DEEL 1
1. Spectrum voor pathologieën
Oorzaken voor pathologieën
- Trauma
- Ontwikkelingsstoornis -> platvoet/holvoet/scoliose
- Infectie
- Tumor
- Congenitaal
- Artritis -> RM
- Metabole ziekte -> DM
2. Beeldvormingstechnieken
Keuze van beeldvormingstechniek wordt bepaald door:
- Anamnese
- Klinisch onderzoek
- Diagnostische vraagstelling
- Resultaten van vorige onderzoeken
2.1 Radiografie
= Een projectie, stralingen door patiënt (2dimentioneel)
2.1.1 Hoe worden röntgenstralen voort gebracht
- Röntgenbuis met langs de ene kant negatieve kathode, en andere kant
positieve anode. -> De negatieve kathode gaat elektronen (mA) vrijgeven
-> electonen gaan naar positieve anode -> ontstaan röntgenstralen
(bestaan uit fotonen (= lichtartikels)) -> de fotonen worden uit de
röntgenbuis gestuurd en komen op ons lichaam -> beeld
- Snelheid van het overdragen van de elektronen wordt bepaald door de
spanning en wordt uitgedrukt in Kv (ong 50-180 kilovolt)
- De hoeveelheid elektronen (straling) die KN afgeeft bepaalt het contrast
(= het onderscheidingsvermogen van de foto)
- Spanningsverschil tussen anode en kathode -> zorgt voor de versnelling
van de versnelling van de elektronen. De spanning geeft energie aan de
fotonen -> zorgt voor doordringingsvermogen (hoe meer energie in de
fotonen, hoe gemakkelijk het door weefsels gaat)
▪ Spanningsverschil: 28000 – 133000 volt
- De collimatie = zorgt dat je je straling op 1 bepaald deel kan richten
- AP = draaiende trefplaat en trekt de NK aan.
▪ 99% wordt omgezet in warmte
▪ 1% is röntgenstraling
- De collimatie = zorgt dat je je straling op 1 bepaald deel kan richten
1
,2.1.2 Het doordringingsvermogen van röntgenstraling
- Groot deel wordt geabsorbeerd in te patiënt (zoveel mogelijk vermijden,
schadelijk)-
- Deel penetreert (door de patiënt) -> foto = schaduwbeeld
- De foto= een negatief beeld -> bot en wervels zullen het meeste straling
tegen houden. Zones waar straling beter door gaat worden meer belicht.
(donker afgebeeld)
2.1.3 Digitale radiografie
- Röntgenstraling die toekomen op de detectoren worden omgezet in een
digitaal signaal
- Detector die verbonden is met computer -> zo onmiddellijk foto generen
- Alle foto’s zijn digitaal
2.1.4 Principes van radiologische interpretatie!!!
- Beeld dat gegenereerd word = negatief beeld
▪ Zone’s die weinig stralen observeren = donker
▪ Zone’s die veel stralen observeren = licht
- Centrale gedeelte (merg) = is gevuld met vetbeenmerg -> daarom is het
midden van het bot vaak lichter dan de raden van het bot.
- !! radiologisch beeld = een projectie (alles wordt op elkaar geprojecteerd)
▪ Er wordt een 3dementioneel object in 2 detenties afgebeeld
▪ Daarom altijd 2 opnames nodig die loodrecht op elkaar staan
▪ Je kan geen onderscheid maken van boven/onder, links/rechts
met 1 foto, daarom bestaan er verschillende opnames (voet:)
1. FAS (boven onder opname)
2. 3kwart opname
2.1.5 Hoe naar een foto kijken?
- Altijd denken dat patiënt naar jou kijkt
2
, 2.1.6 Radiologische anatomie
2.1.7 Indicaties
- Radiografie is het eerste keuze onderzoek voor beenderen en
gewrichten
▪ Fractuur, luxatie
▪ Statiekafwijkingen
▪ Vormafwijkingen/misvormingen
▪ Degeneratie
▪ Metabole afwijkingen
▪ …
2.1.8 Voordelen
- Anatomische informatie
▪ Fractuur, artritis,misvormingen,…
- Biomechanische informatie
▪ Staande opnamen
▪ Dynamische opnamen
▪ Stress opnamen
- Vlot toegankelijke techniek
- Snel verkrijgbaar
- Goedkoop
2.1.9 Nadelen
- Röntgenstralingen (=schadelijk)
- Beenmerg is onzichtbaar
- Weke delen -> laag contrast
- Niet goed voor pezen
- Kwaliteit (soms onder of overbelicht)
2.1.10 Soorten radiografie
1. Stressopname
- = radioloog oefent externe kracht uit op gewricht (passief)
- Brengt gewricht in uiterste positie
- Ligamenten en gewrichtsbanden
2. Dynamische opname
- Patiënt beweegt zelf gewricht (spierkracht)
- Uiterste positie
- ROM kan beperkt zijn door pijn
3