Oefenvragen praktische psychologie voor sociaal werk, gedragswetenschappen, Social Work Windesheim
Samenvatting praktische psychologie voor sociaal werk, gedragswetenschappen, Social Work Windesheim
Samenvatting Praktische psychologie voor sociaal werk - gedrachswetenschappen
Alles voor dit studieboek (21)
Geschreven voor
Hogeschool Windesheim (HW)
Gedragswetenschappen
Gedragswetenschappen
Alle documenten voor dit vak (1)
2
beoordelingen
Door: janicemeijwaard • 13 uur geleden
Door: nisagunduz12 • 5 dagen geleden
Verkoper
Volgen
indyfaassen
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Praktische psychologie voor sociaal werk
Hoofdstuk 1 Een psychologische bril
1.1 Wat is psychologie?
Psychologie bestudeert de menselijke psyche: gevoelens, denken en gedrag en wetenschappelijke psychologie
toets de waarheden. Wetenschap werkt methodisch. Dat wil zeggen dat wetenschappers op een vaste, goede
doordachte manier te werk gaan. Ze nemen dingen waar, beschrijven die, bedenken een verklaring (hypothese)
en controleren die door een observatie of experiment.
o Causaal verband: als het een de oorzaak is van het andere.
o Stroming: een bepaalde tijd domineert een bepaalde opvatting over het vakgebied.
Technische perspectief: psychologie waarbij je te werk gaat als natuurkundige; psychische verschijnselen
worden geobserveerd, gemeten en in formules uitgedrukt.
Biologisch perspectief: lichamelijke dingen en psychische verschijnselen zijn met elkaar verbonden (je drinkt
te veel alcohol en je gedrag wordt anders)
De psychodynamische theorie (psychoanalyse)
Sigmund Freud
Mensen worden geboren met driften; psychische krachten met een wil.
Volgens Freud manifesteren passies buiten ons bewustzijn om (passies = lichamelijke/seksuele lusten)
De bron van ons gedrag ligt in het onbewuste.
Id (Es), aangeboren driften, lusten en driften waar we ons nauwelijks
bewust van zijn (seksualiteit) De driften willen bevrediging, maar dat kan
niet zomaar in een samenleving, want je moet rekening houden met
anderen.
Ego (Ich): je gebruikt je gezonde verstand en houdt rekening met wat wel
en niet kan.
Superego (Über-ich): het geweten dat je in toom houdt. Dit zijn
verlangens en gedachten waar we ons bewust van zijn.
Freud gebruikte de dromen van patiënten om problemen van volwassenen te begrijpen. Dromen zijn
wensvervullingen die zich tonen in symbolen (droom je over de koning en de koningin dan gaat het waarschijnlijk
over je vader en je moeder)
- Vrije associatie: het hardop vertellen wat er spontaan bij je opkomt.
- Doodsdrift: de drift die alle spanning opheft door de terugkeer naar de anorganische toestand. Deze drift
werd bedacht, omdat dromen geen wensvervullingen meer konden zijn (over de oorlog).
Het Gestaltperspectief
Bij het Gestaltperspectief gaat het erom dat we gehelen waarnemen en niet slechts een verzameling van stukjes.
Je ziet geen letters, maar een woord; je ziet niet apart neus, ogen en mond, maar een gezicht; je hoort geen
tonen, je hoort muziek.
De Gestalpsychologen ontdekten waarnemingswetten (Gestaltwetten): dingen die op elkaar lijken zie je als een
groep die bij elkaar hoort.
- Gestaltperspectief: het gedrag van mensen dat beïnvloed wordt door de neiging Gestalten te zien en ze
zelf te scheppen en willen voelen, je leven als een geheel willen voelen.
Het behavioristische perspectief
Het behaviorisme (gedrag) is in Amerika ontstaan; het was een reactie op de psychoanalyse. Dromen en
gevoelens kun je niet objectief waarnemen, maar het gedrag dat die dromen en gevoelens teweegbrengen wel.
- Het behavioristische perspectief: bestudeer alleen maar waarneembaar gedrag. Gedrag is een gevolg
van interactie van een mens met de omgeving waarbij koppelingen ontstaan: als A gebeurt dan gebeurt
B.
- Black box: niet waarneembaar gedrag: gebeurde in iemands hart of hoofd.
- Heeft gedragstherapie opgeleverd.
