Psychopedagogiek 1.1
HOOFDSTUK 1 inleiding van kerndoelen en organisatie
De belangrijkste kerndoelen zijn
1.1 achterhalen wat de beginsituatie is van de kleuters met oog voor diversiteitaspecten en
verschillende ontwikkelingsniveaus.
1.7 begeleiden van het leer -en ontwikkelingsproces, rekening houdend met de diversiteitsaspecten
en ontwikkelingsniveaus.
2.1 creëert en draagt bij tot een warm, positief en gestructureerd leefklimaat in de klas en op school.
2.5 bevordert de fysieke en geestelijke gezondheid van kleuters
5.2 neemt kennis van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek -en innovaties die relevant
zijn voor de eigen praktijk
HOOFDSTUK 2 Wat is psychopedagogiek?
2.1 Psychologie
Het is een wetenschap waarbij de psycholoog vaak veel intuïtieve mensenkennis heeft. In het Grieks
verstaat men onder de term, zielkunde of geestenleer.
Later werd zielkunde omgebogen tot gedragsleer (= behaviorisme) wat wil zeggen dat men niet de
geest ging waarnemen maar alleen nog het uiterlijk waarneembaar gedrag. Zodat het objectiever
werd.
Vandaag wordt psychologie omschreven als een wetenschappelijke studie waarbij het gedrag
bestudeerd wordt en waarbij die gedragdsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te
begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Wetenschap van de mentale processen (geest) en het gedrag van de individuen. Het is
systematisch doordat men nog steeds onderzoeksmethodes aanreikt. Het is een objectieve
wetenschap (= het resultaat mag niet afhangen van een persoonlijke voorkeur) en het
moet controleerbaar zijn (= men moet in elk stadium kunnen onderzoeken of de
bevindingen wel kloppen.)
2.1.1 Gedrag
Gedrag is een activiteit die alleen bij levende organismen voorkomt. Een activiteit dient
gecontroleerd te zijn door het bewustzijn. Onbewust ademhalen is geen gedraging, indien een
leerkracht LO zegt we gaan diep ademhalen, ga je dit bewust doen en is dit een gedraging.
Gedragen zijn activiteiten die gecontroleerd worden door het bewustzijn.
, Psychopedagogiek 1.1
2.1.2 Bewustzijn
Bewustzijn is een activiteit vanuit het zenuwstelsel, meer bepaald ons orgaan, de hersenen. Zij
vormen de basis van alle gedragingen en ervaringen.
Bewustzijn is het momentane besef van externe en interne stimulaties of het besef van
gebeurtenissen in onze mentale ruimte.
De vier mentale bewustzijntoestanden
1. Bewuste gebeurtenissen
Stimulaties waarvan een persoon zich van bewust is
BV: ik schrijf, ik zit op mijn stoel
2. Voorbewuste gebeurtenissen
Herinneringen en gedachten vanuit ons LTG kunnen oproepen
BV: denken aan de kleutertijd
3. Niet bewuste gebeurtenissen
Processen die door hun aard nooit in het bewustzijn geroepen kunnen worden.
BV: spijsvertering, bloedsomloop,…
4. Onbewuste gebeurtenissen
Deze liggen tussen de niet bewuste en de voorbewuste. Deze kunnen moeilijk opgeroepen
worden in ons bewustzijn maar beïnvloeden wel de werking van het bewustzijn.
BV: dromen, met iets onbewust bezig zijn.
2.1.3 wetenschappelijke psychologie
De vier doelstellingen binnen psychologie
1. Beschrijven
Vooraleer men vragen kan beantwoorden, moet het onderwerp eerst goed beschreven
worden
2. Verklaren
Wanneer het onderwerp goed beschreven is, moet men de oorzaak van het gedrag proberen
te achterhalen.
3. Voorspellen
Veel aspecten zijn voorspelbaar als men de oorzaak ervan kent. Maar toch blijven sommige
voorspellingen moeilijk vast te leggen.
4. Beinvloeden
Op basis van diepgaande kennis van het menselijke gedrag; kan men mensen begeleiden
naar veranderingen (= therapie)
VOORBEELD:
Vb. onderzoek naar ADHD / dyslexie
- beschrijven: kenmerken van ADHD/dyslexie beschrijven
- Verklaren: oorzaken van ADHD/dyslexie onderzoeken (erfelijk, problemen tijdens de zwangerschap,
complicaties bij de geboorte,…)
- Voorspellen: welke kenmerken zien we bij jonge kinderen die later de diagnose van ADHD of dyslexie
krijgen? (overbeweeglijkheid, moeilijk concentreren, taalproblemen,…)
- Beïnvloeden: wat kunnen we doen om de symptomen van ADHD/dyslexie te beperken (op school,
thuis, medicatie,…)
, Psychopedagogiek 1.1
Deelgebieden in de psychologie
Er wordt gekeken vanuit twee invalshoeken namelijk: de toegepaste psychologie en de fundamentele
psychologie.
Toegepast psychologisch onderzoek probeert praktische problemen op te lossen. Bij een
fundamenteel onderzoek gaat men de werking van een fenomeen trachten te begrijpen zonder dat
dit een algemeen nut heeft.
Beroepsprofielen in de psychologie:
Specialisatie in de disciplines ontstaan doordat deze zich heeft opgedrongen. Schoolpsychologen,
arbeidspsychologen, klinisch psychologen, motivatiepsychologen,…
2.2 Pedagogiek
Een wetenschap waarbij men de opvoeding van kinderen tot volwassenen wil beschrijven, verklaren
en verbeteren. Het wordt wel opvoedkunde genoemd. Het helpt kinderen ondersteunen,
organiseren en ontwikkelen tot een individu.
