Anatomie
Bewegingen
Superior: boven, richting het hoofd
Inferior: onder, richting de voet
Proximal: dichter bij een aangrenzend gebied, of door de doorgaan. .
Distal: verder van een aangrenzend gebied, of door de doorgaan.
Medial: richting het midden
Lateral: verder van het midden.
Anterior (ventral): voorkant van het lichaam
Posterior (dorsal): achterkant van het lichaam
Frontale (coronale) plaat: scheidt de voorkant (anterior) van de achterkant (posterior).
Sagittale plaat: scheidt de linkerkant van de rechterkant.
Transversale (horizontal) plaat: scheidt horizontaal -> ontstaan bovenkant en onderkant.
Flexie: beweging die de hoek tussen twee botten of twee delen van het lichaam verkleint.
Extensie: beweging die de hoek tussen twee botten of twee delen van het lichaam vergroot.
Abductie: beweging van het ledemaat/cijfer weg van de middellijn.
Adductie: beweging van het ledemaat/cijfer vanaf de middellijn.
Pronatie: rotatie van de onderarm/voorarm (radius bone) naar binnen (mediaal), waardoor
de handpalm naar beneden wijst.
Supinatie: rotatie van de onderarm/voorarm (radius bone) naar buiten (lateraal), waardoor
de handpalm naar boven wijst.
Radiaal: onderarm
Ulnair: bovenarm
Palmair: centrale zijde van de hande
Tibial: onderbeen aan de mediale kant.
(De dikke bot).
Ribulair: onderbeen aan de laterale kant.
(De dunne bot).
Dorsal: de bovenkant
Plantar: de onderkant
Cranial: behoort tot het hoofd (richting
het hoofd).
Caudal: richting de staart/de voeten.
Het zenuwstelsel (Les 2)
Neuroanatomie
Begrippen
Neuron: zenuwcel
Axon: uitloper van het neuron
Efferent banen: zenuwcellen die impulsen van het centraal zenuwstelsel naar de
dwarsgestreepte spieren geleiden
Afferent banen: zenuwcellen die impulsen naar het CZS toe geleiden.
,Motorische neuronen (efferent): sturen de spieren aan
Sensibele neuronen (afferent): geven de impuls vanuit de zintuigcellen door
Somatische/animale zenuwstelsel: willekeurige zenuwstelsel, controleert de interacties met
de buitenwereld
Autonome/vegetatieve/viscerale/zenuwstelsel: onwillekeurige zenuwstelsel, voert bewuste
handelingen uit van met name de inwendige organen.
Beide hebben sensibele en motorische onderdelen:
- Sympathisch systeem: stress
Zorgt ervoor dat ons hart sneller klopt, en ons bloed sneller gaat stromen.
- Parasympatisch systeem: ontspanning
Zorgt ervoor dat we tot rust komen en ons voedsel kunnen verteren
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg
(p.76) De neurale plaat gaat buigen neurale wallen. Vanaf de neurale lijst (oranje
gedeelte) gaan zich zenuwen vormen. De neurale buis wordt ons ruggenmerg en de
hersenen en de cellen in de neurale lijst vormen de perifere zenuwen. De chorda dorsalis
vormen onze ruggenwervels.
(p.75) Het roze gedeelte is de voorhoorn, hierin zitten onze efferente motorische neuronen.
Het blauwe gedeelte is de achterhoorn, hier zitten de afferente sensibele neuronen. De
laterale hoorn (het middelste), de zijhoorn, hier vormen zich vegetatieve neuronen.
In het ruggenmerg liggen de neuronen, hierin ligt de kern. In de voorhoorn gaan de axonen
naar de spier. In de achterhoorn zien we dat de cellichamen van de neuronen niet in het
ruggenmerg liggen, maar er buiten = achterwortel/ dorsal root. De kernen van de
afferente/sensibele banen liggen dus in he spinaal ganglion.
