleren
1
,1.2. Spraakrevalidatie: pre- en postoperatief
1.2.1. Preoperatief onderzoek
● Spraakrevalidatie begint nog voor heelkundige ingreep
● Bedoeling bezoek dubbel
○ Mogelijkheid vragen patiënt te beantwoorden en info te geven
■ Patiënt voorbereiden dat spreken niet meer kan na operatie, maar niet
blijvend
■ Uitleggen waarom niet meer spreken op gebruikelijke manier
■ Aantal methodes spraakrevalidatie demonstreren
■ Info zelfhulpgroepen
○ Vaststellen hoe spraak patiënt nu is qua articulatie, spreeksnelheid, accent en
verstaanbaarheid
■ Belangrijk want invloed op aanleren nieuwe vorm spraak
■ Gehoor ook nagaan
● Onvoldoende gehoor → belemmering aanleren nieuwe spraak
■ Schriftelijke communicatievaardigheden evalueren
● Want na operatie (mogelijks) enige vorm communicatie
○ Patiënt laten kennismaken met succespatiënt
■ Zelfde geslacht, leeftijd etc…
■ Niet altijd goed, kan valse hoop geven
■ Alternatief: video-fragmenten
1.2.2. Postoperatief onderzoek
● Patiënt bang of teneergeslagen want spraak verloren
● Therapeut vertrouwen winnen door begrip en kennis te tonen
● Wachten tot toelating chirurg aanleren nieuwe spraak
● Als therapie gestart mag worden, zo vlug mogelijk doen
○ Prognose minder gunstig naarmate aanvang therapie uitgesteld
○ Postoperatief radiotherapie
■ Wenselijk voor aanvang radiotherapie al vorm van spraak, want
effecten radiotherapie negatieve invloed op vorderingen
spraaktherapie
● Soort alaryngale spraak hangt af van chirurgische ingreep & motivatie en voorkeur
patiënt
1.3. Oesophagusspraak
1.3.1. Basisprincipe
● Meest traditionele, niet langer meest gebruikelijke
● Bovenste derde slokdarm gebruikt als luchtreservoir
● Nieuwe glottis, gevormd thv vd slokdarmmond instaat voor stemtrillingen
● Patiënt brengt lucht in slokdarm en rispt/boert deze terug op
2
, ● Lucht passeert de nieuwgevormde glottis en er ontstaat bij stemhebbende klanken
luchttrillingen die zich voortplanten naar de keel/mond/neusholte
● Luchttrillingen verder op normale manier door articulatiebewegingen tot klanken
verwerkt
● Klanken langs vernauwing of ploffend geluid mogelijk
● Combinatie stemtrillingen en schuring of plofgeluid ook mogelijk
1.3.2. Technieken
1.3.2.1. Het pharyngo-oesophagaal segment
● Bij laryngectomie trachea losgemaakt van hypofarynx en omgebogen naar voorste
keelwand
● Vrijgekomen deel hypofarynx verbonden met slokdarm
● Verbinding hypofarynx en slokdarm = pharyngo-oesophagaal segment
● Vezels gaan op die plaats de sfincterwerking slokdarm verzorgen die als neoglottis
fungeren en stemtrillingen doen ontstaan
● Voor segment kan functioneren als neoglottis moet er lucht in slokdarm
○ Kan op 3 manieren
1.3.2.2. De inhalatie- of aspiratiemethode
● Inbrengen van lucht in de slokdarm gebeurt tijdens het inademen van lucht in de
longen
● Luchtdruk slokdarm normaal negatief
● Borstholte vergroot door inademing (langs tracheostoma) negatieve druk slokdarm
nog groter
● Pharyngo-oesophagaal segment niet te erg gespannen → lucht via neus en/of mond
in de slokdarm om onderdruk op te heffen
● Voordeel: patiënt moet stemgeving en ademhaling niet leren scheiden
● Patiënt neemt lucht in de oesophagus bij inademing en produceert stem bij
uitademing
● Echter maar weinig patiënten die erin slagen op deze wijze lucht in de slokdarm te
nemen
1.3.2.3. De luchtslikmethode
● Methode maakt gebruikt van de ontspanning die normaal optreedt in de
slokdarmmond tijdens het slikken om lucht in de oesophagus te brengen
● Patiënt opent de mond, hapt lucht en sluit de mond
● Dan met gesloten mond slikbewegingen waardoor het pharyngo-oesophagaal
segment ontspant en lucht uit de mondholte in oesophagus geduwd wordt
● Met deze methode ook slokdarmspraak mogelijk
● Methode niet aangewezen, lucht slikken neemt te veel tijd in beslag voor behoorlijk
spreektempo
1.3.2.4. De injectiemethode
3
, ● Luchtdruk in mond en farynx verhoogd zodat slokdarmmond zich onder invloed druk
gaat openen en lucht in de oesophagus stroomt om overdruk te neutraliseren
● Voorwaarde: velum opgetrokken zodat mondholte volledig afgesloten vd neusholte,
anders kan lucht ontsnappen via neus
● Overdruk in mond en farynx kan men tot stand brengen door ruimte in mondholte te
verkleinen, door tong naar achteren te bewegen → tongtip tegen alveolen en
tongblad en voor- en achtertong tegen palatum te laten rollen
● Bewegingen gecombineerd met voorwaartse beweging farynxwand
● Verhoging luchtdruk mondholte bij productie stemloze occlusieven /p/, /t/ en /k/
○ Lucht kan in slokdarm gebracht worden tijdens spreken zelf
○ Ontdekt door Annie Molenaar
○ Patiënt moet minder vaak spraak onderbreken om lucht bij te vullen + spraak
vloeiender
○ Lucht leren inademen op stemloze occlusieven
1.3.2.5. Spraakproductie
● Om spraak te produceren moet de lucht in de slokdarm nog uit de slokdarm
gedreven worden
● Klanken ontstaan als deze lucht de neoglottis aan het trillen brengt en/of een
vernauwing of afsluiting in het mondkanaal passeert
● Om de lucht te verwijderen is drukverhoging in de oesophagus nodig die
teweeggebracht wordt door uitademing lucht uit de longen
● Drukverhoging bij uitademing in de longen en trachea zet zich over op
slokdarmwanden
1.3.3. Therapie: verloop, duur, prognose en beïnvloedende factoren
1.3.3.1. Verloop
● Therapeut legt normale spraakproductie uit en waarom onmogelijk voor patiënt
● Slokdarmspraak verklaren
● Patiënt syllaben /pa:/, /ta:/ en /ka:/ krachtig laten articuleren
● Eerste oesophagusgeluiden ontstaan meestal toevallig
● Patiënt moet fonatiemechanisme goed leren beheersen
● Als genoemde lettergrepen onder de knie met stem, dan klinkers en eenlettergrepige
woorden
○ Woorden die telkens initiaal en finaal een vd gekende consonanten bevatten
(bvb. pot, kap, tak)
● Als vorige vlot, ook andere consonanten
○ Eerst enkel stemloze
○ Later ook stemhebbende
● Meerlettergrepige woorden oefenen met de aangeleerde klanken (bvb. kapot,
kapitein)
● Woorden met medeklinkerverbindingen (bvb. plat, kruip, klas)
● Ten slotte zinnen
4