Samenvatting van het boek "Sociale psychologie, Elliot Aronson; Timothy D. Wilson; Robin M. Akert; Samuel R. Sommers, 9e editie". De samenvatting is aangevuld met afbeeldingen en voorbeelden om de stof beter te begrijpen. Zelf heb ik voor dit vak een 8,5 gehaald!
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de sociale psychologie
1.1 Wat is sociale psychologie?
Sociale psychologie: wetenschap die bestudeert hoe de gedachten, gevoelens en
gedragingen van mensen worden beïnvloed door de echte of denkbeeldige aanwezigheid
van anderen (ouders, vrienden, vreemden).
De kern van sociale psychologie is sociale invloed: we worden allemaal beïnvloed
door andere mensen. Hierbij is er vaak sprake van rechtstreekse pogingen tot
overreding (bv. reclames die ons overhalen om een product te kopen).
Sociale invloed gaat verder dan gedrag. Sociale invloed heeft meer uitingsvormen
dan alleen de doelbewuste pogingen tot overreding, namelijk beïnvloed worden door
al de aanwezigheid van een persoon.
1.1.1 Sociale psychologie, wetenschap en gezond verstand
Ons menselijk sociaal gedrag wordt onderzocht door een empirische methode: op
waarneming en/of onderzoek gebaseerde methode voor het toetsen van hypothesen.
Sociaal psychologen houden zich niet zozeer bezig met sociale situaties in een objectieve
betekenis, maar richten zich op de manier waarop mensen beïnvloed worden door hun
interpretatie of (construct: manier waarop mensen de sociale wereld aannemen, begrijpen
en interpreteren) van hun sociale omgeving. Ze kijken dus naar de manier waarop mensen
de sociale wereld interpreteren. Onderzoek richt zich vooral op determinanten: bepalende
factoren in een ontwikkeling of toestand.
1.1.2 Sociale psychologie en het verschil met verwante disciplines
Sociologie Sociale psychologie Persoonlijkheidspsychologie
Algemene wetten en Psychologische processen Kenmerken die maken dat
theorieën over die mensen met elkaar individuen uniek zijn en van
samenlevingen. gemeen hebben en hen elkaar verschillen.
gevoelig maken voor sociale
invloed. Kijken naar de
sociale situatie zoals die
door het individu wordt
opgevat.
1.2 De macht van de situatie
Fundamentele attributiefout: neiging om het gedrag van mensen te verklaren in termen
van hun persoonlijkheid.
Gedrag wordt op een (attributieve: toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan
andermans gedrag en het daarmee voorzien van verklaringen) manier verklaard.
Voorbeeld van een experiment: Is de naam van het spel ‘Het gemeenschapsspel’,
dan zijn de spelers meer geneigd tot coöperatief gedrag. Is de naam ‘het beursspel’,
dan zijn de spelers meer geneigd tot competitief gedrag. Titel van het spel draagt dus
bij en niet de persoonlijkheidstrekken.
1.3 De macht van sociale interpretatie
Kijken naar de sociale situatie door de objectieve eigenschappen (bv. hoe lonend een
situatie is) te bepalen en vervolgens te kijken naar het gedrag wat daardoor ontstaat.
Behaviorisme: gedrag kan verklaard worden aan de hand van beloningen en straffen in de
omgeving van het organisme. Hierbij zijn zaken als denken en voelen niet belangrijk.
1
,Behavioristen vergaten alleen het belang van de manier waarop mensen hun omgeving
interpreteren.
“Gestaltpsychologie: bestuderen hoe mensen de fysieke wereld waarnemen en stelt dat we
de subjectieve manier moeten onderzoeken waarop een object in de geest van de mensen
verschijnt, in plaats van de objectieve eigenschappen van het object”.
“Fenomenologie: richten op hoe een object op hem of haar overkomt, in plaats van op de
afzonderlijke objectieve elementen van het object”.
Oprichter van de moderne experimentele sociale psychologie is Kurt Lewin. Hij zegt dat het
belangrijker is om de sociale wereld te begrijpen dan de objectieve eigenschappen. We zijn
continu bezig om de gemoedstoestand van anderen te gissen. Lee Ross kwam met het
begrip naïef realisme: overtuiging dat ieder van ons dingen waarneemt ‘zoals ze echt zijn’.
Als andere mensen dezelfde dingen anders zien, komt dat doordat ze bevooroordeeld zijn.
1.4 De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke motieven
Twee motieven zijn van essentieel belang:
- Behoefte aan een positief zelfbeeld.
- De behoefte om de wereld accuraat waar te nemen.
Vaak worden deze motieven in tegengestelde richtingen getrokken.
1.4.1 Het motief van eigenwaarde: de behoefte aan een positief zelfbeeld
Behoefte aan een positief zelfbeeld: zichzelf willen beschouwen als goed, competent en
beschaafd. Vaak geven mensen de zaak een eigen draai, een die hen in het best mogelijke
daglicht stelt. Positief zelfbeeld kan ertoe leiden dat iemand zijn acties rechtvaardigt en er
niet van leert. Dit kan dan verandering en zelfverbetering in de weg staan.
