1 Inleiding
Relatief jonge wetenschap (Na WOII)
Belang v theorieën, concepten/modellen, empirisch onderzoek
(vb social learning theorie, excitation transfer theory)
Meta-analyse= Wet. manier om alle bestaande wet. studies/materiaal en
Hun conclusies samen te brengen
commw fenomenen voordien onderzocht retoriek, psychologie, sociologie, taalkunde…
Aristoteles (3 intrinsieke middelen om publiek overtuigen): ethos, pathos, logos
Storytelling
Entertainment education strategie: comm.vorm die in staat is te amuseren en in te lichten
gedragsverandering te bevorderen en mogelijk te maken
Inzicht in comm nuttig voor sociologen, pol wschappers, sociaal-econo wschappers en comm
wschappers…
Media: belangrijke socialisatiebron
Media zijn 4de macht
Comm is essentieel voor (social) profit organisaties
Verantw als mediaprofessionals + hoe als comm manager omgaan met pers
2 Basisconcepten en modellen
2.1 Inleiding
Multidisciplinariteit ook nu nog belangrijk
2.2 Wat is communicatie?
- Woordenboekdefenities: transmissie vs gemeenschappelijk maken (uitwisseling)?
o Transmissie: Z die boodschap verstuurd
o Uitwisseling: G eenzijding proces, beide partners zijn gelijkwaardig
- Wetenschappelijke defenities goed: (Fauconnier)
o Bruikbaar of operationeel binnen een bepaalde wets visie, benadering, veld
o Logisch en coherent is
o Niet tegengesproken w door de waarneembare werkelijkheid
o Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden v andere maatschap.
verschijnselen
Twee perspectieven: (Heath & Bryant)
- Processchool: comm als transmissie v boodschappen
o Nadruk op hoe Z, O encoderen/decoderen, hoe kanal, media efficiënt k w ingezet
o Comm is (beïnvloedings)proces
o Een verschil ts output en input is een “fout”
o Basis: psychologie en sociologie
o Richt zich primair op comm.activiteiten “acts of comm”
- Betekeniscreatieschool: comm als productie en uitwisseling v betekenissen
o Nadruk op hoe boodschappen of teksten interageren met mensen om zo
betekenissen tot stand te brengen
o Teksten maken en lezen worden beschouwd als parallelle processen
o Afwijking ts Z en O niet noodzakelijk “fout” beschouwd (bv culturele verschillen)
o Centrale methode = semiotiek
o Richt zich primair op producten v comm “works of comm” (bv. reclamespots…)
,2.3 Breek- of discussiepunten in de definities van communicatie
(op basis van Fauconnier)
2.3.1 Intentionaliteit als breekpunt
McQuail: Passief-actief model
Bedoeld door Niet bedoeld door
zender /zender actief zender/zender passief
Intentioneel ontvangen/ 1 2
ontvanger actief
Niet intentioneel ontvangen/ 3 4
ontvanger passief
Teleologische opvatting= sterk vertegwoordigd bij onderzoekers masssacomm (1, (3))
= niet alle gedrad is “communicatief”, maar wel “informatief”
“Gedragsopvatting”= studie v interpersoonlijk comm (1, 2, 3, 4)
Probleem!: intentionaliteit vaak moeilijk vast te stellen
2.3.2 Geslaagdheid als criterium?
(Faucconier) Voorwaarden: GC= E+ T+ Ox + Ib + Ub
2.3.3 Eenrichtings- of tweerichtingsverkeer
- Processchool “eenrischtingspijltje voldoende”
- Lineair of ciculair?
- Feedback: nieuw proces?
- ! Visie auteurs of comm 1 of 2richtingsverkeer is, nauw verbonden met commniveau !
o Massacomm eenrichtingsverkeer
o Interpersoonlijke comm circulair proces
2.3.4 Observatieniveau
Communicatie: algemeen of enkel “menselijke” communicatie
Niveaus:
- Intrapersoonlijk
- Interpersoonlijk
- Communicatie in (kleine) groepen
- Organisatiecommunicatie
- Massacommunicatie
2.4 Elementen in het communicatieproces
2.4.1 Zender/bron
- Zender= technisch apparaat bron= de persoon
- Z encodeert en zendt door
- Macht van Z (zender passief en gemakkelijk beïnvloedbaar)
2.4.2 Ontvanger/bestemmeling
- Ontvanger= (bv telefoontoestel) bestemmeling= persoon, brein, oor
- O decodeert en interpreteert
- Na zenderdominantie, meer aandacht voor O?
