Hystologie/ Cytologie
Bindweefsel (algemeen)
Algemeen
Kenmerken
- Bindweefsels verbinden cellen aan elkaar, spierbundels aan elkaar, beenderen aan elkaar, spieren
aan beenderen, ..
- is het meest verspreide weefseltype in lichaam in alle organen!
- kent zeer veel subtypes, dus grootste variatie van alle weefseltypen
o Vloeistoffen bv bloed, lymfe
o Regelmatige dichte bv pezen lopen de vezels mooi paralel
o Onregelmatig dicht
o Losmazige
o Rigide steunweefsels bv botweefsels
o Kraakbeen
o …
- bevat relatief weinig cellen en relatief veel extracellulaire matrix.
- bevat relatief weinig cellen en relatief veel extracellulaire matrix.
- 3 componenten bij bindweefsel
o Matrix
o Cellen
o Vezelf of fibrillen
Functies:
- Steunfunctie: vb ‘skelet’, maar ook op niveau van individuele weefsels en organen (kapsels,
ligamenten,...)
- Transport: vb bloed, transport van cellen (afweer) en stoffen (voedingsstoffen, afvalstoffen,
hormonen) tussen verschillende delen van het lichaam
- Bescherming/verdediging tegen bvb verspreiding micro-organismen, dus rol in afweer Bv
Vescausitiet van de matrix kan ervoor zorgen dat micro-organisme minder snel verpreid worden
- Herstel (wondgenezing) Bv als je een hartinfacrct doet door coronair dat verstopt zit (ischemische
toestand) → gaat niet meer functioneel hersteld worden maar onder de vorm van litteken weefsel
(bindweefsel)
- Opslagfunctie: reserve aan vocht, ionen, eiwitten,... dus voeding van andere weefsels zoals
epithelen
→ ook opslag van bvb. vet: dus belang bij thermoregulatie
,Embryologie
Twee embryologische oorsprongen naar gelang de component
- Mesenchymaal: vertrekkende van ongedifferentieerde mesenchymcellen die kunnen differentiëren
tot verschillende vormen → tot cellen die geen bindweefsel zijn bv de gladde bloedcellen,
endotheelcellen, mesotheelcellen (bekleding abdomen, ..) maar ook fibroblasten (=
bindweefselcellen), chondrocyten en chondroblasten (kraakbeencellen), osteocyten en
osteoblasten (botcellen) en vetcellen (2 typen)
- Cellen die gedifferentieerd zijn uit stamcellen van het rode beenmerg → kunnen zich differentiëren
tot andere celtypen
o WBC
o RBC
o Megakaryotcyt ->Trombocytne
o Lymfocyten (vanuit b-lymfocyt ontstaat plasmacel)
o Monocyt: vanaf dat die uittreed uit de bloedbaan differentieert het tot een macrofaag
o Cel v langerhans: komen voor in de huid -> functioneren als antigeenproducerende cel
o Microgliacellen: zijn de macrofagen vh centrale zenuwstelsel
o Osteoclast : meerkernige cel: staat in voor botafbraak
o Mestcellen: bij allergische reactie: laat hystamine vrij
,Extracellulaire matrix
= tussen de cellen zit intercellulair materiaal = de matrix
matrix bestaat uit:
- Grondsubstantie: aangemaakt door specifieke celtypen
- Eiwitvezels: aangemaakt door specifieke celtypen
- Weefselvloeistof: intermediair medium voor transport
De eigenschappen van de matrix (en eiwitvezels) bepalen de structurele kenmerken van BW
→ BWs: kunnen dus zacht & gel-achtig, hard & rigide, taai, fijnmazig,... zijn
Grondsubstantie
- vormt de verbinding tussen cellen en eiwitvezels in BW
- heeft een hoge viscositeit, hierdoor belemmering van verspreiding van micro-organismen en
vreemde partikels
- Bestaat uit: vaste grondsubstantie en hieraan gebonden watermoleculen
Vaste grondsubstantie=
o proteoglycanen (eiwitketen met hierop glycosaminoglycanen gebonden)
