100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
samenvatting bewegingsvaardigheden blok 1 en 2 €3,49   In winkelwagen

Samenvatting

samenvatting bewegingsvaardigheden blok 1 en 2

1 beoordeling
 23 keer bekeken  1 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling

Samenvatting bewegingsvaardigheden blok 1 en 2 ALO jaar 1

Voorbeeld 3 van de 26  pagina's

  • 27 december 2019
  • 26
  • 2018/2019
  • Samenvatting

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: evas45 • 1 jaar geleden

avatar-seller
Theorie Bewegingsvaardigheden
Atletiek
Hoofdstuk speerwerpen
Binnen de aanloop van het speerwerpen zijn er twee delen: cyclische deel (vooruitlopend) en
het acyclische (bestaat uit 5 fases/Finse pas) deel. Het eerste is een versnelling van het
geheel, bij het tweede is er een verdere versnelling en voorbereiding voor de afworp.

Hoe kan de werper de speer zo ver mogelijk werpen?
● Zo groot mogelijke afwerpsnelheid op het moment dat je de speer loslaat → dit door
een optimaal lange versnellingsbaan.
● Zo gunstig mogelijke stijgingshoek: tussen de 32-36.
● De afwerphoogte speelt een belangrijke rol, bepaald door de lengte van de werper en
de lichaamsstrekking op het juiste moment uit te voeren.

Van belang voor de afwerpsnelheid zijn:
● Snelheid = voorwaartse beweging
● Strekking = opstrekken van het lichaam
● Oprekking = voorgerekte spieren (spanboogeffect)
● Torsie = verwringing
● Rotatie = draaiing
Daarnaast is het belangrijk om de opgewekte krachten van het ene systeem over te brengen
op het andere (overdragen op de speer uiteindelijk). Ten slotte moet de niet-werparmkant
worden geblokkeerd zodat alle opgewekte snelheden in versnelde vorm door de andere kant
worden overgenomen → wet van behoud van energie (‘de vrachtwagen waar je tegenaan
loopt’).

Er zijn 3 verschillende handgrepen: normaal greep, Finse greep, vork greep
(gezondheidsgreep → blessure elleboog).

De aanloopfase
De aanloop begint vanuit een rechtopstaande houding, speer boven schouder op
voorhoofdhoogte. Belangrijk: ontspannen handhouding.

De eerste pas uit de Finse pas
De langste (soms sprongachtig) → inleiding voor het naar achteren brengen van de speer

De tweede pas
Speer wordt naar achteren gebracht: in een rechte lijn met gebogen arm. Tussen schouder-
en hoofdhoogte. Aan het eind van de pas moet de lichaamshouding zo zijn: de
werpschouder wordt 90 naar achteren gedraaid, de heupas is 45-90, speerpunt op
wanghoogte, lengteas van het lichaam maakt een rechte hoek met de speer, achterover
neigen van het lichaam van ongeveer 30 → hierdoor komt de speer in de goede afwerphoek.

De derde pas: lichaam blijft onveranderd.

De vierde pas
Dit is de impulspas. Voorwaarden voor een lange versnellingsweg in de afwerpfase: optimale
uitvoering in de tweede pas van naar achteren draaien schouder en heup, het achterwaarts
neigen van het lichaam, het actief plaatsen (over de buitenkant) van de rechtervoet onder
een hoek van max 45 (half open, gesloten). Rechterbeen mag geen remhefwerking
oproepen, zodat de heupen naar voren kunnen gaan: soft-stap.

,De vijfde pas is de afwerppas.
De afwerpfase
Dit begint op het moment dat het LZP tijdens de laatste aanlooppas boven het steunvlak van
het rechterbeen komt. Eindversnelling door: voet zo neerzetten dat er niet te veel remming
optreedt en het lichaam als het ware wordt opgetild, rechtervoet en knie draaien in
werprichting, werparm gestrekt houden, draaibeweging van de romp → bovenlichaam krijgt
een snelheidsimpuls doordat het onderlichaam remt, gestrekte arm inrollen, de afworp vindt
laat plaats. De linkerzijde van het lichaam blokkeert + strekking linkerbeen (ondersteunt
impulsoverdracht + afwerphoogte)

De omsprong
Speer losgelaten → omspringen om de resterende voorwaartse snelheid af te remmen. Dit
moet voor de afwerplijn zijn!

Hoofdstuk hoogspringen
Er zijn 3 verschillende hoofdtechnieken bij hoogspringen, namelijk:
1. De schotse sprong (mechanica van de straddle)
2. De fosburyflop
3. De straddle

De fosburyflop
Bij hoogspringen ligt het accent op de verticale stijgingssnelheid. Het LZP speelt een erg
grote rol, door de armen en zwaaibeen omhoog te gooien bij de afzet, wordt het LZP
verhoogd. Afzethoek is 60-65°.

De straddle
De grootte en richting van de voorwaartse en afzetsnelheid bepalen de grootte en richting
van de resulterende snelheid.
Hoe kleiner de afstand tussen het LZP en de onderste begrenzing van het lichaam is, hoe
gunstiger dit is voor de sprongwijze. De schotse sprong is daarom een minder gunstige
sprongwijze.

