Inleiding
Zijderoutes = verzameling van verschillende routes/paden tussen Midden-Oosten en China. Zijn
relatief in het noorden gelegen (graanculturen, grens tussen graan en rijst bevindt zich in het oosten)
Voor China vooral verbinding met Centraal-Azië
Meeste routes geteisterd door extreme temperatuursverschillen: woestijnen, gebergtes,
tropische regenwouden belangrijk omdat wanneer men door deze woestijnen moest
trekken dit moeilijk was. Men kon niet het hele jaar reizen (ontstonden steden rondom
oases, vruchtbare valleien)
o Van april tot augustus van zuid naar noorden (windrichtingen)
o December tot maart van noorden naar zuiden (windrichtingen)
o Winrichtingen belangrijke consequenties dat handelaars/reizigers bepaalde maanden
vastziten. Dit betekent dat bepaalde havensteden in india, afrika, zuidoost gemengde
bevolkingen krijgt (handelaars die zich daar vestigen, vastzitten en hier ook instituties
gaan oprichten)
H1: De grondslagen van een verbonden wereld
1.1 Westelijk Azië, draaischijf tussen land en zee
Algemeen:
Belangrijke technologische en wetenschappelijke doorbraken (uitvinding van het schrift,
uitvinding getal O, landbouw, …)
Zeer handels- en reisgericht (varieert van regio tot regio)
Omgang met religieuze en etnische diversiteit (Leven van verschillende religies langs elkaar.
Ook een regio die gekenmerkt is door een grote etnische diversiteit)
Religieuze dynamiek (Vele wereldreligies hebben hun wortels in het midden-oosten)
Mesopotamië: oudste menselijke beschaving/tweestromenland:
= regio waar vele aspecten zijn ontstaan. Dit door de vruchtbare regio verbonden door rivieren en
gelegen bij andere rivieren (Nijl) (goed contact met de zee: schepen). Klimaat minder droog, meer
water, rivieren zorgden voor vruchtbare overstromingen Grote variatie voor grondstoffen
Maar omgeven door woestijnen. Was dus een sterk vraag gestuurde economie (vraag naar
grondstoffen die daar niet gekweekt konden worden maar waar men aan moest komen door handel
met andere gebieden)
Soemer (4e – 3e millennium v.t.); Akkad (2350-2150 v.t.) en Babylon (1800-1595 v.t.):
= samenleving van stadstaten ontstaan door grote landbouwopbrengsten door gebruik van
irrigatie.
Aan grondslag van oudste schrift dat evolueerde naar spijkerschrift
Al relaties met regio’s (2stromenland – oude Egypte (wiel) – stuk Indische beschaving
(schepen)
Akkad en Babylon: Eerste grondwet en gebruikten wapens voor verdediging
Ariërs en Hettieten (Anatolië) (1700 - 1200 v.t.):
= Indo-Europees volk dat Babylon veroverde en een einde aan de bloei maakte.
Fenicisch alfabetisch schrift rond 1500 v.t.
Tussen 1200 en ca. 1150 v.t. worden verschillende steden verwoest door langdurige droogte: Late
Bronze Age Collapse
Assyriërs:
, Terug een bloei onder de Assyriërs
Onderwerpen van andere stammen met geweld
Bekend voor hun ontwikkelingen en omgaan met diversiteit. Legden uniforme standaarden
op Gecentraliseerd rijk (doorheen het hele rijk)
o = Systematische politiek om de bevolking te onderdrukken.
