Architectuur in context A les 2, 4, 5, 6, 7
Architectuur in context A les 2, 4, 5, 6, 7
GRIEKSE EN ROMEINSE GESCHIEDENIS (les 2)
De polis en de megapolis: de organisatie van een samenleving door architectuur
Griekse architectuur
Griekenland <-> Rome
→ niet perse 1 architectuurcultuur voor beide (pure esthetiek (grieken) <-> ingenieurskunst (romeinen))
3 verschillen tussen culturen:
- Polis (= kleinschalige context stadsstaat) <-> imperium (= gigantisch uitgestrekt rijk)
- Perfectie (= meer in detail uitwerken) <-> assimilatie (= opnemen van invloeden)
- Zuil/architraaf (exterieur) <-> muur en gewelf (interieur)
Verschillen: manier van constructie, materiaalgebruik, inplanting van gebouwen, benaderingswijze van
gebouwen, …
Winckelmann*, Piranesi*, Hittorff*
Giovanni Battista Piranesi* (toont verovering natuur <-> Johann Joachim Winckelmann* (toont harmonie
en architectuur) natuur en architectuur)
→ constructieve logica en natuurwetten → ideale beeld griekse cultuur
Examen: verklaren waarom welk sleutelwoord bij welke architectuur vorm hoort (grieks en romeins) (DIA 27 v.
128)
Verenigd in diversiteit: de polis
Hellas (vroeger griekenland) → hellenen
→ geen gemeenschappelijke “keizer” ⇒ geografische versnippering / kleinere stadstaten die naast elkaar
leefden
→ eenheid ontstaat door onderscheiding van de ‘barbaroi’
→ Geen noodzaak voor grote infrastructuur want het griekse rijk is ‘op een kleiner schaal’
→ Zelfde geloof (goden van de olympus), gelijkaardige taal en dezelfde filosofie
, Architectuur in context A les 2, 4, 5, 6, 7
→ Delen van pan-helleense plaatsen (tempels, sportplaatsen (panhelleense spelen), … )
→ pan = alle
Examen: ze kwamen samen tijdens sportevents ⇒ kunnen spreken over eenheid
Stijlfase’s:
1. Archaïsche fase (700 - 480 V.C) → doriërs nemen de overmacht / 4 stammen versmelten
2. Klassieke fase (480 - 323 V.C) → ioniërs nemen de overmacht
3. Hellenistische fase (323 - 30 V.C) → ‘gedraagt zich meer als een rijk met centrum Athene’
Volkeren:
1. Doriërs → noorden (namen eerst de overmacht)
2. Ioniërs → op eilanden
zitten met elkaar in competitie, maar komen wel samen tegen gemeenschappelijke vijanden (bv.: perzen)
hellenisme = griekse politiek om griekse architectuur en cultuur te gaan verspreiden
DIA 31 → enkel blauwe woorden kennen (Perikles* (495 - 429 V.C), Athene onder Perikles (460 - 429 V.C),
Constructie Parthenon (449 - 432 V.C))
De proto-griekse erfenis
= pre klassieke cultuur
1. Minoïsche beschaving (2000 - 1100 V.C) op Kreta
→ Archeoloog Arthur John Evans*
→ Rijke cultuur, veel handelscontacten
→ Realisme en harmonie met de natuur
→ 4 paleiscomplexen (focus op Knossos)
→ Paleis van Knossos
→ Architecturale polychromie (= gebruik van verschillende kleuren)
→ Realisme (fresco’s)
→ Zuil-architraaf systeem (‘ook gebruik van tympaan’)
→ Megaron grondplan (verschillende functies zaten samen, in het midden de cella)
→ ‘stond centraal in de opbouw van het paleis van Knossos’
→ megaron = rechthoekige gebouwen met 1 frontale ingang, gevolgd door
verschillende kamers die even breed zijn en in 1 bouwvolume zitten,
met korte muurtjes vooraan (=
anten) en met een centrale plek (=
(ook) een cella)
amfi tempel = rij zullen voor en achteraan
periterale tempel = 1 rij zuilen rondom het gebouw
dipterale tempel = 2 rijen zuilen rondom het gebouw
Examen: polychromie betekenis
, Architectuur in context A les 2, 4, 5, 6, 7
2. Myceense beschaving (1250 V.C)
→ Archeoloog Heinrich Schliemann* !!
→ Op het vaste land
→ Compleet andere samenleving ⇒ minder op handel gericht, streng, geen paleiscomplexen, gesloten
→ Strenger militair ⇒ meer forten en citadellen, minder paleizen
→ Cyclopenmuur ( → is zogezegd door cyclopen gebouwd)
→ basis griekse bouwprincipes (zuil, architraaf en tympaan (met reliëfsculptuur))
→ Leeuwenpoort = toegangsdeur tot de stad
Extra: https://www.youtube.com/watch?v=sgyMZApnwSE