- Veel onderzoeken met dieren.
- Grondlegger: John Watson.
Alle gedrag is het gevolg van leerprocessen. Gedrag begrijpen was het begrijpen van de leerprocessen die dat
gedrag hadden gevormd. Gedrag kon worden gemaakt door conditionering.
Klassieke conditionering (Watson): gebeurt door een conditionele stimulus te laten volgen door een
ongeconditioneerde stimulus. De ongeconditioneerde stimulus is meestal een stimulus met biologische
relevantie, zoals pijn (negatief) of voedsel (positief).
Operante conditionering (Skinner): er is sprake va het bekrachtigen (belonen) van gewenst gedrag.
Als het gedrag beleefd wordt als positief dan versterkt dat het gedrag.
o Geprogrammeerde instructie: leren op basis van operante conditionering (onderwijs)
1
,Skinner geloofde dat alle gedrag het gevolg was van de interactie tussen een organisme en de omgeving. Er zijn
dus twee factoren die een rol spelen:
1. De toestand van het organisme met alle aangeboren en door ervaring verworven eigenschappen.
2. De situatie, de omgeving waarin het zich op een bepaald moment bevindt.
Het humanistische perspectief
Focus gaat meer uit naar de hele mens, niet alleen de objectief waarneembare dingen, maar ook de
menselijke waarneembare dingen.
Grondleggers: Carl Rogers (actief luisteren), Abraham Maslow (fundamentele behoeften) & Martin
Seligman (positieve psychologie)
Fundamentele behoeften (Maslow): lichamelijke behoeften, veiligheid, liefde, waardering en
zelfverwerkelijking.
Volgens hem stonden de behoeften in een hiërarchische relatie: de lichamelijke behoeften als de meest
fundamentele. Alleen als de fundamentele behoeften vervuld zijn, kom je toe aan ontplooiing (=
zelfverwerkelijking).
De positieve psychologie
Het gaat om de verschuiving van het gericht zijn op problemen bij mensen (angsten, depressie, trauma’s,
stoornissen) naar het onderzoeken van de voorwaarden voor gelukkig en gezond zijn.
o Heeft als focus van onderzoek de (geestelijke) gezondheid, het gelukkig zijn, de lust om te leven
meer/sterker te voelen.
o Grondlegger: Martin Seligman.
Het cognitief perspectief
Het perspectief van cognitieve psychologie: gedrag wordt bepaald door hoe we met informatie omgaan. Dat zijn
cognitieve processen (waarnemen, denken, onthouden etc.)
o Door cognities te veranderen kun je gevoelens en gedrag veranderen.
o Kijkt naar wat er in de hersenen gebeurt.
o Grondleggers: Aaron Beck & Albert Ellis.
Het neurofysiologisch perspectief
Het bestudeert de hersenen en het verband met vertoond gedrag. In de hersenen zit de directe, echte bron van
gedrag. Hersenbeschadigingen hebben grote gevolgen op het gedrag.
Phineas Gage
o Kreeg hersenbeschadiging, doordat er een ijzeren staaf dwars door zijn hoofd ging.
o Hierdoor veranderde zijn persoonlijkheid en zijn gedrag.
o De staaf had de prefrontale cortex doorboord, het hersengebied dat betrokken is bij het maken van
plannen en sociaal gedrag; hierdoor werd hij impulsief en onaardig.
o Limbisch systeem: emoties in de hersenen.
o Grondleggers: Wundt, James, Libet, Fechner en Swaab.
Hersengebieden:
o Hypothalamus: regelt honger, dorst, slaap en adrenaline bij stress.
o Hypofyse: stuurt productie aan van adrenaline en cortisol (stresshormoon)
o Hersenstam: regelt o.a. de temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk.
o Amygdala: koppelt informatie aan emoties, met name bij angst, agressie en seksualiteit.
o Prefrontale cortex: plannen, beslissen, impulsbeheersing en sociaal gedrag.
o Hippocampus: geheugen en regelt stressreacties.
o Cerebellum/kleine hersenen: regelt o.a. reflexen, coördinatie en bewegingen.