o Deportaties van opstandige gewesten zorgde voor uitwisseling van cultuur/techniek
Achaemeniden (Perzen): grondslag Perzische Rijk: 6 e eeuw v.t.:
Multi-etnisch rijk gedecentraliseerd rijk (de verschillende veroverde volkeren mochten in
hun eigen cultuur leven)
o Tolerantie religie
o Anderzijds zorgden ze wel voor eenheid inzake handel! (Koningswegen handel
met oa Egypte)
Technologie en infrastructuur: fortificaties (geen natuurlijke barrieres)
o Qanats: Ondergrondse kanalen die toelaten om water ondergronds te laten lopen en
op die manier steden kunnen bevloeien, zelfs midden in de woestijn (verspreiding
water was een probleem! Nu nog)
o Yakchal: toren om het water koel te houden
o Sterke militaire technologieën
Culturele en godsdienstvrijheid
o Zoroastrisme: dominante godsdienst, staatsgodsdienst: koning is plaatsvervanger
van God (Religie draait om strijd tussen goed en kwaad / orde en wanorde. Mens
moet altijd het goede doen (hoge eis))
Hellenistische Periode (323-30 v.o.t.):
Alexander De Grote (356-323 v.o.t.): Grote verspreiding van Griekse cultuur door Midden-
Oosten door zijn veroveringen
o Griekse vertalingen zorgde voor verspreiding van ideeën
o Perzische invloed op Grieken: gestimuleerd door Alexander (wisk, astro,…)
o Griekse Perzische invloed op India, MAAR ook wederzijds
Parthen (247 v.t.-224 o.t.):
Politiek minder sterk. Zwakke federatieve structuur veel regionale verschillen
Hellenistische invloed in taal en hofcultuur
Lange afstandshandel: Parthen opteerden voor een sterke internationale handel. Was onder
hen dat de contacten met China verder werden ontwikkeld. In deze periode konden we
beginnen spreken over zijderoutes.
o Vooral culturele uitwisseling
Oorlog met Romeinen: Romeinen probeerden ook zijde te verkrijgen via Parthen maar
handelsrelaties met Parthen liep moeilijk. Veroveren uiteindelijk Palmyra (opening Indische
Oceaan)
o Drijven nu ook handel China, India
De synthese der Sassaniden (224-651):
,= Tegenpool van de Perzen (decentralisatie <-> centralisatie):
Centralisering en absolutisme: centralisatie gekoppeld aan de invoering van een
staatsgodsdienst.
Zoroastrisme staatsgodsdienst: begrip staatsgodsdienst ontstaat: iedereen moet de religie
eren, intolerantie en godsdienstvervolging van andere religies (manicheeërs en Christenen)
Religieuze dynamiek:
o Manicheïsme: gaan vluchten naar het Oosten via zijderoute met success want in 763
bekeren ze de Oeigoeren waar het de staatsgodsdienst wordt.
manicheisme = synthese van bestaande religies, heeft invloeden van andere
religies, heel missionair.
o Verspreiding Christendom door toenemende intolerantie
o De ‘verwesterlijking’ van het christendom:
Christendom populair onder Keizer Constantijn staatsgodsdienst onder
Theodosius I (380)
Vroege Christendom kende spanning binnen het Christendom Concilie
Nicea 325: Arianen / Concilie Efese 431: Nestorianen (excommunicatie van
beide groepen)
o Verspreiding naar het oosten: vaak vervolgd door Sassaniden verder naar
Centraal-Azië en het Verre Oosten (graag geziene mensen, vaak mensen met
invloeden en goede beroepen)
De Sogdiërs (2e -8e eeuw):
De ware koningen van de zijderoutes.
Hoofdstad = Samarkand
Gebied: hart van de zijderoute, ontstaan stadsstaten. Actief handelsgebied.
Regio wordt ontzettend rijk omdat ze op een kruispunten zitten van de zijderoute tussen
perzie, irak, china,…
Hadden gemeenschappelijke taal, waren handelaars, muzikanten,… (veel vluchtende mensen
van andere religies: Nestorianen, Manicheeërs)
1.2 De pluraliteit van de Indische beschaving
Anders denken over identiteit, duidelijke onderscheidingen tussen groepen in tegenstelling tot
westen of midden oosten.