o structurele glycoproteïnen (globulair)
Proteoglycanen
= centrale eiwitketen met hierop glycosaminoglycanen (GAG) gebonden
→ meestal te vinden als proteoglycaanaggregaten
→ je hebt een as-eiwit met daarop verschillende verbindingseiwitten en daarop proteoglycanen
GAGs = glycosaminoglycanen (mucopolysacchariden):
- ongesulfateerd: hyaluronzuur (gaat water langer vasthouden bv gezichtscreme waardoor de huid
strakker wordt)
- gesulfateerd: vbn. chondroïtinesulfaat, heparansulfaat, keratansulfaat, dermatansulfaat
o deze bestaan uit een uronzuur en een hexosamine
o deze gaan proteoglycanen (vroeger ook mucoproteinen genoemd) vormen
- Glycosaminoglycanen zijn zeer hydrofiel
- zijn lineaire polysacchariden, die opgebouwd zijn uit lange ketens van disacchariden elk bestaande
uit een uronzuur (glucuronzuur of iduronzuur) en een hexosamine (N-acetyl-glucosamine of N-
acetyl-galactosamine)
Er zijn bacteriën (bvb streptokokken) die hyaluronidase produceren, die verminderen de viscositeit van de
grondsubstantie: sterk invasief vermogen !
→ Bij normale afweer geen probleem maar bij zwakke afweer kan de infectie wel voor problemen zorgen
→ produceren hyaluronidase dat het hyaluronzuurafbreekt
→ rigiditeit neemt af
→ microorganisme kan migreren
→ we maken er ook gunstig gebruik van bv bij vaccins zodat het product beter verspreid
, Overzicht:
Glycoproteïnen
= ook complexen van eiwitten (domineert hier sterker dan in GAGs) en koolhydraten (zijn hier kleiner en
bevatten ook niet de lineaire polysaccharidenketens van disacchariden)
→ spelen een rol bij interacties tussen cellen en de hechting van cellen aan vezels of andere componenten
van de extracellulaire matrix.
Voorbeelden:
- Fibronectine
o door zowel epitheelcellen als bindweefselcellen gesynthetiseerd
o bindt met cellen, glycosaminoglycanen, collageen
o vervult hierdoor een rol in adhesie en migratie → cellen adhereren aan bindweefselvezels
o afwezig in tumorcellen → daardoor kunnen ze gemakkelijker doorheen de matrix migreren
en zijn ze sterker invasief
- Lamininen: hechting van epitheelcellen aan basale membraan
- Chondronectine
o gesynthetiseerd door kraakbeencellen
o hecht deze cellen aan type II collageen
Matrixreceptoren
- komen voor op het opp van cellen en kunnen hiermee binden aan bvb collageen, fibronectine of
GAGs (bvb. integrines)
- intracellulair zijn deze meestal verbonden met cytoskelet
- door koppeling en ontkoppeling van integrines kunnen cellen over het substraat bewegen en de
omgeving verkennen
Vorbeeld van dergelijke receptoren= integrines
→ Gaat binden met de glycoproteinen in de bindweefsels
→ zorgt ervoor dat die cellen ook intrageren met de matrix
→ matrixreceptoren zorgen niet alleen voor de koppeling van
de cel met de extracellulaire matrix, maar ook via
verbindingseiwitten zaols taline de verbinding van extracellulair
met het intracellulaire cytoskelet
Bindweefselvezels
Soorten kleuringen waarmee je het kan aankleuren
- HI → bindweefsel roze en kernen donder paars
- ASSAN → bindweefsel blauw, kernen rood en spierweefsel roos
- Trichroomkleuring → bindweefsel groen of blauw, kernen zwart (als de kleuring goed gedaan is, maar soms
ook rood en dan is onderscheid met assan moeilijk)
- Orciëne kleuring: kleuring bovenop AZAN of HE kleuring: geeft bruine kleur aan elastine vezels