Het systeemperspectief
Het gedrag van mensen werd beschouwd in het geheel van het systeem waarin iemand zich bevindt. Gedrag van
mensen vindt immers plaats binnen sociale verbanden (sociale systemen), zoals een gezin, familie, buurt of
feestjes.
o Interacties binnen het sociaal systeem zijn circulair: A veroorzaakt B, maar dat doet A doordat B een
bepaalde invloed heeft.
o Therapie voor het hele gezin; wordt gekeken naar verbanden binnen het gezin en hoe gezinsleden met
elkaar omgaan.
Wat Onbewuste psychische Onze neiging Leerprocessen door Typische De manier Onze sociale
veroorzaak krachten/driften (Id), Gestalten bijvoorbeeld: menselijke factoren waarop we met context, de
regulerende krachten (gehelen) te Een prikkel uit de als onze vrije wil en informatie situatie (gezin,
t gedrag?
(Ego) en ons geweten willen zien omgeving te koppelen aan behoefte om te omgaan, onze cultuur of
(Superego) een reactie. groeien cognitieve leefomgeving)
Belonen en straffen. processen
Afkijken bij anderen. (waarnemen,
denken,
geheugen)
Hulpverleni Psychoanalyse: Gestalttherapie: Gedragstherapie: Cliëntgerichte Cognitieve Gezinstherapie
ngsvormen onderzoeken welke het ‘heel maken ongewenste gedragingen psychotherapie therapie, RET
gedachten en gevoelens ’van de persoon en emoties afleren door
en
een verband hebben door de ervaring de prikkel die he4t Actieve
invloeden met onze psychische van contact veroorzaakt te koppelen luisterhouding
problemen maken in het hier aan ander, gewenst
en nu gedrag Positieve
psychologie
Belangrijke Freud, Jung, Adler Wertheimer, Pavlov, Watson, Skinner, Rogers, Maslow, Ellis, Beck Minuchin,
psychologe Kofka, Kohler, Bandura Seligman Nagy
Lewin
n
Hoofdstuk 2 Deelgebieden en toepassing in de psychologie
2.1 Psychologische deelgebieden
Verschillende soorten deelgebieden (specialismen) in de psychologie:
Persoonlijkheidspsychologie
Ieder mens heeft zijn of haar typische eigenschappen en daarmee samenhangend gedrag. Dat vormt iemands
persoonlijkheid, het unieke, dat wat typisch voor deze persoon is. Kennis over de eigenschappen van een persoon
geeft inzicht in het gedrag.
o Mensen hebben bepaalde eigenschappen, maar op een gevarieerde manier.
Klinische psychologie en psychotherapie
Klinische psychologie is de psychologie die studie maakt van ziekten van de geest (depressie, angsten,
dwangmatigheden etc.)
o Psychologen en psychiaters.
o DSM; waar alle psychische erkende stoornissen in staan.
o Bij geestesziektes speelt ook iets lichamelijks een rol; iets met de hersenen, zenuwen of hormonen.
o Psychiaters: artsen die geneeskunde hebben gestudeerd om deskundig te worden in geestesziekten. Zij
hebben verstand van de lichamelijke factor en alleen zij zijn daarom bevoegd om lichamelijk onderzoek
te doen en zo nodig medicijnen voor te schrijven.
Psychotherapieën
o Mensen met psychische problemen worden geholpen.
o Begon bij Sigmund Freud.
Hoe weet je of therapie werkt?
Je moet twee groepen cliënten hebben die in alle relevante opzichten (leeftijd, geslacht, klachten etc.) gelijk zijn.
De ene groep moet je de te onderzoeken therapie geven en de andere groep iets wat op therapie lijkt, maar het
niet is (placebo = nepgeneesmiddel) Beide groepen mogen niet weten of ze de neppe of echte therapie krijgen
en de onderzoekers zouden dat ook niet mogen weten (dubbelblind). Als dan blijkt dat de geteste therapie
effectiever is, dan heb je een sterke aanwijzing.
o Onderzoeken moeten worden herhaald, omdat het resultaat toeval kan zijn.
Succes van hulp hangt niet zozeer af van specifieke therapie, maar van common factors.
o Common factors: de inzet van de cliënt, de persoon van de hulpverlener en het contact dat de cliënt en
de hulpverlener hebben (kwaliteit van de relatie)
Arbeids- en organisatiepsychologie
Psychologie die een bijdrage levert aan een bepaald soort mensengedrag:
1) Hoe selecteer je de geschikte mensen voor een baan?
2) Hoe motiveer je mensen?
3
, 3) Hoe kun je het beste leidinggeven?