Bewegingsbeschrijving van de schotse sprong
● Aanloop: links afzetten, rechts beginnen. De aanlooplengte is van 3- tot en met 7-
pasaanloop. De aanloop is versnellend.
● De afzet: met het buitenste been ten opzichte van de mat, de armen ondersteunen
de afzet.
● De vluchtfase: afzetbeen wordt volledig gestrekt en ondersteund door het zwaaibeen.
Boven de lat scharen de benen langs elkaar.
● De landing: eerst op het zwaaibeen en het afzetbeen volgt. De landing is op beide
voeten op de mat.
Bewegingsbeschrijving van de fosburyflop
● De aanloop heeft 2 functies: optimale snelheid bereiken (deel 1) en een zo gunstig
mogelijke positie voor de afzet bereiken (deel 2) → de baan van het LZP van
horizontaal naar verticaal doen veranderen. Aanloop: op school 7 passen → 4 schuin
richting de lat, 3 passen in de bocht. Belangrijk: snelheid behouden in deel 2!
● Laatste 3 passen: voorwaartse snelheid omzetten in een omhooggaande beweging.
● De afzet: rotatie waardoor de springer met de rug over de lat gaat.
● De vluchtfase: rotatie om lengteas, brughouding en knieën buigen om de rotatie te
versnellen.
● De latpassage: spanboog volhouden totdat de heupen de lat zijn gepasseerd, daarna
hoofd naar de borst + benen omhoog klappen.

, ● De landing: spanning in heupgewricht, benen gespreid evt, uitgespreide armen.
Bewegingsbeschrijving van de straddle
● De aanloop: rechte lijn, 9-pasaanloop. Eerste 6: versnellend, laatste drie vindt de
instelling op de afzet plaats. Ritme: kort-lang-kort.
● De afzet: plaatsing afzetvoet met hiel eerst aan de grond, excentrische fase
(voorspanning die voorwaartse snelheid afremt, begin verticale snelheid),
concentrische fase (snelheid in verticale richting verder opbouwen → afzetbeen
volledig gestrekt)
● Ondersteunende werking van zwaaibeen en armen bij afzet: krachtig en snel
opzwaaien, vrijwel gestrekt in de knie opzwaaien, opzwaai van zwaaibeen doorlopen
tot het hoogste punt.
● De zweeffase: de lat bevindt zich tussen beide benen in.
Twee variaties:
1. Afzetbeen over de lat weggedraaid waardoor de knie op het hoogste punt van de
sprong op heuphoogte komt.
2. Afzetbeen wordt boven de lat gestrekt of weggeschopt, in combinatie met het naar
beneden slaan van het zwaaibeen, hoofd en schouders.

Hoofdstuk kogelstoten
Kogelstoten en speerwerpen zijn rechtlijnige worpen → de verplaatsing van het zwaartepunt
van het materiaal vindt plaats langs een rechte lijn. Bij discuswerpen en kogelslingeren
maken de materialen een kromme bewegingsbaan (draaiworpen). Bij alle werpnummers zijn
er 4 fasen te onderscheiden:
1. De voorbereidingsfase
2. De inhaal- en voorspanfase
3. Hoofdfase
4. Omsprongfase
Kogelstoters moeten groot zijn, over sterke armen en benen beschikken en een natuurlijke
snelheid hebben.
Hoe kan de kogelstoter een zo groot mogelijke afstand bereiken?
Door de afwerpsnelheid, de stijgingshoek en de afstoothoogte optimaal te krijgen.
Stijgingshoek: tussen 37 en 41°.
Verder zijn van belang: rotatie, torsie (verwringing) en strekking.

Bewegingsbeschrijving van het kogelstoten
1. Vasthouden van de kogel: kogel laten rusten op drie middelste vingers tot aan
handwortelbeentjes. Duim en pink lichtelijk gespreid tegen de zijkant van de kogel.
De kogel ligt tegen de hals van de stoter, onder de kin, in het kuiltje van de
sleutelbeen.
2. Uitgangshouding vanuit stand voor uitstoot: rug in stootrichting wijzen, linkervoet
tegen stootblak, elleboog van stootarm licht opgestild, schuin naar beneden wijzend.
3. Uitstoot: explosief strekken, lichaam om linker lichaamszijde draaien. Linkerbeen
zorgt voor een blokkeer- en heffunctie.
4. Omsprong: om meer snelheid te creëren zijn er verschillende voorbewegingen,
namelijk de staptechniek, de aanglij-techniek en de draaistoottechniek.
Binnen het onderwijs staat de standstoot centraal.

Staptechniek: begin in schredestand, lichaamsgewicht op rechterbeen, rug wijzend naar de
stootrichting. De beweging wordt ingezet doordat de stoter de linkervoet dicht bij de
rechtervoet plaatst.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper DeniseW0610. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 80562 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49  1x  verkocht
  • (1)
  Kopen