- Constructivisme= onderstreept cognitieve activiteiten v mensen bij ontvangst en verwerking
v boodschap
,2.4.3 Boodschap
- Wat w precies overgedragen?
- Bevat tekens dat betekenis kan hebben
Verbalen en/of niet verbale stimuli (tekens)
- Tekens: signifiant (betekenaar) / signifié (betekende)
o Symbolen: geen natuurlijke relatie, conventie (bv taal)
o Iconen: fysieke gelijkenis (bv foto, pictogram…)
o Indices: sensorische ervaring A verwijst naar B (bv donkere wolken = index v regen)
- Repertorium van tekens: (en)coderen en decoderen
2.4.4 Signaal
- Dragers van tekens (bv luchttrillingen, lichtgolven)
- Primaire signalen: via rechtstreekse zintuigelijke prikkels
- Secundaire signalen: technisch (indirecte comm)
o Mechanisch wijze: door middel v instrumenten of werktuigen op drager v boodschap
zijn gebracht (bv pers, penseel…)
o Elekrische/ elektronische wijze:
2.4.5 Kanaal
- Drager van signalen (bv telefoonlijn)
- Overbrugt scheiding ts Z en O
- Weg/ materie
2.4.6 Medium
Object dat boodschap draagt of kan dragen of een technisch middel om boodschap om te zetten in
signalen die verzonden en ontvangen k w via een kanaal dat tijd en of ruimte overbrugt (Faucconier)
(Face to face comm: G medium)
Indeling Bordewijk en Vaan Kaam:
Controle over de
Controle opgeslagen informatie
over tijd
en keuze Centraal Individueel
van object Centraal Allocutie Registratie
Individueel Consultatie Conversatie
- Allocutie: (typsiche 1-way-comm, Z bepaalt bepaalt de tijd en keuze v/h aanbod, en hij controleert de
opgeslagen info) (bv radio en tv of publieke toespraak v/e politicus)
- Registratie: (waarbij centraal orgaan op een gegeven ogenblik info inwint over individuen in de periferie)
(bv examens, kijkmeter)
- Consultatie: (een centraal beheerde databank w geconsulteerd door een individu, dat de controle
behoudt over tijd en onderwerp) (bv boek, krant, online aanbod v series en films)
- Conversatie: (individuen wisselen interactief info uit, met volledige controle over tijdstip, keuze en
inhoud v/d boodschap) (bv ftf gesprek of een whatsapp-conversatie)
! door komst v “nieuwe media” komt het onderscheid ts comm patronen onder druk te staan
, “Social media” volgens Kaplan en Haenlein
Sociale media= eerder toepassingen of platformen, via welke weg we met anderen k comm
2.4.7 Ruis
- Elke stimulus die de ontvangst v/e boodschap belemmert
- Soorten ruis:
o Fysieke/mechanische of kanaalruis (‘noise’) storing bij fysieke T v/e signaal
o Psychologische ruis interne gedachten interfereren
o Fysiologische ruis fysieke toestand v/d ontvanger
o Semantische ruis gebrek aan kennis v gebruikte codes of verkeerde connotatie
- Middelen om ruis te bestreden
o Kanaalruis signaal versterken, beter richten of door 2 of + signalen te gebruiken
2.4.8 Feedback
- Verbaal of non-verbaal
- Onmiddellijk of uitgestelde
- Mogelijkheid verschilt sterk per kanaal/medium
2.5 Communicatiemodellen
Voorstellingen van de componenten van comm
Abstractie van realeit, theorieën over hoe comm eruit zien
2.5.1 Inleiding
Functies:
• Organiserende functie (geheel beeld zien)
• Verklarende functie (vereenvoudigd weergeven)
• Voorspellende functie (bepaalde uitkomsten + hypothesen genereren)
Twee soorten modellen:
• Structurele modellen ontleding v/h geheel, aandacht op de igrediënten
• Functionele modellen relaties
• (mathematische modellen)
Nadelen van modellen:
• Geschikt voor sommige niveaus van comm maar niet voor anderen
• …