Deze samenvatting is het onderdeel krachttraining en behoort bij het vak Advances Principles of Exercise Physiology, Nutrition and Training in Sports. Het bevat zowel de powerpoint, notities als bijhorende informatie. Sportvoeding zit hier niet bij maar kan je wel apart kopen (of in een bundel).
INTRODUCTIE
BASISPRINCIPES VAN KRACHTTRAINING BESTAAN AL VOOR MEER DAN 20 JAAR →
NIEUWE STUDIES HEBBEN RELATIEF WEINIG IMPACT OP DEZE VISIE
OOGPUNT
- Wanneer er een oefening gegeven wordt, wat gebeurt er dan in de spieren
Functie, massa, architectuur en activatie
Zijn deze adaptaties zinvol voor wat we in de sport gaan doen
- Doel = prestatie maximaliseren
- Kennis kan vertaald worden naar andere settings (VB: sarcopenie)
BELASTING VOLGENS DOEL
- Als je spreekt over krachttraining is er een hele grote variatie
- Maar: in principe gaat het altijd over hetzelfde → de spier en de belasting van de spier
in een bepaalde coördinatie
- Vormen:
Kracht-uithoudingsvermogen
Hypertrofie
Maximale kracht (neuromusculaire activatie - NMA)
Power(-uithoudingsvermogen)
Plyometrie (stretch-shortening cyclus)
Deceleratie – COD
BELANG VAN SPORT-SPECIFIEKE PERIODISERING
- ‘Ik wil sneller lopen’
Krachttraining of lopen?
▪ Elke dag sprint uitvoert ga je de sprintprestatie verbeteren, maar
uiteindelijk gaat dit geen meerwaarde meer geven → plafond
▪ Je kan ook naar de krachtzaal gaan om de spieren sterker te maken
▪ Krachttraining gaat altijd verder bouwen op het potentieel dat je creëert
in de spier
Periodisering: in het begin meer krachttraining → switch maken naar meer
specifieke training op de piste
- ‘Ik wil hoger springen’
Zelfde krachttraining?
▪ Afhankelijk van de sport moet je weten wat de noden zijn van de spier
om optimale prestatie te kunnen leveren
▪ Ook al gaat het 2 keer over explosieve kracht, gaat de training er toch
heel anders uitzien
- ‘Ik wil snel kunnen lopen op het wereldkampioenschap’ → één moment waar je naar
moet toewerken
1
, - ‘Ik wil enk weekend snel kunnen lopen’ (voetbal competitie) → je kan niet blijven
pieken, je gaat toch moeten kijken naar een aantal periodes en voldoende variatie
geven
SPORT-SPECIFIEKE KRACHT: 100M SPRINT
- Start:
Kracht die je moet geven in een startblok = puur concentrisch
Vanuit stilstand ga je naar een gestrekte positie van het been
Kracht komt uit de bilspier, quadriceps en kuitspier → horizontale snelheid
creëren
- Initiële acceleratie:
In 3 passen opbouwen van 0 naar 20 km/h
Excentrische component → de snelheid is nog relatief laag met plyometrische
component
Ze leunen sterk naar voor → door been te strekken ga je nog veel horizontale
kracht kunnen creëren
- Maximale sprint snelheid:
In rechtopstaande positie moet je in de grond kappen om naar voor gestuwd te
worden
Circulaire bewegingen → hamstrings veel belangrijker dan quadriceps
Heel hoge snelheid: 40 km/h
- Secundaire acceleratie:
Bepaalde atleten zijn heel goed in de start, terwijl anderen meer op het einde
naar voor komen
Kwaliteit van de start heeft te maken met de power die je kan geven in de
concentrische positie
Kijken waar de atleet snelheid verliest in welke fase, en dan kijken hoe je dit
kan aanpakken met krachttraining
2
,BASISPRINCIPES VAN KRACHTTRAINING
INTRODUCTIE
- Trainingsprincipes = guideline → het is belangrijk dat je de sport kent
- Specifieke adaptaties (individueel / sport)
- Succesvolle training:
Ken de sport
Creativiteit
Alertheid → je moet op het veld staan samen met je atleet
▪ Het is gevaarlijk om iemand advies te geven zonder dat je die ziet
