Hoofdstuk 1: Inleiding
Metabolisme: Kan afgeleid worden vanuit de griekse woord de verandering en kan
gedefinieerd worden als een verzameling van chemische reacties om een individu gezond te
houden, m.a.w dat het individu zic normaal kan ontwikklen, voortplanten en een normaal
leven kan leiden.
1. Katabolisme: afbraak van macromoleculen tot bouwstenen, verbranding van
deze bouwstenen met als doel hier nuttige energieuit te halen.
2. Anabolsime: aaneenschakelen van bouwstenen tot macromoleculen (
eiwitten nucleininezuren, triglyseriden, glycogeen)
3. Metabole paden: Aneenschakeling van chemische reacties die beginnen
aan een begin punt en aankomen aan een concreet eindpunt. (reacties
worden gekatalyseerd door enzymen)
Metabolepaden/ flux:
❖ Reacties die een verband houden met elkaar
❖ Signaalwegen verlopen stapsgewijs, er ontstaat niet onmiddelijk een eindproduct
maar en worden intermediaren gevormd
❖ Alle stappen hebben een eigen weg in de route, er is dus een structuur
❖ Evolutionair bewaard gebleven
Metabolisme -> gegeven van de metabole flux en de specifieke regeling ervan, foute
regeling leid tot disfunctie en ziekte. ( behoefte lichaam) 3 doelstellingen
1. Leveren van voldoende energie, reducerend vermogen en bouwstenen.
metabole flux defenitie: hoeveelheid substraat dat per tijdseenheid per cel de
metabole weg passeert. en is sterk afhankelijk van de omstandigheden in de cel.
Katabole en anabole wegen (lezen)
Thermodinamica: bestudeerd de energie, de omzetting van energie tussen verschillende
vormen en het vermogen van energie om arbeid te verichten
1. 3e wet
2. G= vrije energie van gibbs bestaat uit 2 componenten
a. H: verandering in enthalpie: Verandering in potentiele energie tussen begin
en eindtoestand van de chemische reactie
b. -T.S: Verandering in entropie x absolute temperatuur.
Exergonische VS endergonische reactie:
Exergonische: Als G negatief is verloopt de reactie spontaan in 1 bepaalde richting.
negatieve getal kan komen door een verlaging aan potentiele energie van de
reactieproducten, of een verhogen van de wanorde in richting van de reactie
Endergonisch: als G positief is of een waarde gelijk aan 0 verloopt de reactie niet spontaan,
G is onafhankelijk van de gevolgde weg.
,Transitietoestand: Hoogste energetische toestand van een energie diagram
Activeringsenergie: energieverschil tussen begin en transitie toestand.
1. Hoe groter de energieverschil hoe onwaarschijnlijker het wordt de transitietoestand te
bereiken en hoe trager de reactie verloopt.
2. Het katalytsich vermogen van enzymen berust op het feit om de activeringsenergie te
verlagen door een chemische omgeving in de activie site te creeren die optimaal is
aan de structuur van de transitietoestand.
3. Enzymen stabiliseren dus de transitiestoestand,daardoor wordt het mogelijk om van
de eindtoestand via de transitietoestand naar de begintoestand te gaan ( reversibele
reactie)
Katabolsime:
1. 3 verschillen cel en energieoven.
a. Verbrandingproces
b. activeringenergie (hoeveelheid)
c. Energie die vrijkomt ( warmte en chemische orde in de vorm van energie rijke
elektronen)
2. 3 fasen katabolisme
a. Lipidenmembraan -> compartiment van vertering afscheid van cytoplamsa om
autodigestie van eigen celcomponenten te voorkomen.
i. enzymen (hydrolasen)
ii. Cytoplasma -> glycogenolyse, afbraak van glucose
b. Metabole paden van de tweede fase dienen dienen om de bouwstenen te
convergeren tot acetyl coa, er treedt partiele oxidatie op maar er is nog weinig
directe ATP productie. de suikers worden via de glycolyse tot pyruvaat
afgebroken, dat in 1 stap in acetyl coa wordt omgezet.
i. een deel van de aminozuren die ontstaan na hydrolys van eiwitten
word via transminasen in alfa- ketozuren omgezet die convergeren
naar acetyl coa.
c. acaetyl coa word in de krebcyclus volledig geoxideerd tot CO2
i. weinig directe atp productie maar wel een levering van energie rijke
elektronen.
ii. dit reducerend vermoge wordt gebruikt voor atp productie
iii. Alleen deze fase is strikt katabool.
Anabolsime:
1. Omvatten biochemische reacties due leiden tot de biosynthese van nieuwe
moleculen, meestal vanuit kleinere bouwstenen.
2. Een cel die zich onderhoud heeft voortdurend nieuwe macromoleculen nodig (
eiwitten, lipiden,..)
a. de synthese van eiwitten en nucleinezuren is voor cellen een belangrijke
bezigheid
i. deze zorgt namelijk woor de aanwezigheid van alle benodigde
enzymen en hun regelende eiwitten.
,Ribonucleotiden als metabole dragers:
bespreek de bouw en functie van de ribonucleotiden en geef een voorbeeld.