Dit brengt mensen ook in staat om onder bepaalde omstandigheden dingen te doen die in
eerste instantie verrassend of paradoxaal lijken.
1.4.2 Het motief van de sociale cognitie: de behoefte om accuraat waar te nemen
Manieren waarop mensen over zichzelf en de sociale wereld denken, beïnvloeden hun
handelen. Sociaal psychologen interesseren zich in de sociale cognitie: hoe mensen
informatie selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om te oordelen en te beslissen.
We maken fouten in onze pogingen om situaties te begrijpen en te voorspellen, omdat we
niet over alle feiten beschikken die we nodig hebben om een gegeven situatie accuraat te
kunnen beoordelen. Soms beïnvloeden onze verwachtingen over de sociale wereld ons
vermogen om die wereld accuraat waar te nemen.
Selffulfilling prophecy: je verwacht bepaald gedrag van jezelf of iemand anders, dus
handel je op zo’n manier dat je verwachting waarheid wordt.
1.4.3 Overige motieven
1. Motief van eigenwaarde (positieve kijk op onszelf)
2. Motief van sociale cognitie (wereld accuraat waarnemen)
3. Behoefte aan controle
4. Biologische drijfveren
5. Behoefte aan beloning
1.5 Sociale psychologie en maatschappelijke problemen
Sociaal psychologen zijn nieuwsgierig en willen een bijdrage leveren aan de oplossing van
maatschappelijke problemen.
2
,Hoofdstuk 2: Methodologie: hoe doen sociaalpsychologen onderzoek?
2.1 Sociale psychologie: een empirische wetenschap
Resultaten bij deze onderzoeken kunnen nogal voorspelbaar lijken. Dit heet hindsight bias:
Neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen te overschatten,
nadat ze te weten zijn gekomen hoe die uitkomst eruitziet (achteraf gezien ‘dat weet ik wel’).
De kunst is juist om te voorspellen wat er tijdens een experiment zal gebeuren voordat je
weet wat de uitkomst is.
2.1.1 Inspiratie uit eerdere theorieën en onderzoeken
Wetenschap is een cumulatief proces: wetenschappers leiden hypothesen af uit eerdere
theorieën en onderzoeken.
Theorie hypothesen testen resultaten nieuwe hypothesen. Onderzoekers
merken vaak iets op in het dagelijks leven.
2.1.2 Hypothesen gebaseerd op persoonlijke observaties
Onderzoekers merken iets op uit hun eigen of andermans leven en formuleren hier
vervolgens een theorie over het waarom van dat fenomeen.
2.1.3 Onderzoeksmethoden
Observationele methode Correlationele methode Experimentele methode
Beschrijven Voorspellen Causaliteit
Wat is de aard van het Als we x kennen, kunnen we Is variabele x de oorzaak
fenomeen? y dan voorspellen? van variabele y?
2.2 Observationele methode: sociaal gedrag beschrijven
Observationele methode: onderzoeker observeert mensen en legt zijn metingen of
indrukken over hun gedrag systematisch vast.
Voorbeeld is etnografie: groep/cultuur begrijpen door die van binnenuit te
observeren, zonder eigen normen en waarden op te leggen.
Er moet sprake zijn van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: mate van overeenkomst
tussen de resultaten van 2 of meer mensen die onafhankelijk van elkaar een aantal data
observeren en coderen.
2.2.1 Analyse van archieven
Analyse van archieven: archieven van culturenonderzoeken (dagboeken, kranten,
tijdschriften).
Deze methode beperkt zich dus niet tot observaties van reëel gedrag.
2.2.2 Beperkingen van de observationele methode
De grootste beperking is dat waarom mensen bepaald gedrag vertonen niet kan worden
geobserveerd.
2.3 Correlationele methode: sociaal gedrag voorspellen
Correlationele methode: 2 variabelen worden gemeten en gekeken naar in welke mate
deze variabelen met elkaar samenhangen.
Onderzoekers verdiepen zich in de correlatiecoëfficiënt: hiermee kan je vaststellen
hoeverre 2 variabelen met elkaar samenhangen.
- Negatieve correlatie: toename van variabele 1 zorgt voor afname variabele 2.
- Geen correlatie: geen samenhang.
- Positieve correlatie: toename van variabele 1 zorgt voor toename variabele 2.
3
,2.3.1 Onderzoek door middel van vragenlijsten
Voordelen Nadelen
Beeld vormen van de relatie tussen Nauwkeurigheid van de antwoorden.
variabelen die moeilijk observeerbaar
zijn.
Mogelijkheid om een representatieve Vaak antwoorden mensen sociaal
steekproef te nemen. wenselijk.
Aselecte steekproef: steekproef is representatief voor de populatie, omdat iedereen
evenveel kans heeft om geselecteerd te worden voor de steekproef.
At random steekproef: willekeurig ordenen of in groepen indelen van een populatie.
2.3.2 Beperkingen van de correlationele methode: correlatie is niet hetzelfde als causaliteit
Correlatie tussen 2 variabelen dan zijn er 3 causale relaties mogelijk:
1. Variabele 1 is de oorzaak van variabele 2.
2. Variabele 2 is de oorzaak van variabele 1.
3. Geen causaal verband tussen de variabelen, want kan zijn dat het gedrag wordt
veroorzaakt door een 3e variabele.
