Dermatologie
Benadering van de alopecie patiënt
Anatomie
Follikeleenheid:
• Meerdere haarfollikels (bij hond en kat = samengesteld)
o Primaire en secundaire follikels
• Sebumklier/talgklier
• Zweetklier
• M. arrector pili = spiertje dat ervoor zorgt dat de haar recht gaat
staan als de patiënt bang is, boos is of het koud heeft
Follikel regenereert gedurende het hele leven.
Haargroei
• Verloopt in cycli: groeiperiode afgewisseld met rustperiode
• Verloopt in mozaïekpatroon – nabijgelegen haren in verschillende haargroeifasen (ruien; haren
per veld, want anders tijdelijk kaal)
3 fasen:
• Anagene fase: groei → haarwortel in vorm van pen
(links)
• Katagene fase: overgang (midden)
• Telogene fase: rust → speervormige haarwortels
(rechts)
• Exogene fase: haaruitval
Afhankelijk van het ras is de haargroeicyclus
gepredomineerd door de anagene fase of de
telogene fase. Hondenrassen met vnl. anagene
fase moeten geknipt of geschoren worden. Omdat
de groei van haarschachten veel energie kost
hebben Noorse en Poolse rassen die in zeer koude
klimaten leven haargroeicycli met vnl. telogene
fase.
1
,Alopecie
Definitie
Minder of korter haar dan normaal
2 types
Echte alopecie
• Haar valt uit
• Lege haarzakjes (volledige haarschacht verloren)
• Aantasting van de haren tijdens de groeifase
• Goed epileerbaar
• Bv. door bacteriële infectie
Schijnbare alopecie
• Schade aan de haarschachttop
• Haarschacht = aanwezig, maar ingekort
• Moeilijk epileerbaar
• Bv. door atopische dermatitis
Klinische benadering
• Anamnese
• Dermatologische anamnese
• Dermatologisch OZ
Het alopecie profiel
1. Symmetrie (symmetrisch/asymmetrisch)
2. Lichaamsverdeling (focaal, multifocaal, regionaal, veralgemeend, volgens een patroon)
3. Epileerbaarheid (afwezig, lesionaal, patroon, veralgemeend)
4. Haarkleurgebondenheid
5. Haarverlies (kwantitatief) (partieel, volledig, primaire haren, miniatuurharen, korter)
6. Kwaliteit restvacht (kleur, structuur, haarkleefsels)
7. Aspect kale huid (dikte, kleur, letsels: comedonen, schilfers)
8. Niet behaarde huiddelen (neusspiegel, voetzool)
9. Ontstaan en verloop (acuut, progressief, cyclisch, spontane teruggroei)
10. Jeukgedrag
11. Andere orgaansystemen (LG, spieratrofie, PU/PD, levendigheid)
12. Geslachtskenmerken (geslachtshormoon gebonden alopecie)
3 honden bovenaan: niet-inflammatoire
alopecie. Bilateraal symmetrisch (behalve
in het midden), zonder algemene
huidklachten. Linksboven: gestegen
epileerbaarheid enkel op nek en flanken,
preputium hangt af en massa in 1 testikel
→ hyperoestrogenisme. Midden boven:
enkel letsels t.h.v. grijze vacht →
kleurdilutie alopecie? Rechtsboven:
zelfde letsels en teruggroei zonder
behandeling (cyclisch verloop letsels) →
seizoensgebonden flank alopecie.
2 honden onderaan: asymmetrische distributie, veranderd aspect van de huid (inflammatoir).
Links: circulair spreidende letsels met erytheem en adherente schilfers, volledige alopecie →
Trichofyton (schimmel) infectie. Rechts: puntulcers = indicatie van furunculose (ontplofte haarzakjes)
→ diepe bacteriële pyodermie.
2
,Bijzondere diagnostische testen
• Epileerbaarheid
o Gemak waarmee haren te epileren zijn
• Trichografie
o Microscopisch OZ van een haarpluksel (haarschacht bekijken)
Ontstaanswijzen alopecie
1. Haarbreuk – traumatische alopecie
• Jeukgedrag
• Haarschachtdefect
2. Follikeldestructie – beschadiging van de follikel
• Ontsteking: infectieus, parasitair of immuungemedieerd
o Bacteriële infectie
o Dermatofytosis
o Demodicosis
o Pemfigus foliaceus
o Sebumklieradenitis
• (Follikelischemie/-hypoxie) → verminderde doorbloeding
• (Fysicochemische oorzaken)
• Neoplasie
o Epitheliotroop lymfoom (lymfoblasten)
3. Stoornis in de haarcyclus – atrofische alopecie
4. Stoornis in de follikelvorming en/of haarproductie – dysplastische alopecie
Folliculaire infectie – bacterieel
• Hond: frequent, kat: zelden (uitgezonderd abcessen door vechten)
• Primair pathogeen:
o Hond: Staphylococcus pseudo-intermedius
o Kat: Staphylococcus aureus
• Steeds secundair (aan probleem t.h.v. de huidbarrière of het microklimaat van de huid)
• Behandelingsduur afh. van:
o Afweer van de patiënt
o Diepte van de infectie
Oppervlakkige pyodermie
Epidermitis/folliculitis
= Bacteriële infectie van de epidermis/oppervlakkig deel van de haarfollikel.
Pathogenese
Defect in de huidbarrière en/of immuniteit door:
• Trauma (bv. trimmen)
• Puberteit
• Ectoparasieten (vlooien, demodex)
• Allergie
• Endocrien (hypothyroïdie, Cushing)
• Keratinisatiedefect (sebumklieradenitis)
Distributie
• Meestal t.h.v. romp
• Soms mucocutaan (t.h.v. neusvleugels, oogleden, anus/vulva)
3
, Afwijkende distributie:
• Andere kiem
• Immuundefect
• Andere huidaandoening (verkeerde diagnose)
Morfologische letsels
• Papel (verhevenheid van de huid)
• Pustel (papel gevuld met etter)
• Korst (ingedroogde pustel)
• Colarette (ring van schilfers, als korst eraf valt)
• Alopecie
• Pigmentverandering (hyper- of hypo-/depigmentatie)
Pustelprofiel:
1. Aantal
• Meestal schaars en klein bij een bacteriële infectie (uitgezonderd bij immuunsuppressie)
• Veel bij demodicose
• Veel en groot bij pemphigus foliaceus
2. Kleur
• Hemorragische pustels: furunculose (infectieuze of steriele oorzaak)
• Witte pustels: demodicose
3. Distributie
• Bacteriële infectie: romp
• Demodicose: elke distributie
• Pemphigus foliaceus: kop, voeten en romp
4. Oriëntatie t.o.v. haarfollikel
• Folliculaire pustel
• Niet-folliculaire pustel
Levensloop van de pustule:
• Rode macula, papel, pustule, collarette, korst, alopecie
• Hypo- of hyperpigmentatie
Al dan niet jeukend
• Lesionale jeuk? → testen d.m.v. krabreflex (t.h.v. colaretten krabben, als hond mee gaat krabben
dan heb je lesionale jeuk)
• Respons na AB therapie
Diagnose
• Cytologie van intacte pustels of rand van de colarette → purulent ontstekingspatroon:
o Neutrofielen
o Gefagocyteerde coccen
• Histologie
Bij mucocutane letsels eerst behandelen met AB, als er dan nog restletsels zijn biopt nemen (om
onderscheid te maken tussen bacteriële infectie en immuungemedieerde/auto-immune
aandoening).
4