▪ Het is een tijdsintensieve zaak
▪ Je moet zien wat de reactie is van de atleet op training → afwijken van
de periodisering indien reactie niet zo goed is
▪ Je moet kunnen aanpassen waar nodig
Plan – do – check – adjust
- Gevoeligheid van atleten voor een bepaalde stimulus kan heel verschillend zijn
- Trainers hebben vaak een bepaalde trainingsaanpak, die verschilt tussen trainers
VB: bepaalde trainer gaat voor een korte paslengte en hoge frequentie en de
andere omgekeerd
Als je dus bij een verkeerde trainer terecht komt (voor jou) kan het zijn dat je
niet goed presteert
Geluk hebben dat de aanpak van de trainer passen bij een bepaalde talent van
de atleet
- Jonge trainers gaan vaak toepassen wat hun trainers hun geleerd hebben
- Kijken naar een andere sport en dit integreren in je eigen sport → in elke aanpak zit
wel een grond van waarheid en sterkte
- 4 belangrijke elementen bij trainingsprogressie:
Prikkel → moet hoger liggen dan datgene dat het individu gewoon is (overload)
▪ Trainingsbelasting systematisch verhogen en oefenstof aanpassen
▪ Elite-atleten moeten enorme training volumes verwerken om hun niveau
te laten toenemen of zelfs om het te behouden
Aanpassing → prestatieverbetering door progressieve en systematische
stijging van trainingsstimulus
▪ Aanpassingseffecten grotendeels het resultaat van creativiteit en inzicht/
alertheid van de trainer
Specificiteit → doelstelling van een trainer zijn steeds specifiek
▪ Transfer van de getrainde oefening naar de sportbeweging is één van
de grootste uitdagingen
▪ Prestatiewinst = prestatieverbetering / standaarddeviatie van prestatie
▪ Transfer = prestatiewinst in sporttak / prestatiewinst in trainingsoefening
▪ Nood aan specifieke training neemt toe met niveau van de training
Individualisering
3
, ALGEMENE THEORIE VAN TRAINING
- 1 factor theorie = supercompensatie
Een training gaat er voor zorgen dat er op
verschillende vlakken uitputting en tekorten
gaan ontstaan (VB: spier glycogeen)
Je hebt herstel periode nodig die terug voor
opbouw zorgt, en ook meer → wat je hebt
uitgeput wordt extra hersteld zodat er volgende
keer een reserve is = supercompensatie
- 2 factor theorie = fitheid en vermoeidheid
Na training is het fitnessniveau toegenomen,
maar niet onmiddellijk merkbaar als gevolg van
de opgetreden vermoeidheid. Fitnesseffect blijft
3x langer duren
Volgende trainingssessie gepland wanneer
negatieve effecten van vorige sessie weg zijn.
Voor een wedstrijd is het dus belangrijk om
Prestatie = fitheid – vermoeidheid
voldoende te rusten, of trainingen te geven waar
men weinig vermoeid van geraakt
- Wanneer wordt de volgende training stimulus gezet om een optimale overload te
creëren in relatie tot vermoeidheid → optimaal interval tussen prikkelaanbieding
De ene atleet recupereert sneller dan de
andere
Door interval tussen de trainingen te klein
te maken ga je overbelasten
▪ Bij overbelasting ga je naar slechte
periode, en herstel hiervan is zwaar
Door interval tussen de trainingen te groot
te maken ga je onderbelasten, er gaat
geen winst optreden en men blijft op
hetzelfde niveau steken
Cave: afstandslopers in groep lopen →
schema is maar optimaal voor enkele van hen.
Voor sommige is het te zwaar en gaan
overbelast geraken, andere is het niet zwaar
genoeg → geen stimulerende prikkel ervaren
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sarah105. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,16. Je zit daarna nergens aan vast.