Indus-cultuur (2600-1800 v.o.t.) (1ste stedelijke samenleving): (Verdwenen door natuurramp)
= oudste Aziatische beschaving (Dravianen)
Inval van Centraal Aziatische Ariërs: zijn migranten uit het noorden die zich vooral gaan
vermengen.
o Vertonen een verwantschap met Perzische cultuur
o Vormen een kastenstelsel (klassenopdeling) (Ariërs hogere kasten dan de Dravianen)
=> tegenstelling tussen Dravidiaanse en Arische cultuur
o Introductie brahmanisme (later hindoeïsme): uit zich in de 4 veda’s (geschriften die later
de grondslag voor het Hindoeïsme zullen worden)
Sociale structuur: Brahamanen (priesters), krijgen en bestuurders, Draviaanse bevolking,
arbeiders (slaven)
Bloei Ganges-cultuur (vanaf 8e eeuw v.o.t.)::
, Ontstaan nieuwe stedelijk-agrarische samenlevingen rond de Gangesvallei (door betere
landbouwtechnieken/bevolkingsgroei)
Sociale en religieuze verschuivingen!
= Nadenken over het bestaan en verlichting zoektocht naar individuele verlichting en
streven naar inzicht (mokhsa: teksten die reflecteren op andere religieuze teksten)
o In deze teksten worden de Indiase concepten over karma en reïncarnatie ontwikkeld
(reïncarnatie symboliseert de kernelementen van de Indiase cultuur: de eeuwige
Atman (ziel) en het samsara (cyclus van dood en wedergeboorte, zndr begin/einde)
o Upanishaden (vedanta): streven naar individuele verlichting (via meditatie, yoga)
o Mahavira: jaïnisme: predikten geweldloos, respect voor alle leven, openheid,
tolerantie,…
o Siddharta Gautama: boeddhisme: probleem van de mens is verlangen en bezitsdrang
(eeuwige cyclus). Ze verspreiden de boodschap van de 4 waarden: leven is lijden; de
oorzaak van lijden is het verlangen; het verlangen moet overwonnen worden om een
einde te maken aan het lijden
Deze cyclus kan doorbroken worden door het volgen van achtvoudig pad en
verlangen achterwege te laten.
Het Maurya-rijk (321-185 v.o.t.):
Eerste gecentraliseerde rijk van het Indiase subcontinent (basis door Chandragupta Maurya)
Expansie bijna heel het Indische gebied buiten het Zuiden
Keizer Ashoka had genoeg van de wreedheden van de oorlog en bekeerde zich tot het
boeddhisme:
o Ontstaan van Ashoka’s dhamma = boeddhistische politieke filosofie. De dhamma
moest in het verdeelde rijk eenheid rust en welzijn brengen, men ging de principes
van de dhamma in meerder talen op zuilen plaatsen die overal in het rijk werden
opgericht. De dhamma riep op tot geweldloosheid en religieuze tolerantie
o De diversiteit is positief, moet omarmd worden. Moeten proberen de andere te
begrijpen en het verschil omarmen.
Bloei handel: handelsexpansie:
o Permanent intern en internationaal netwerk van handelsrelaties over land en zee
(handelsvloot)
o Handelsposten langs kusten, aparte handelskwartieren in steden(diaspora-
multiculturaliteit)
Cultureel-religieuze expansie:
o Codificatie boeddhisme: theravada: de enige juiste en erkende boeddhistische
variant. Missie was om zich over Zuid-Azië (India) tot in Sri Lanka te verspreiden. 1 ste
eeuw wordt in Sri Lanka op een boeddhistisch concilie beslist de inzichten van de
Boeddha op schrift te stellen = Pali Canon of tripikata
o Theravada: Nadruk op meditatie, leven aangaan als een monnik, leven als een
monnik.
Sātavāhana-rijk (bloei ca. 230 v.o.t. – 220 o.t.):
Brahamanisme nog legitimatie van koninklijk gezag maar Boeddhisme had vrije loop onder
bevolking.
Boeddhistische cultuur: tempels en kloosters, stoepa’s (Amaravati-stijl normgevend)
In Sri Lank wordt Boeddhisme op schrift gesteld.
Griekse, Romeinse en centraal-Aziatische invloeden
Wederzijdse invloeden met Grieken op het Indiase subcontinent