Samenvatting van het vak celbiologie uit de opleiding life sciences, ook wel biologie en medisch laboratoriumonderzoek.
Per onderwerp zijn de leerdoelen uitgewerkt aan de hand van het boek ''Campbell'', de powerpoints en de extra lesstof.
De onderwerpen zijn puntsgewijs samengevat, om zo een goed ...
Door: kaczmarczyknetherlands • 4 jaar geleden
Door: Rochelle44 • 4 jaar geleden
Door: Arig • 4 jaar geleden
Door: nouralfares • 4 jaar geleden
Bekijk meer beoordelingen
Verkoper
Volgen
IvHouwelingen
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Les 1 Pro- en eukaryote cellen
Campbell 7.2 Pro- en eukaryote cellen
• Prokaryoten: bacteriën en archaea
Eukaryoten: protisten, schimmels, dieren en planten.
• Bij prokaryoten:
- DNA ligt in de nucleoide
- Circulair DNA en plasmiden (=losse circulaire DNA moleculen)
- Eencellig (unicellulair)
- Kleiner (1-10 um)
- Meestal haploïd
- Hebben een celwand
- DNA is 1 geheel
Bij eukaryoten:
- DNA ligt in de kern
- Lineair DNA (chromosomen)
- Meercellig (multicellulair) (zodat wanneer er 1 cel dood gaat niet alles vergaat).
- Groter (10-100 um)
- Meestal diploïd
- Hebben organellen
- Sommige een celwand
- Meerdere chromosomen
• Planten
- Bevatten een celwand en een vacuole deze zorgt voor stevigheid (turgor).
- Plasmodesmata (verbindingen tussen plantaardige cellen).
- Chloroplasten
• Dierlijke cellen
- Geen celwand, het bindweefsel zorgt voor de stevigheid.
- Verschillende junctions (zie verderop).
- Lysosomen
• In de cel bevindt zich het cytosol (zonder organellen). Cytoplasma (met organellen).
• Het plasmamembraan laat voldoende zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen toe.
• Elk type membraan heeft zijn eigen samenstelling.
• Naarmate een cel groter wordt groeit het oppervlakte verhoudingsgewijs minder dan het
volume. De verhouding oppervlakte/inhoud wordt dus kleiner. Dit is ongunstig voor diffusie.
• De diffusieconstante is afhankelijk van
- Molecuuleigenschappen
- Temperatuur
- Medium (water/gassen)
• Biofilms is de leefgemeenschap van bacteriën.
Campbell 31.1 Schimmels
• Schimmels zijn heterotroof (=kunnen hun eigen voedsel niet maken).
• Schimmels absorberen voedsel met behulp van hydrolytische enzymen die moleculen kleiner
maken. Andere schimmels gebruiken enzymen om de celwand binnen te dringen en om
voedingsstoffen op te kunnen nemen.
• Parasitaire schimmels: halen voedingsstoffen uit cellen van levende gastheren. Sommige
parasitaire schimmels zijn ziekteverwekkend.
, Mutualistische schimmels: doen hetzelfde als parasitaire schimmels ten goede van de
gastheer.
• Lichaamsstructuren van schimmels kunnen meercellige filamenten of afzonderlijke cellen
(gisten) zijn.
• Hyfen is een netwerk van kleine filamenten. Deze vormen samen mycelium. Mycelium groeit
snel.
• Septa poriën: zijn groot genoeg om voedingstoffen, organellen, ribosomen, mitochondriën
en kernen van cel naar cel te laten stromen.
Coenocytic hypa: ontstaat door kerndeling zonder cytokinese.
• De celwand:
- Zorgt voor structuur en stevigheid
- Beschermt tegen schadelijke stoffen
- Voorkomt een te hoge osmotische druk
Bestaat uit:
- Chitine (versterkt de celwanden)
- Polysachariden
- Glycoproteïnen (eiwitten met daaraan gekoppelde koolhydraat ketens)
(functioneren als herkenningspunt)
Campbell 26.1 Virussen
• Een virus is een kleiner en een eenvoudiger deeltje dan een bacterie.
