SAMENVATTING VLOEIENDHEID: DIAGNOSTIEK 2019-2020
Hoorcollege 1: Wat is stotteren?
Algemeen
Het probleem op diagnostisch vlak bij jonge kinderen is dat er een verschil is tussen normale en
abnormale onvloeiendheden. Iedereen spreekt wel eens onvloeiend:
▪ Volwassenen: 5%
▪ Kinderen: 20-30%
Iedereen definieert stotteren als iets anders. Sommige definiëren het als herhalingen, blokkeren &
verlengingen. Andere zeggen dat er ook een emotionele impact moet zijn.
WHO
= world health organisation (wereld gezondsheidsorganisatie)
Stotteren is een verstoring in het ritme van de spraak waarbij de spreker precies weet wat hij/zij wil
zeggen, maar voor dat moment niet kan vanwege onwillekeurige (stille en hoorbare) herhalingen en
verlengingen van spraakklanken. (Vb: 2de taal leren bij ons)
▪ Blokkering = stille verlenging (silent prolongiations) → geen luchtstroom meer
▪ Persoon weet wat hij wil zeggen maar het lukt niet door een spraakmotorisch probleem
▪ Iemand die stottert vind deze definitie onvolledig en legt de nadruk op de gevolgen van
stotteren (schamen als je praat)
▪ Wat is stotteren wordt door iedereen ander beantwoord: vanuit eigen beleving, eigen
ervaring, wat voor diegene opvallend is
DSM 5 (2013)
“Childhood-onset fluency disorder* is a communication disorder characterized by a disturbance in the
flow and timing of speech that is inappropriate for an individual’s age. Also referred to as stuttering,
this condition includes the repetition or prolongation of speech sounds, hesitations before and during
speaking, long pauses in speech, effortful speech, and/or monosyllabic whole-word repetitions. This
condition is typically accompanied by anxiety about speaking and can place limitations on how
comfortable a child feels participating in social or academic environments.”
▪ Verschil vorige definitie: spreekangst wordt mee opgenomen! (Belangrijk therapeutisch!)
De spreeksnelheid van adolescenten ligt standaard hoger dan de spreeksnelheid bij jonge kinderen.
Stotteren begint tussen de leeftijd van 2 en 7 jaar oud. Bij mild stotteren (5%) verdwijnt bij sommige
kinderen het stotteren na een tijd, zonder therapie. Stotteren komt voor bij veel kinderen, het is pas
een probleem als er angst bij komt kijken. Het komt meer voor bij jongens dan bij meisjes. Er zijn
verschillende soorten stotteren:
1. Ontwikkelingsstotteren: ontstaat bij zeer jonge kindjes
2. Farmacogeen stotteren: zeldzaam, door bepaalde geneesmiddelen
3. Psychogeen stotteren: door psychomatische problemen
4. Gestimuleerd stotteren: doen alsof (me-lingual)
Bij een groot deel van de kinderen zal stotteren spontaan verdwijnen zonder therapie. Bij een klein
deel zal het stotteren blijven bestaan. Dit is het verschil tussen stotteren en een stotterprobleem.
Wanneer het stotteren blijft bestaan, spreken we van een stotterprobleem.
1
,De verschillende symptomen bij stotteren zijn:
▪ Herhaling van lettergrepen, geluiden of eenlettergrepige woorden
▪ Verlenging van klinkers en medeklinkers
▪ Gebroken woorden (Pauzes in een woord)
▪ Gevulde of lege pauzes in de spraak
▪ Woorden van plaats veranderen om probleemwoorden te vermijden
Voor en achternaam van plaats wisselen
▪ Woorden produceren met extra spanning
▪ Frustratie of schaamte over de spraak
▪ Biologisch: genetisch bepaald (genetische voort-
beschiktheid), maar het is niet alleen genetisch!
▪ Psychologisch: sommige kinderen stoppen met
spreken en sommige gaan juist harder duwen, dit
is afhankelijk van het temperament (Hoe gaat
iemand ermee om?)
▪ Sociaal: omgevingsreacties (Ouders, klas, juf…)
Biopsychosocial model of health
ICIDH, ICF
Het ICF-model plaatst het stotteren in een breder perspectief. Stotteren is niet alleen herhalingen,
blokkeringen en verlengingen. Het is de impact dat het heeft op het dagelijks leven! (Telefoneren,
spreekbeurten vermijden…).
2
,Het ICF-model bekijkt niet enkel de spraakmotorische stoornis maar kijkt ook naar de persoonlijke
factoren.
Tachilalie = snelle spreeksnelheid
Vloeiend, normaal niet vloeiend, stotteren
“ASHA guidelines (1999) : Fluency is the aspect of speech production that refers to the continuity,
smoothness, rate and effort with which phonologic, lexical, morphologic, and/or syntactic language
units are spoken.”
Starkweather (1984): vloeiende spraak:
• Het praten verloopt met een zekere snelheid = rate
• De klanken volgen elkaar vloeiend op = continuity
• Er is een normaal ritme in de spraak = rhythm
• De spreker ervaart relatief weinig inspanning = effort
Vloeiende sprekers zijn diegenen die zonder merkbare inspanning lange reeksen van syllaben kunnen
produceren, door een adequate combinatie van snelheid en continuiteit.
Er is wel een verschil tussen taalvloeiendheid & spraakvloeiendheid:
• Spraak → vloeiende motorische spraakproductie (ontstaan door motorisch probleem)
• Taal → m.b.t. woordvinding en zinsformulering
o Semantische = vlotheid waarmee men woorden kan oproepen uit een pool van
lexicale items
o Syntactische = vlotheid waarmee sprekers complexe zinnen opbouwen die
linguïstisch complexe structuren bevatten
o Pragmatische = vlotheid waarmee men kent en kan uitvoeren wat men wil zeggen in
reactie op een gamma van situatieve elementen
o Fonologische = het gemak waarmee men binnen betekenisvolle en complexe
taalunits lange en complexe klankketens kan produceren
Personen die stotteren kunnen talig zeer goed zijn, maar niet qua vloeiendheid.
Volgens Ham (1990) is vloeiendheid afwijkend wanneer de inspanning voor planning en uitvoering
overmatig is, wanneer onvloeiendheden optreden aan een frequentie en/of in een mate die niet past
bij de leeftijd van de spreker, of wanneer het spreekritme atypisch is of van die aard dat het de
spraakproductie belemmert of verstoort.
• Iemand die stottert heeft ook momenten van vloeiende spraak maar dit verschilt nog steeds
van de vloeiende spraak van iemand die niet stottert
• Mensen die niet stotteren kunnen ook onvloeiendheden maken = normale niet-
vloeiendheden
Vroeger kwamen er heel veel adolescenten bij de logopediste, nu vooral 2 à 3 jarige.
3
, Onderzoek Johnson (1959)
Gemiddeld aantal onvloeiendheden per 100 woorden van de 68 stotterende en niet-stotterende
jongens tussen 2 en 8 jaar.
NS = niet significant
We zien duidelijke verschillen tussen mensen die stotteren en mensen die niet stotteren.
Onderzoek van Yairi & Ambrose (1999)
Onvloeiendheden per 100 lettergrepen
Deze test telt lettergrepen, geen woorden. Stuttering-like disfluencies (SLD) kunnen we allemaal
maken, het is pas stotteren als het hoger is dan een bepaald percentage.
4