Lezen, spellen en rekenen: diagnostiek
HC1: Normale ontwikkeling van lezen
Inleiding
Waarom lezen we? Informatie opdoen, leesplezier, communicatie, zelfstandigheid,
zelfredzaamheid in de maatschappij, ... Al deze redenen overstijgen het technisch lezen want
het technisch lezen is een functionele vaardigheid.
Technisch lezen is de techniek van het lezen, dit moet eerst worden aangeleerd vooraleer
we kunnen lezen voor een bepaald doel. (informatie, plezier,...) Het technisch lezen is slechts
een middel, geen doel!
We onderscheiden verschillende vormen van lezen:
Technisch lezen = verklanken van geschreven (grafemen, woorden, zinnen, teksten)
materiaal. Welke grafemen?
o Klinkers: korte & lange
o Medeklinkers: enkele & dubbele (ng,ch)
o Twee(teken) klanken (ui, oe, ie)
= Het kraken van de code!
Begrijpend lezen = achterhalen van betekenis van tekst, tekstbegrip centraal
o Inhoud leren kennen
o Bedoeling auteur achterhalen
Studerend lezen = inhoud van tekst opslaan om later te kunnen reproduceren
o Tekst verwerken, studeren, …
o Tekst opslaan om het later te kunnen reproduceren
Belevend lezen = inleven in personages, genieten en ontspannen bij lezen van
boeken
Begrijpend lezen en studerend lezen worden vaak samengenomen.
Soms wordt er een 5e vorm van lezen vermeld: expressief lezen = met mooie intonatie, wij
zien dit onder decoderen als aspect bij technisch lezen!
Het Nederlands is een taal met een alfabetisch schriftsysteem en geen logografisch
schriftsysteem. Bij een logografisch schrijfsysteem hebben alle symbolen een betekenis en
bij alfabetisch schriftsysteem komen eenheden uit de gesproken taal overeen met eenheden
uit de geschreven taal.
Geen een-op-een relatie tussen grafemen en fonemen in het Nederlands! Je kan de ‘e’ op
verschillende manieren uitspreken, de ij op 2 manieren schrijven, …
Een transparantie taal heeft een duidelijke een-op-een relatie (spaans, italiaans),
transparante talen zijn dus dyslexie vriendelijke talen omdat je het schrifsysteem makkelijk
kan beheersen. Niet-transparante talen zoals het Nederlands hebben geen een-op-een
relatie!
1
,Leesontwikkeling
Ontluikende geletterdheid
“De spontane belangstelling van kleuters & peuters voor het geschreven en de inzichten die
ze ontwikkelen in de functies van geschreven taal.”
= ontwikkeling van de geletterdheid in (voor)schoolse periode van 0-4 jaar
Pre-alfabetisch: kind herkent woorden op basis van visuele kenmerken
o Coca cola, McDonalds, Quick,... Kinderen zien deze woorden vaak dus ze
herkennen de woordbeelden, ook al kunnen ze het nog niet lezen. Het kind
herkent het geheel.
Partieel- alfabetisch: wel kennis over letter-klank relatie, bij beperkt aantal letters
o Eigen naam kunnen schrijven maar niets anders
Fonologisch bewustzijn (FBZ) = gevoeligheid voor de fonologische structuur van woorden in
een taal. Het omvat de mogelijkheden om te reflecteren over en te manipuleren van de
structuur van een uiting (woord/lettergreep/klank), los van de betekenis. Het geeft inzicht in
de klankstructuur van een taal en het kunnen ‘goochelen’ met taal.
Het is een abstracte vaardigheid omwille van de continue spraakstroom bij het uitspreken
van woorden. Aanvankelijk is het het onbewust gebruik maken van klanken maar later wordt
het bewust gebruikt.
Voorbeeld fonologische vaardigheid rijmen
Het fonologisch bewustzijn ontwikkeld zich vanaf de leeftijd van 3 jaar en is voltooid rond de
leeftijd van 9 à 10 jaar. Er zij absoluut geen verschillen tussen jongens en meisjes maar het
kan wel getraind worden. In elke taal moet het afzonderlijk worden ontwikkeld (invloed
meertaligheid).
