Hersenen of encephalon
Belang van hersenen: oorsprong van 12 paren
cervi craniales (I-XII).
Cerebrum of grote hersenen gevormd uit:
- telencephalon: vormt 2 hemisferen.
- diencephalon: vormt thalamus en hypothalamus.
Cerebellum of kleine hersenen gevormd vanuit het
dorsale deel van het metencephalon.
Truncus cerebri of hersenstam gevormd uit:
- ventrale deel mesencephalon
- pons
- medulla oblongata
,PZS nervi craniales I-IV + VI
Oorsprong: hersenkern, uitzondering n. accesorius heeft ook spinale kern.
Verloop: altijd door opening in schedelbasis.
Bezenuwen ALLEEN hoofd en hals, uitgezonderd n. vagus (X) bezenuwd organen in thorax en abdomen.
Werking: alleen motorisch, alleen sensibel, gemengd.
n. abducens (VI)
n. olfactorius (I) o: pons
o: reukcellen in de neus f: oogspieren (bewegen oogbol)
f: reuk PATHOLOGIE: abducensverlamming: oogbol kan niet meer naar lateraal
gedraaid worden.
n. opticus (II)
o: netvlies n. oculomotoris, n. trochlearis en n. abucens werken nauw samen:
f: visus (gezichtsveld) + pupilreactie
controleren alle oogbewegingen en elevatie van de oogleden.
n. oculomotorius (III)
o: mesencephalon
f: oogspieren (bewegen oogbol) + intrinsieke oogspieren
(pupilvernauwing, openen oog)
PATHOLOGIE: oculomotoriusverlamming: diplopie, homolaterale
ptose van het bovenste ooglid, pupildilatatie.
n. trochlearis (IV)
o: mesencephalon
f: oogspieren (bewegen oogbol)
PATHOLOGIE: trochlearisverlamming: naar binnen en beneden
kijken is onmogelijk.
, PZS nervi craniales V + VII-XII
n. trigeminus (V)
3 takken: n. opthalmicus, n. maxillaris, n. mandibularis
o: pons
f: kauwspieren + meningen, aangezicht, voorste deel vd schedel, mond, tong, tanden, sinussen vd neus
PATHOLOGIE: trigeminusneuralgie: bij prikkeling vd gelaatshuid, treden hevige pijnen op van ongekende etiologie.
Motorische uitval van de n. trigeminus: weinig kauwproblemen indien unilaterale verlamming.
n. facialis (VII)
o: pons
f: aangezichtsspieren, m. platysma + traan- en speekselklieren + smaakvezels vd voorste 2/3 tong
PATHOLOGIE: motorische facialisverlamming: homolaterale verlamming vh gelaat (afhangende mondhoek en homolateraal oog kan
niet meer gesloten worden).
n. vestibulocochlearis (n. octavius) (VIII)
2 delen: n. cochlearis (gehoor), n. vestibularis (evenwicht)
o: binnenoor
n. glossopharyngeus (IX) en n. vagus (X)
o: medulla oblongata
f: sensatie pharynx + tonsillen + achterste derde tong smaak + motoriek larynx, pharynx en palatum + motoriek stembanden + hart en longen.
n. accesorius (XI)
o: medulla oblongata + cornu anterior C1-C5
f: m. sternocleidomastoideus + pars superior m. trapezius
PATHOLOGIE: accesoriusverlamming: moeilijkheden bij opheffen schouder aangedane zijde + draaien van hoofd in tegengestelde
richting van aangedane zijde.
n. hypoglossus (XII)
o: medulla oblongata
f: alle tongspieren (bewegen tong, tongbeen, larynx)
PATHOLOGIE: hypoglossusverlamming: tong wordt naar aangedane zijde uitgestoken.
,Autonoom zenuwstelsel Synoniem = vegatief zenuwstelsel
Aard: viscero-motorisch
Eindorganen: klieren, hartspier, gladde spieren van alle organen en bloedvaten, bijnier
Pars sympathica of orthosympatisch zenuwstelsel
bloeddruk, ademfrequentie, hartfrequentie en zweetsecretie STIJGT.
Pars parasympathica of parasympatisch zenuwstelsel
bloeddruk, ademfrequentie, hartfrequentie en zweetsecretie DAALT.
,Centraal zenuwstelsel
Bestaat uit: ruggenmerg of medulla spinalis + hersenen of encephalon.
Zowel hersenen als ruggenmerg omgeven door meninges of vliezen:
- dura mater: buitenste laag
- arachnoidea: middelste laag
- pia mater: binnenste laag
Zenuwbanen:
Algemeen somatisch afferente banen: sensibele of stijgende banen.
- typische prikkels: pijnsensatie, temperatuur, fijne of grove tastzin,
drukgevoeligheid, spiertonus.
Specifiek somatisch afferente banen:
- visuele, auditieve, vestibulaire, smaak- en reukbaan.
Somatisch efferente banen: motorische of dalende banen.
, Nervi cervicales: rami ventralis C4-D1 n. dorsalis scapulae
mm. rhomboidei
m. levator scapulae
·
n. suprascapularis
n. pectoralis lateralis m. infraspinatus
n. musculocutaneus
1
m. pectoralis major m. supraspinatus
m. coracobrachialis
2
m. biceps brachii
m. brachialis: palmaire zijde vd voorarm, radiaal
van elleboog tot pols
n. subclavius rr. musculares mm. scaleni en m. longus colli
m. subclavius
n. axillaris
m. teres minor
m deltoideus
huid bovenarm boven m. deltoideus
fasciculus lateralis rr. musculares
n. medianus 2 craniale rr. ventrales
m. pronator teres
m. pronator quadratus r. lateralis n. mediani
mm. lumbricales manus 1-3
duimmuisspieren fasciculus posterior rr. musculares
r. medialis n. mediani
n. radialis = grootste eindtak alle rr. dorsales
van plexus brachialis
m. triceps
m brachioradialis
m. anconeus rr. musculares
m. ext. carpi radialis longus
n. ulnaris fasciculus medialis
m. flexor carpi ulnaris caudale r. ventralis
m. flexor dig. prof. caput ulnare
m. palmaris brevis ↓
S
m. add. poll. , m. flexor poll. brevis
mm. interossei, mm. lumbricales 3-4
n. cutaneus antebrachii medialis
huid ulnaire voorarm ventraal en dorsaal van
elleboog tot pols n. thoracicus longus
m. serratus anterior
n. cutaneus brachii medialis
huid okselholte en ulnaire bovenarm tot elleboog
n. pectoralis medialis n. subscapularis
m. pectoralis major m. subscapularis
n. thoracodorsalis m. pectoralis minor
m. latissumus dorsi
m. teres major