4) Hoe organiseer je het zo dat er goed samengewerkt wordt?
Psychologen ontdekten dat mensen niet harder gaan werken als ze er meer geld voor krijgen. Het is belangrijker
dat het werk uitdagend is en dat het aansluit bij de eigen belangstelling en vaardigheden.
Ontwikkelingspsychologie
Psychologie die ervan uitgaat dat gedrag verandert met de leeftijd, het ontwikkelt zich.
o Kinderen spelen in een speeltuin; dit doen ouderen niet.
o Sociaal werkers gaan aan de slag als jeugd- en gezinsprofessional (ambulant gezinsbegeleider,
jeugdbeschermer of bij de Raad voor de Kinderbescherming)
Krachten achter de ontwikkeling zijn:
1. Genetisch bepaald; iets wat van binnenuit komt.
2. Omgeving; de omgeving kan een remmende of stimulerende invloed hebben op aangeleerd gedrag.
3. Rijping; eigenschappen of veranderingen die niet aangeboren, maar ook niet aangeleerd zijn, zoals het
grijs worden van je haar als je ouder wordt.
Een tweede kwestie in de ontwikkelingspsychologie is of de ontwikkeling continu of discontinu verloopt.
o Continue ontwikkeling: aangeboren aanleg; ontwikkeling verloopt gelijkmatig.
o Discontinue ontwikkeling: er zijn typische stadia waarop de ontwikkeling met iets nieuws aan de gang
gaat. De ontwikkeling gaat in stappen (puberteit tot volwassene)
o Nature-nurture-probleem: aangeboren of aangeleerd; getest met tweelingen die beiden in een andere
omgeving opgroeien.
Sociale psychologie
Psychologie waarbij veel gedrag gericht is op anderen en wordt bepaald of beïnvloed door anderen.
o Sociaal werkers helpen mensen om tot hun recht te komen in wisselwerking met hun omgeving; het gaat
om wisselwerking tussen individu en de omgeving.
o Structurele problemen, zoals discriminatie.
Leerpsychologie
Leerpsychologen onderzoeken hoe mensen leren en hoe je dat leren kunt beïnvloeden (onderwijzen)
o Bepaald gedrag afleren en nieuw gedrag aanleren.
Godsdienstpsychologie
Godsdienstpsychologie bestudeert de rol en betekenis van religie in de levens van mensen.
o William James: belangrijk werk onder de titel ‘The varieties of religious experience’.
o Religieuze copingstijlen.
o Onderzoek naar de betekenis van religieuze handelingen (bidden)
Hoofdstuk 3 Lichaamstaal
Communicatie verloopt niet alleen verbaal, maar ook non-verbaal. Het grootste deel van onze communicatie
loopt non-verbaal. Non-verbale communicatie vindt plaats door lichaamstaal.
Lichaamstaal: de communicatieve boodschappen die door gebaren, gezichtsuitdrukking,
lichaamshouding, stemgeluid en oogcontact worden overgebracht.
Communicatietheorie van Watzlawick
Het is niet mogelijk om helemaal niet te communiceren; communicatie vindt altijd plaats.
In de communicatie is er sprake van een inhouds- en een betrekkingsniveau.
o Inhoudsniveau: het houdt de letterlijke verbale boodschap in die we mededelen; wat wordt er
gezegd?
o Betrekkingsniveau: de betrekking tussen de personen; wordt bedoeld welke relatie er wordt
voorgesteld, bijvoorbeeld domineren of volgzaam.
Congruent: Als de lichaamstaal in overeenstemming is met de inhoud van iemands boodschap.
Incongruent: De lichaamstaal onthult dat de persoon ‘on echt’ is in zijn communicatie en dat er in werkelijkheid
iets anders in hem omgaat dan hij tegen jou zegt.
Communicatietheorie van Schulz von Thun
Deze communicatietheorie (metacommunicatie) geeft inzicht in de complexiteit van communicatie en helpt om
misverstanden op te helderen. Metacommunicatie is communicatie over de communicatie. Schulz onderscheidt
vier aspecten die in een boodschap worden gecommuniceerd: inhoud, betrekking, expressie en appel.
Zakelijk of inhoudelijk Betrekking of Expressief Appellerend
relationeel
De inhoud van de De betrekking gaat over Expressie gaat over wat Met appel wordt bedoeld:
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper indyfaassen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.