Relatie tussen lezen en fonologisch bewustzijn
Wederzijdse relatie
Gerichte aandacht voor FBZ in de kleuterperiode geeft voorsprong bij aanvankelijk
ste
leren lezen in het 1 leerjaar
Samenhang tussen FBZ en leesrijpheid
o Grootste bij rijmen en leesrijpheid
o Kleinste tussen samenvoegen en leesrijpheid
Samenhang tussen FBZ en decodeervaardigheden
ste ste
o FBZ 1 leerjaar correleert met decodeervaardigheden van einde 1 leerjaar
o Deletie- en categorisatietaken onderscheiden goede lezers van zwakke
2
,Wanneer het kind beschikt over een zwak fonologisch bewustzijn, zal het ook zwak zijn in
lezen. Wanneer je een deletietaak geeft bv: kast en laat de s weg = kat of je geeft een
categorisatietaak bv: alles met zelfde letter samen zetten. Wanneer je merkt dat het kind
hier niet goed in is, zal hij een zwakke lezer worden.
Het FBZ kan groeien bij het starten van het aanvankelijk leesproces!
Na of op basis van het fonologisch bewustzijn ontwikkelt het fonemisch bewustzijn.
Fonemisch bewustzijn = het segmenteren (in stukken hakken) van spraakstroom (woorden)
in klanken. Het fonologisch bewustzijn is noodzakelijk om tot het fonemisch bewustzijn te
komen. Het ontwikkelt niet spontaan. Het fonemsich bewustzijn is eerder een gevolg van
geletterdheid. Je hebt het inzicht nodig dat afzonderlijke klanken overeenkomen met de
klankvorm van een woord. De moeilijkheden hierbij zijn:
Fonemen zijn abstracte linguïstische eenheden
Fonemen in een woord zijn geen afzonderlijke pakketjes maar vormen perceptueel 1
onafscheidbaar geheel: een continue stroom.
Fonemisch bewustzijn = al het auditieve nog verder verfijnen tot niveau van kleinste units
Beginnende geletterdheid
Binnen de beginnende geletterdheid bekijken we het alfabetisch principe, fonologisch
decoderen, het self-teaching mechanism en 2 pijlers.
Het alfabetisch principe
Waarom alfabetisch? Ze leren het alfabet
Het alfabetisch principe houdt in dat kinderen leren beseffen dat letters en lettercombinaties
symbolen zijn om spraakklanken te representeren. Het is een eenvoudig principe (teken-
klank- koppeling of foneem-grafeem koppeling), de grafemen zijn de tekens voor fonemen
(geen letters!) en fonemen zijn de kleinste klankeenheden met een betekenisonderscheid.
Allofonen zijn klankverschillen zonder een betekenisonderscheid (voorbeeld: huig R en
tongpunt R)
Het fonologisch decoderen
= de mogelijkheid om grafemen in fonemen om te zetten en dit inzicht te gebruiken om
nieuwe woorden te decoderen = de elementaire leeshandeling (decoderen: van de ene code
naar de andere omzetten)
Voorbeeld: “poes” fonologisch decoderen: auditieve analyse, synthese, temporeel ordenen
& klankpositie bepalen.̀deelvaardigheden die nodig zijn
3
, Self-teaching mechanisme/hypothesis
= vakkundigheid om grafemen en grafeemclusters om te zetten in fonemen en deze kennis
gebruiken om nieuwe woorden te vormen. Het is een manier van werken die je jezelf kan
aanleren.
Op grond van de aangeleerde grafeem-foneem koppeling kan een kind grotendeels
zelfstandig zijn kennisbestand uitbreiden. Ze leren de fonemen-grafemen en fonologie –
orthografie. Door herhaalde decodeeractiviteit komt er een ontwikkeling van de
grafeemclusters, hoe vaker je bepaalde grafemen samen ziet (str), hoe makkelijker je dit
samen kan verklaren.
Noodzakelijk: woorspecifieke kennis Alle details van de schrijfwijze en de daaraan
gekoppelde klankcode en betekenis van het hele woord
De leesontwikkeling heeft 2 pijlers: het fonemisch bewustzijn en de orthografische
component.
1) Fonemisch bewustzijn: kunnen isoleren van fonemen in woorden
o Multi-sensorisch inoefenen bevordert ontwikkeling van foneembewustzijn
Rol van articulatie! Mond-, tong- en lipbeweging zijn concreet
zichtbaar!
Grafemen visueel aanbieden! Ook concreet zichtbaar!
Letters laten schrijven! Motorische code toevoegen aan visueel-
auditieve!
Ook ordenen van klanken (korte/lange klinkers, medeklinkers,
tweetekenklinkers) bevordert foneembewustzijn: veelzijdig
exploreren!
2) Orthografische component: letters leren
o Een vaardige lezer heeft orthografische kennis (gelinkt aan fonologische
kennis) op niveau van grafemen, woorden en subwoorden
Subwoordniveau
Morfemen (snoep en snoepje)
Rijm (boom en room) = laatste stuk van woord (KM)
Body (boom en boos) = eerste stuk van woord (MK)
4