FILOSOFEN
DEEL I HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINNEN DE ANTIEKE
BESTAANSHORIZON
Homerus Schreef mythes neer
Hesiodus Schreef mythes neer
Beschrijft ontstaan van de goden en legt relaties vast in
Theogonie
Verklaringsmethode mythe?
- Orde van de werkelijkheid afgeleid uit geneologie (=
stamboomonderzoek) van de Goden
- Natuurkrachten en hemellichamen = antropomorfe
goden
- Wereldorde = effect van hun contingente beslissingen
en relaties
Xenophanes Merkt op dat Ethiopiërs zwarte goden hebben en Thraciërs goden
met blauwe ogen en rood haar
Gaat opzoek naar universele geldigheid
Claude Lévi-Strauss Mythe als het ‘wilde denken’ en logos het ‘getemde denken’
Thales Eerste verklaringsmodellen voor oerbeginsel, ‘oerstof’ is
materialistisch:
Water
Anaximenes Eerste verklaringsmoddelen voor oerbeginsel, ‘oerstof’ is
materialistisch:
De lucht
Heraclitus ‘Het zijnde’ de wereld van ‘het worden’
‘alles vloeit, niets is blijvend’: de wereld is onderhevig aan
continue veranderingen.
Wereld als kosmos, spanning tussen tegengestelden is
nodig voor de orde van de wereld
‘oorlog is vader van alles’: 3 kenmerken (relatief,
complementair en gaan in elkaar over)
Parmenides ‘het zijnde is’
Tegenpool van Heraclitus
Oervraag: het is of het is niet (2 opties)
- Dat het is, en dan is het onmogelijk dat het niet is (hij
kiest deze optie) => 5 gevolgen
- Dat het niet is, en dan is het noodzakelijk is dat het niet
is
Aristoteles Kritiek op analyse van Parmenides
Behoort volgens hem tot de metafysica
Vorming van eeuwige tegenstelling:
- Universele mobilisme (veelheid van de concrete
werkelijkheid)
- Universele immobilisme (eenheid van het abstracte
zijn)
1
, Protagoras Sofisten kregen veel kritiek, maar de sofist Protagoras niet
Er is geen kennis van de ultieme waarheid: wat de ene als
warm beschouwd vindt de andere koud
Socrates Behoorde ook tot de sofisten
Idee dat inzicht in de ware betekenis van morele begrippen
ook tot effectief moreel handelen zou leiden
Logos was niet langer machtsmiddel, maar plaats waar
inzicht, deugd en waarheid tot stand komen
Plato ‘De staat’ (= dialoog in 10 boeken)
Leerling van Socrates => verruimde zijn werk adhv 2
innovaties:
- Leer over de ziel
1. Redelijke deel
2. Vurige deel
3. Begerende deel
- Het inzichtelijke: cruciaal verschil tussen opinie/mening
en kennis/inzicht, opinie is arbitrair en geworteld in de
wereld van het ‘worden en kennis is stabiel’,
onderbouwd en gaat over het ‘zijn’.
‘de staat moet geleid worden door filosofen, zij maken
keuzes puur op basis van de rede’
Geen vertrouwen in zintuigen, kennis vereist stabiliteit,
algemeenheid en volmaaktheid die in de waarneembare
wereld afwezig zijn
…
Aristoteles Eerste die probeerde om een allomvattend systeem van
weten te ontwikkelen
Eerste die empirisch te werk ging (afgebakende
wetenschappelijke disciplines)
Empirie volgens aristoteles ≠ moderne empirie
‘Logica’ indelen in 10 categorieën om we werkelijkheid te
beschrijven
= met Plato: werkelijkheid kan slechts bestaan als er
stabiliteit is
≠ met Plato: hij verdubbelde de wereld ipv hem te verklaren
4 oorzaken om wereld te verklaren
Gradaties binnen de ziel
Vorm en materie kunnen niet op zichzelf bestaan ( Plato),
vb ziel sterft samen met lichaam bij Aristoteles, Plato
beweert dat deze nog verderleeft.
Onderscheid in weten:
- Theoretische aspiraties
- Praktische wijsheid
Ethiek = domein van hoogste doel dat wordt nagestreefd
door elk mens
- Doen (praxis)
- Maken (Poièsis)
…
2