1. ATP: belangrijkse energie dragende moleculen van alle cellen
2. het slaat chemische energie op die bij bepaalde chemische reacties is vrijgekomen
en anderzijds levert het energie aan reacties die dit vereisen.
a. ATP bestaat uit een adenosine eenheid met 3 fosfaatgroepen aan gekoppeld
(adenine nucleotide me 2 extra fosfaatgroepen)
b. ATP is een hoog energetisch molecule omdat tijdens de hydrolyse van de 3e
fosfaat groep veel energie vrijkomt met de vorming van adenosine difofaat
(ADP)
c. Het vrijkomen van deze energie is te wijten aan de zuurstofatomen die
aanwezig zijn op iedere fosfaat. deze - ladigen stoten elkaar af en om de
fosfaatgroepen zo dicht mogelijk bij elkaar te krijgen door binding, is er veel
energie nodig.
Intensieve regeling van metabolisme:
1. Cellen hebben een strategie ontwikkeld om via allerlei mechanismen de bottenleck
van een metabole weg te regelen
2. Dit gebeurd door fluxbepalende enzymen
3. omdat er veel regelmechanismen van enzymen bestaan, kunnen 3 soorten
regelingen worden onderscheiden
a. Regeling van de hoeveelheid enzymmoleculen per cel
b. regeling van de enzymactiviteit van reeds bestaande moleculen
c. Regeling van de toegankelijkheid van het enzym tot de metabole route
Hoofstuk 2: Mitochondriale koolstof verbranding:
betsaat uit 2 stappen
1. oxidatieve decarboxylering: dit is de omzetting van pyruvaat tot acetyk coa. deze
katabole weg wordt uitgevoerd door het pyrivaatdehydrogenasecomplex. de reactie
is irreversibel, want de mens kan acetyl coa niet terug omzetten naar pyruvaat. de
metabole flux die langst deze weg paseert wordt daarom sterk gereguleerd.
2. Krebcylcyus of citroenzuurcyclus: Dit is een metabole cirkel waarin acetyl coa
binnentreedt en in 9 stappen wordt geoxideert tot 2 moleculen CO2. Hierbij ontstaat
naast een guaninetrifosfaat molecule ook 3 moleculen nadh en 1 molecule FADH2.
de elektronenparen worden vervolgens afgestaan aan de ademhalingsketen, die
onderdeel is van de oxidatieve fosforylering.
a. de krebcyclus dient ook voor de koolstofverbranding van andere substraten
dan glucose
i. beta oxidatie van vetzuren
ii. oxidatie van ketonlichamen
iii. Oxidatie van aminozuren
, Mitochondrien: bijna alle eukaryote cellen bevatten mitochondrien, dit zijn celorganellen die
gespecialiseerd zijn in
1. oxidatie van de koolstof van pyruvaat, vetzuren en aminozuren (ox , KPVA)
2. Omzetting van vrijgekome verbrandingsenergie in ATP. ( OE)
bijna alle zuustof die de cellen nodig hebben om te leven wordt gebruikt door de
mitochondrien. De celorganellen zijn betrokken bij het aerobe katabolisme van brandstoffen
P,V,A
Oxidatieve decarboxylering:
1. Opname van pyruvaat in de mitochondriale matrix.
2. Deel van pyruvaat word geoxideerd tot acetyl coa
3. Proces wordt gekatalyseerd door het PDH complex
a. dit complex is een multi enzym complex en bevat 3 enzymen, 5 co-enzymen
en 60 subeenheden
b. de co enzymen zijn NAD+, COA, FAD, liponzur en thiamine pyrofosfaat.
Oxidatie van pyruvaat tot acetyl coa verloopt in 3 reactie en wordt gekatalyseerd door 3
soorten subeenheden:
1. het eigenlijke PDH (E1) dat pyruvaat decarboxyleert
2. Transacetylase (E2) dat het gedecarbocyleerde substraat doorgeeft aan COA, hierbij
wordt het substraat geoxideerd zodat 2 energierjke elektronen vrijkomen
3. Een lipolydehydrogenase (E3) dat de energierijke elektronen afgeeft aan NAD+
Regeling van het PDH complex:
1. complex controleert een zeer belangrijke metabole beslissing die bij de mens
irreversibel is. na deze stap kan er met acetyl coa het volgende gebeuren.
a. verdere verbranding tot CO2 in de krebcyclus
b. synthese van vetzuren , cholesterol, of ketonlichamen
2. decarboxylering van pyruvaat wordt strikt gecontroleerd. deze controle gebeurd zoals
het pyruvaatkinase, door een proces van omkeerbare eiwitfosforylering.
a. De fosforylering grijpt plaats op een serineresidu van de a-ketens v/h
menselijke PDH en schakelt de katalytische activiteit uit. er bestaat bij de
mens verschillende pyruvaatdehydrogenase kinase met een
weefselexpressie
i. Algemeen wordt de acticiteit van PDK allosterish gestimuleerd door
een hoge ATP/ADP en of acetyl coa / coa en of nadh/ nad+. hierdoor
is de activering van de PDH een ingewikkelde metabole schakkelaar
die reageert op de energy charge van de cel, de redoxtoestand en de
hoeveelheid reactieproduct.
b. De defosforylering van E1 is het werk van een specifiek PDH fosfatatse.
hierdoor wordt het pdh complex geactiveerd. PDH fosfatase wordt