Pedagogie = de praktische toepassing van de studie
Pedagogiek = wetenschappelijke studie van opvoeding
Psychologie bestudeert het gedrag en de interne processen van de mens in alle
ontwikkelingsfasen en houdt zich ook bezig met de opvoeding van kinderen.
Pedagogiek gaat kijken welke manier het functioneren en de ontwikkeling van het kin door
en in opvoeding en onderwijs kan verbeterd worden.
HOOFDSTUK 3 Psychopedagogische begrippen
3.1 de ontwikkelingsfasen
3.1.1 kleuters
Zie handboek p. 85 - 137
Fysieke ontwikkeling – sociaal-emotionele ontwikkeling – cognitieve ontwikkeling – ontwikkeling
binnen de multimediale virtuele wereld
3.1.2 kinderen van 6-9jaar
Zie handboek p. 141 – 175
Fysieke ontwikkeling – sociaal-emotionele ontwikkeling – cognitieve ontwikkeling – kinderen van 6-9
jaar en hun ontwikkeling binnen de multimediale virtuele ontwikkeling
3.1.3 Kinderen van 9-12jaar
Fysieke ontwikkeling – sociaal*emotionele ontwikkeling – cognitieve ontwikkeling – ontwikkeling
binnen de multimediale virtuele wereld.
, Psychopedagogiek 1.1
3.2 ontwikkelingsgebieden
Binnen een ontwikkelingsfase gaat men nog dieper ingaan wat men de
ontwikkelingsgebieden/domeinen noemt.
3.2.1 fysieke ontwikkeling p109
3.2.2 sociaal-emotionele ontwikkeling p. 122-123
3.3.3 cognitieve ontwikkeling p.139
3.3 ontwikkelingslijnen
Binnen de verschillende ontwikkelingsdomeinen kunnen we verschillende ontwikkelingslijnen
opmerken. Dit zijn bv: leerplannen, observatielijsten, kind-volgsystemen. En geven aan waar een kind
zich binnen de ontwikkeling op een bepaalde leeftijd zou bevinden.
BV: tussen 9 en 12maand verwachten we van jonge kinderen dat ze de pincetgreep kunnen
uitvoeren. En op het eind van de 3 e kk verwacht men om hieruit verder de pengreep te ontwikkelen.
3.4 leren
leren gebeurt in interactie met de omgeving. Kk gaan op basis van wat ze reeds kennen en kunnen,
aangeboden informatie aannemen en bouwen zo zelf hun kennis en vaardigheden op.
Leren is een actief proces waardoor in wisselwerking met de omgeving, duurzame,
kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen in de gedragsmogelijkheden van de lerende
kan ontstaan.
Na een leerproces weet de lerende iets wat hij daarvoor niet wist. De leeromgeving bepaalt mee of
er op een efficiënte wijze geleerd kan worden.
, Psychopedagogiek 1.1
Kwalitatief = iets beter kunnen (continu)
Kwantitatief = iets meer kunnen (discontinu)
BV:
Peuter leert stappen. Peuter leert beter stappen
Peuter leert tekenen. Peuter als maar gedetailleerder
Peuter leert spreken, meer en meer correcte uitspraak van specifieke klanken
Duurzame transfermogelijkheden
Blijvend – Flexibel - Transfermogelijkheden
Leerprocessen resulteren in een diversiteit van gedragsmogelijkheden:
Cognitieve leerresultaten (inzicht getalbegrip, geheugen, taalont, logisch denken,…
Motorische/fysieke leerresultaten (lich. Vaardigheden, grote en fijne motoriek, oog-hand-
coördinatie,…
Sociaal-emotionele leerresultaten (soc. Vaardigheden, omgaan met gevoelens en motivaties,
ontwikkelen van zelfbeeld.
Leren heeft een inwendig(handelingsstructuur) als uitwendig (observatie) aspect. De waarneembare,
observeerbare reactie kan op verschillende handelingsstructuren berusten. Handelingsstructuren =
deze kunnen gunstig zijn maar ook omslachtig. Men bekomt hetzelfde resultaat uit maar soms via
meerder handelingsstructuren uit te voeren.
3.4.1 Leren VS rijping
Rijping verloopt spontaan, zonder specifieke invloeden van buitenaf. Het is dus een passief proces
waar de mens niets aan hoeft te doen. Leren is een actief proces waarbij externe factoren onze
veranderingen beïnvloeden.
Intentioneel en incidenteel leren
Bij intentioneel leren, is het de bedoeling om met een intentie te leren. Van tevoren zijn de
leerresultaten en leerprestaties gegeven. Incidenteel leren is een bijproduct van handelen en
denken.
3.5 leefwereld
Ieder kind groeit op in een verschillende context (sociaal, religieus, cultureel, taal, familie,
leeftijdsgenoten,…)
Grote diversiteit!
Sociaal-economische status heeft een grote invloed op schoolresultaten.
Kinderen met lage SES-indicatoren lopen een hoger risico op lagere schoolprestaties.
3.6 belevingswereld
= de wijze waarop kinderen hun leefwereld ervaren
= ieder kind beleeft zijn leefwereld op zijn eigen manier.
Grote diversiteit tussen en binnen klasgroepen
Er bestaan geen theorieën, ontwikkelingen,… die voor alle kinderen gelden op hetzelfde
moment in dezelfde context.