Samenvatting Immunologie 1
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de hematologie
Hematologie is de tak van de wetenschap die zich bezig houdt met:
- Samenstelling/eigenschappen bloed
- Bloedvormende organen
- Bloedziekte
1: Functies van het bloed
Bloed vervult volgende taken:
- Transport (van allerlei moleculen, vb O2, hormonen..)
- Homeostase (temperatuur, zuur-base evenwicht, water huishouding)
- Afweer tegen lichaamsvreemde organismen/stoffen
- Herstel van verwondingen
2: Samenstelling van het bloed
Bloed bestaat uit:
- 45% Cellen (erythrocyten, leukocyten, trombocyten)
- 55% Plasma (= alles in bloed dat geen cel is, voornamelijk water maar ook eiwitten zoals
albumine die algemene transport doet, zouten, voedingstoffen, hormonen en afvalstoffen)
2.1 Bloedcellen
41% van bloed bestaat uit rode bloedcellen (erythrocyten), belangrijkste taak is transport van
zuurstof en CO2, via het eiwit hemoglobine.
4% van bloed bestaat uit witte bloedcellen (leukocyten), belangrijk voor afweer en op te delen in
monocyten, lymfocyten en granulocyten (bestaande uit basofiele, eosinofiele en neutrofiele
granulocyten)
0.1% van het totale bloedvolume bestaat uit bloedplaatjes (trombocyten), deze cellen spelen een rol
bij bloedstolling.
2.2 Bloedplasma (behandeld bij plasma)
2.3 Verdeling van bloedcellen in het bloed
Evenredige verdeling van bloedcellen over het bloed door elektrostatische (negatief geladen
oppervlakte) afstoting van bloedcellen ten opzichte van elkaar, dit in combinatie met continue
beweging.
Rouleauxvorming/geldrolvorming: Fenomeen dat voordoet als pH (normaal 7.4) van bloed zakt,
hierdoor verzwakt de afstoting van bloedcellen t.o.v. elkaar, remt bloedstroom af en bemoeilijkt
uitwisseling van stoffen.
,3: Bloedafname en soorten bloedstalen
Bij veneuze bloedafname zal bloed uit zichzelf stollen, hierbij wordt een fibrine
netwerk vastgelegd waar nagenoeg alle cellen in vastzitten, de vloeistof boven dit
netwerk wordt serum genoemd. (Serum is eigenlijk gewoon plasma waruit stoffen
nodig voor bloedstolling gehaald zijn, cuz die zijn gebruikt bij het stollen 😉)
Wanneer we niet gestold bloed willen wordt er een anti-coagulans toegevoegd
aan onze stalen, dit is in praktijk vaak EDTA (chaleert bivalente ionen zoals
Ca2+) maar kan ook citraat of heparine zijn.
Indien we niet gestold bloed centrifugeren komen we 3 lagen uit, de
onderste laag bevat onze erythrocyten, de middelste laag -ook wel buffy
coat genoemd- bevat de leukocyten en trombocyten, de bovenste laag
bestaat uit plasma.
Soms is veneuze bloedafname niet mogelijk dan opteert men voor
capilaire bloedafname (bij pasgeborenen hielprik).
Hoofdstuk 2: De verschillende bloedcellen
4: Leukocyten (witte bloedcellen)
Witte bloedcellen zijn de enige gekernde cellen in het bloed, ze zijn kleurloos en vallen te
onderscheiden in granulocyten (neutrofiele 40-75%, eosinofiele 1-6% en basofielen <2%) en de
agranulocyten (monocyten 2-10% en lymfocyten 20-50%)
Indeling van WBC kan via aanwezigheid van granules (maar in sommige staten krijgen agranulocyten
wel granules) maar indeling kan ook op vlak van kernvorm en functie.
Polymorfonucleaire WBC Mononucleaire WBC
Neutrofielen Monocyten
Eosinofielen Lymfocyten
Basofielen
Tabel 1: WBC ingedeeld volgens kernvorm
Fagocyten Immunocyten
Neutrofielen Lymfocyten
Eosinofielen
Basofielen
Monocyten
Tabel 2: WBC ingedeeld volgens functie
Morfologische scheiding wordt gedaan volgens een kenmerkende kleuring, waar basische structuren
(vb spermine in granules van eosinofielen of hemoglobine) die zure kleurstoffen aantrekken
(acidofiel, kleurstof is eosine dus ook eosinofiel genoemd) rood gekleurd worden, zure structuren
(fosfaatgroepen DNA of heparine aanwezig in granules van basofielen) die basische kleurstoffen
aantrekken (basofiel) worden blauw gekleurd. (haematoxyline-eosine kleuring)
Bij scheiding houdt men rekening met allerlei zaken zoals kernvorm, celgrootte en abundantie,
verhouding kern/cytoplasma, kleur van structuren, aan/afwezigheid vacuoles en granules.
, 4.1: Neutrofielen (cursus p18-20)
De meest voorkomende WBC (40-75%), bestaat in 2 vormen:
- Jonge vorm: staafvormige kern (<1% van neutrofielen)
- Mature vorm: Sterk gelobde (2-5) kern
Algemene kenmerken (behalve kernvorm):
- 10-15 µm
- Donker paarse kern (chromatine donker paars)
- Lichtroze cytoplasma met veel lichtblauwe granules
Hypersegmentatie: fenomeen waar kern meer dan 5 lobben heeft
Types granules:
1. Lysosomen (primaire granule): Fagocytotische functie, bevat
lysozymen/proteasen/hydrolasen
2. Secundaire granules: pro-inflammatoire functie, bevat stoffen belangrijk voor inflammatie
3. Tertiaire granules: fagocytotische en celadhesieve functie, bevat gelatinase dat beschadigd
collageen afbreekt
Voornaamste functie van Neutrofielen is fagocytose, en met grootste efficiëntie tegen bacteriën.
4.2 Eosinofielen (cursus p20-22)
Een minder voorkomend WBC (1-6%)
Algemene kernmerken:
- 12-16 µm (iets groter dan neutrofiel)
- Tweelobbige paarse kern
- Gelijkmatig verdeelde evengrote roze granules
- Granules bevatten een kristalachtige inclusie = MBP Major Basic Protein, bevatten ook
peroxidasen
Functie van eosinofielen:
- Fagocytose, in mindere mate dan neutrofielen en vooral bij Antigeen:Antilichaam complexen
- Afweer tegen parasitaire infecties: Herkent parasieten die geopsoniseerd (gecoat in hier
specifiek IgE antilichamen) zijn, zal degranuleren waardoor de MBP wordt vrijgesteld en de
parasiet sterft.
- Allergie