HOOFDSTUK 5: DE FEDERALE OVERHEID
1. INLEIDING
Sedert de grondswetherziening van 1993 is België officieel een federale staat.
2. BEVOEGDHEDEN VAN DE FEDERALE OVERHEID
1) België is een centrifugaal federalisme. De eenheidsstaat is immers geëvolueerd naar een
federale staat door geleidelijk bevoegdheden af te staan aan de deelstaten. (↔
centripetaal) Hier moet dus beslist worden welke bevoegdheden overgedragen worden
naar de deelstaten.
2) Sociale zekerheid
3) Economisch: overheidsschuld, monetaire beleid, bescherming spaargeld,...
4) Gezagsdepartementen: politie, justitie, leger
5) Buitenlandse zaken
6) Residuaire bevoegdheden. Dit zijn bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan een bepaald
bestuursniveau zijn toegekend. In theorie behoren ze dan aan de gemeenschappen en de
gewesten tot de bevoegdheden van de federale overheid zijn ingeschreven in de
grondwet. Tot dan beschikt de federale overheid over het residu van de souvereniteit.
3. DE POLITIEK-BESTUURLIJKE INSTELLINGEN VAN DE FEDERALE OVERHEID
3.1 De wetgevende macht
- Bestaat uit: • Kamer van Volksvertegenwoordigers (150, rechstreeks
verkozen)
• Senaat (gemengde samenstelling)
• Koning (= regering)
- Bevoegdheden: • maken van wetten (vooral door Kamer)
• goedkeuren van internationale verdragen
• controleren van de uitvoerende macht
• onderzoeken probleemsituaties in samenleving
• wijzigen van de grondwet
- Commissies: Een commissie is een vaste vergadering van een beperkt aantal Vlaamse
volksvertegenwoordigers , die gespecialiseerd is in een bepaalde materie. Alle
ontwerpen en voorstellen van decreet, voorstellen van resolutie, en de begroting
daarover worden in principe eerst in de commissie behandeld en pas daarna in de
plenaire vergadering. In de commissie kan de minister die bevoegd is over die materie
ondervraagd worden met vragen om uitleg of interpellaties. De commissies bestaan in
de regel uit vijftien vaste leden en vijftien plaatsvervangers, verdeeld volgens de sterkte
, van de politieke fracties.
- Koning heeft zowel initiatiefrecht als amenderingsrecht. Men schat dat ongeveer 80%
van de door het parlement goedgekeurde wetten het gevolg zijn van een initiatief van
de regering.
3.2 De uitvoerende macht
- Macht bij: Koning (regering). Regering bestaat uit ministers en staatssecretarissen.
- Vergaderingen:
• ministerraad: in theorie enkel ministers, maar ook de staatssecretarissen. Beslissingen
volgens de consensusprocedure.
• kernkabinet: informele vergadering die bestaat uit de eerste minister en de vice-
eerste minister. Hier worden belangrijke politieke knelpunten uitgeklaard ter
voorbereiding van de ministerraad.
- IKW: interkabinetoverleg
DAB: Directie Algemeen Bestuur: het belangrijkste interkabinettenoverleg ter
voorbereiding van het kernkabinet.
- Bevoegdheden: • uitvoeren van de wetten
• beleid van het land (begroting, leger, monetair beleid,…)
3.3 Andere instellingen
3.3.1 De Raad van State (1946)
• Afdeling wetgeving: adviesorgaan en waakt over de juridische kwaliteit van initiatieven
tot wetten, decreten, ordonnanties,…
• Afdeling bestuursrechtspraak: rechtscollege. Bevoegd om administratieve
rechtshandelingen te vernietigen of te schorsen.
3.3.2 Het Grondwettelijk Hof (1983)
• Geschillen tussen overheden en tussen overheid en burger
• Wetten, decreten en ordonnanties vernietigen en schorsen
• Antwoorden op prejudiciële vragen van andere rechtbanken, hoven, Raad van State,…
3.3.3 Het Rekenhof (geressorteerd onder wetgevende macht)
• Controle van ontvangsten en uitgaven van overheden (behalve gemeenten). Ook de
doelmatigheidscontrole.
, • Rechtsprekende functie: bepaald mate van aansprakelijkheid indien ambtenaren hun kas
een tekort vertoont.
3.3.4 De federale Ombudsman (1995) (geressorteerd onder wetgevende macht)
• Onderzoekt klachten en vragen van burgers. Dit zijn wel tweede-lijnsklachten, aangezien
de burger eerst bij de betrokken federale administratie moet aankloppen en pas als men
daar geen gehoor krijgt, kan men naar de ombudsman stappen.
4. DE ADMINISTRATIEVE INSTELLINGEN VAN DE FEDERALE OVERHEID
4.1 De Federale en Programmatorische Overheidsdiensten
Deze naam wordt aan de voormalige ministeries gegeven sedert de Copernicushervorming. Enkel het
Ministerie van Defensie bleef zijn naam behouden. Er zijn horizontale en verticale FOD’s.
Horizontale FOD’s: Kanselarij van de Eerste Minister, FOD Personeel en Organisatie,…
→ hebben een ‘horizontale functie’
Verticale FOD’s: bevoegd voor een specifiek beleidsdomein, bv.justitie, mobiliteit,…
De FOD’s worden aangevuld met een aantal programmatorische overheidsdiensten. Eigenlijk was dit
als tijdelijke constructies voorzien, zij werken rond maatschappelijke thema’s die verschillende FOD’s
doorkruisen, zoals duurzame ontwikkeling. (zie figuur p.114)
4.2 De Federale Wetenschappelijke Instellingen
Dit zijn de door de federale overheid gefinancierde wetenschappelijke of culturele instellingen die
niet geregionaliseerd zijn. Bv. Albertina, KMSK, Afrika museum,…
Ze worden voor de horizontale bevoegdheden gecoördineerd vanuit de POD Wetenschapsbeleid.
4.3 De Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid
7 takken en 15 instellingen:
1) ziekte- en invaliditeitsverzekering: RIZIV
2) arbeidsongevallenverzekering: FAO
3) beroepsziektenverzekering: FBZ
4) rust- en overlevingspensioenen: RVP
5) jaarlijkse vakantie: RJV
6) gezinsbijslag: RKW
7) werkloosheid: RVA
RSZ int de middelen en verdeelt
De instellingen zijn georganiseerd volgens het principe van functionele decentralisatie. Ze zijn dus
bevoegd voor een specifieke functie, hebben een eigen rechtspersoonlijkheid, een eigen vermogen
en een eigen bestuursorgaan. Ze zijn hiërarchisch niet ondergeschikt aan de minister maar wel
bestaan er mechanismen van toezicht en controle.
In 1997 was er de invoering van de bestuursovereenkomsten. Er is een grotere zelfstandigheid, maar
in ruil worden afspraken gemaakt over te behalen doelstellingen.
4.4 Andere Openbare Instellingen