• Het genoom van een virus bestaat uit: dubbelstrengs DNA, enkelstrengs DNA, dubbelstrengs
RNA of enkelstrengs RNA.
• Kan niet zelfstandig repliceren.
• Virusdeeltjes kunnen zich door de plasmodesmata verspreiden.
• Een virus bestaat uit een nucleïnezuur dat wordt omgeven door een eiwit laag, die de
capside wordt genoemd. (Bij sommige virussen is dit omgeven door een membraneuze
envelop).
• De capside is opgebouwd uit eiwitten genaamd capsomeren.
, • De capside is:
- staafvormig (ookwel spiraalvormige virussen)
- polyedrisch (ookwel icosahedrale virussen)
- complexer van vorm
• De virale enveloppen bevatten fosfolipiden en membraaneiwitten van de gastheercel, maar
ook eiwitten en glycoproteïnen van virale oorsprong.
• Complexe capsiden worden gevonden bij virussen die alleen bacteriën infecteren
(bacteriofagen).
Campbell 26.2 Reproductie van virussen
• Virussen kunnen alleen in de gastheercel repliceren.
• Het gastheerbereik van het virus is het aantal gastheersoorten dat het virus kan infecteren.
1. Het virus infecteert de cel door de receptoren op de cel.
2. Het virus komt de cel binnen.
3. Eiwitten gaan de gastheercel commanderen om het virale genoom te kopiëren (DNA)
en virale eiwitten (mRNA) te produceren.
4. Het virale genoom en de virale eiwitten komen samen en wordt een nieuw virus.
, Les 2 Organellen
• Door het cytoskelet kan de cel van vorm veranderen. Het is een netwerk van eiwitvezels. Het
zorgt voor stevigheid, structuur en transport.
• Homeostase= het handhaven van een chemisch en fysiologisch evenwicht binnen het
organisme. Cellen reageren voortdurend op interne en externe signalen. Het aantal
organellen of de grootte is afhankelijk van de functie van de cel.
Membranen
• Membraan is opgebouwd uit:
- Fosfolipiden:
o Vloeibaar en flexibel
o Zwak maar stabiel
- Eiwitten:
o Transport van polaire stoffen en grote moleculen.
o Receptoren
o Enzymen
• Kleine apolaire stoffen (hydrofoob) zoals CO2 en O2 kunnen gemakkelijk over het membraan
diffunderen.
• Door membranen hebben de organellen een uniek milieu. Dit kost wel energie en
belemmerd transport.
• Peripheral (in een deel van het membraan) en integral (door het hele membraan) eiwitten
staan in contact met de buitenwereld.
• Bij hogere temperaturen verhindert cholesterol dat de membraan te vloeibaar wordt en bij
lagere temperaturen verhindert cholesterol dat de membraan te star wordt.
• Meer dubbele bindingen in een vetzuur verhoogt de flexibiliteit van het membraan.
Organellen
• Een organel is een door een membraan omgeven structuur met gespecialiseerde functies
binnen de cel. (Alleen bij eukaryoten).
• Enkelmembraan: ER, golgi, lysosoom, peroxisoom, endosoom, vacuole.
Dubbelmembraan: kern, mitochondriën, chloroplasten.
• Geen organellen: ribosomen, cytoskelet, celwand, cytosol.
• Het endomembraansysteem bestaat uit:
- Nucleaire envelop (binnen- en buitenmembraan en de poriën)
- ER
- Golgi-apparaat
- Lysosomen
- Blaasjes en vacuolen
- Plasmamembraan
Campbell 7.3 De kern en ribosomen
• De kern bevat het meeste DNA en het is het regelcentrum van de cel.
• De nucleaire matrix helpt het genetische materiaal te ordenen.
• Het DNA is georganiseerd in chromosomen. Het complex van DNA en eiwitten waaruit
chromosomen bestaan is chromatine.
• Sommige genen bevinden zich in de mitochondriën en chloroplasten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper IvHouwelingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.