Correlatie is geen bewijs voor causaliteit!
2.4 Experimentele methode: causale vragen beantwoorden
Experimentele methode: de onderzoeker wijst willekeurig proefpersonen toe aan
verschillende condities en zorgt ervoor dat deze condities identiek zijn met uitzondering van
de onafhankelijke variabele.
Deze methode kan causale relaties vaststellen.
2.4.1 Onafhankelijke en afhankelijke variabelen
Onafhankelijke variabele: de variabele die een onderzoeker verandert om te zien of
dat effect heeft op een andere variabele.
Afhankelijke variabele: de variabele die een onderzoeker meet om te zien of die
wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele. Hypothese is dat de afhankelijke
variabele afhangt van de onafhankelijke variabele.
Voorbeeld is het onderzoek van Darley & Latané: hierbij onderzochten ze het hulp gedrag
van de mensen (onafhankelijke variabele: aantal mensen en afhankelijke variabele: hulp).
Vaak zijn er nog meer factoren die het gedrag beïnvloeden.
2.4.2 Interne validiteit in experimenten
Interne validiteit: alle omstandigheden in een experiment worden gelijk gehouden, behalve
de onafhankelijke variabele.
Willekeurige toewijzing aan een conditie: proces dat ervoor zorgt dat alle deelnemers een
gelijke kans hebben om in een bepaalde conditie van een experiment terecht te komen.
Hierdoor kunnen onderzoekers er relatief zeker van zijn dat verschillen in de persoonlijkheid
of achtergrond van de deelnemers gelijk verdeeld zijn over de condities.
In quasi-experimenteel onderzoek worden proefpersonen niet random toegewezen
aan een conditie.
Alsnog is er altijd een kleine kans dat onderscheidende kenmerken van mensen niet gelijk
over de condities verdeeld zijn. Bij de analyse kijken we daarom naar de
overschrijdingskans (p-waarde): vertelt hoe waarschijnlijk het is dat de resultaten van een
experiment bij toeval zijn ontstaan en niet als gevolg van de onafhankelijke variabele.
4
, Resultaten mogen significant genoemd worden als de waarschijnlijkheidswaarde
minder dan 5 op 100 is, oftewel 5%. Waarschijnlijkheidswaarde: kans dat de
resultaten het gevolg zijn van toevalsfactoren in plaats van de onafhankelijke
variabele.
Sleutel voor een goed experiment:
Hoge interne validiteit.
Mate waarin de onafhankelijke variabele, en alleen de onafhankelijke variabele, van
invloed is op de afhankelijke variabele.
Kan dus causale vragen beantwoorden.
2.4.3 Externe validiteit in experimenten
Externe validiteit: de mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd
kunnen worden naar andere situaties en andere mensen.
Vaak vindt sociaalpsychologisch onderzoek plaat in een kunstmatige setting en kan
het niet gegeneraliseerd worden naar de werkelijkheid.
Psychologen streven naar psychologisch realisme: de mate waarin de psychologische
processen die worden getriggerd in een experiment lijken op psychologische processen in
het dagelijks leven.
Heet ook wel alledaags realisme: de mate waarin een experiment lijkt op situaties in
het dagelijks leven.
Vaak vertellen de onderzoekers een coverstory: beschrijving van het doel van het
onderzoek die proefpersonen te horen krijgen, maar die anders is dan het werkelijke doel. Dit
wordt verteld om het psychologisch realisme van het onderzoek te waarborgen.
Proefpersonen moeten willekeurig uit de populatie worden geselecteerd. Het internet maakt
het onder andere mogelijk om veel verschillende soorten mensen te werven en resultaten
naar de algemene populatie te generaliseren.
Beste manier om externe validiteit te verhogen is het uitvoeren van veldexperimenten:
experimenten die plaatsvinden in een natuurlijke setting.
Verder heeft een veldexperiment dezelfde opzet als een laboratoriumexperiment. De
proefpersonen zijn zich niet bewust van het feit dat de gebeurtenissen die zij ervaren
onderdeel uitmaken van een experiment.
Er moet altijd een compromis worden gesloten tussen interne en externe validiteit:
1. Het zodanig beheersen van de situatie dat irrelevante variabelen geen invloed
hebben op de resultaten en proefpersonen willekeurig worden toegewezen aan
condities.
2. Ervoor zorgen dat de resultaten gegeneraliseerd worden naar het dagelijks leven.
Basisdilemma van de sociaalpsycholoog: compromis tussen interne en externe validiteit
bij het doen van onderzoek. Het is zeer moeilijk om een experiment uit te voeren waarvan
zowel de interne (alle irrelevante variabelen onder controle) als externe validiteit
(generaliseerbaarheid naar andere situaties en mensen) groot zijn.
Replicaties: herhaling van het onderzoek met proefpersonen uit een andere populatie of in
een andere setting. Dit is de ultieme test voor de externe validiteit.
5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lisavanschijndel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.