Een zenuwcel = een neuron heeft een uitloop, de axon.
De dendrieten ontvangen informatie. —>
ontstaan actiepotentiaal (kleine
elektronen deeltjes die binnendringen). ->
gaan naar het axon -> bij veel positieve
deeltjes stijgt de actiepotentiaal.
3 soorten synaps naargelang de plaats van de postsynaptische membraan:
, 1. Axosomatisch: wanneer de axon 3. Axo-axonaal: wanneer de axon
op het soma (cellichaam) zit. membraan zich op een ander axon
2. Axodendritisch: wanneer de axon bevindt.
zich op een dendriet bevindt.
(p.80)Basis vormen van een neuron:
a. Multipolair neuron met een lange axon: axonen in het ruggenmerg en die de spieren
sturen. Deze zijn heel lang (vanaf onderrug naar voet).
b. Multipolair neuron met een kort axon = de schakelneuronen
c. Piramidecel: hebben een driehoekige vorm.
f. Pseudo-unipolair neuron: de sensibele neuronen,hier zit je cellichaam in het dorsale
ganglion. De afferente baan stuurt informatie naar het neuron en hieruit gaat deze
naar de ruggenmerg.
Neuronen zijn rijk aan ruw endoplasmatisch reticulum (zorgt voor de eiwitsynthese). Bij
bepaalde ziekte kan men kijken naar de neuronen, bv. bij alzheimer is er een klontering bij
het neurotibuli. Hierdoor kunnen we zien dat een patiënt alzheimer heeft.
De overgangszone van het axon naar het cellichaam van het neuron = de synaps.
- Het presynaptisch membraan is het einde van de axon.
Er komt een potentiaal aan.
Het presynaptisch membraan gaat open
De neurotransmitters gaan de synaptische spleet binnen.
Gaan door naar de postsynaptisch membraan.
Geven actiepotentiaal door.
Celtype Functie
Neuronen (CZS en PZS) 1. Impuls vormen
2. Impuls geleiden
3. Informatie verwerken
Astrocyten (alleen CZS) Dragen bij aan de structuur van de bloed-
hersenbarrière
Oligodendrocyten (alleen CZS) Liggen om de axonen heen en zorgen ervoor dat
Tegenhangers van astrocyten de axonen beter kunnen geleiden.
Schwanncellen (alleen PZS) Liggen om de zenuwen heen en vormen
Myelinescheden.
Perifeer zenuw:
De afferente banen, de efferente banen,… hebben een endonerium om zich heen.
Het endonerium zijn meerdere groepjes die omringt worden door een perinerium (= zorgt
voor een weefselbarrière).
In een zenuw zitten dus meerdere perinerium die omringt worden door een epinerium.
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg.
Bij een dwarsdoorsnede van een zenuw kan je meerdere rondjes zien, dit is het perinerium.
, (p. 78) Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg
De zenuwen gaan via de openingen (foramina intervertebralia) uit het ruggenmerg. In de
foramina intervertebralia vormen zich de spinale zenuwen, door de vereniging van hun
voorste en achterste wortel. In het gebied van de extremiteiten vormen de voorste takken
van de spinale zenuwen vlechtwerken (plexus). Uit de plexus vormen zich de perifere
zenuwen die de extrimiteiten innerveren.
(p.79) Het ruggenmerg loopt niet helemaal naar beneden, omdat het ruggenmerg heel traag
groeit. De axonen die vanuit het einde ontstaan, zijn heel lang = de cauda ecuina.
(p.84) cervicale segmenten/wervels, thorocale segmenten, lumbale segmenten, sacrale
segmenten, coccygeaal segment.
Bouw van een ruggenmergsegment (p.82-83)
(links onder p.83)De afferente vezels lopen via de achterwortel en eindigen in de
achterhoorn van het ruggenmerg (ontstaan uit vleugelplaat). De efferente vezels zijn
afkomstig van neuronen die in de voorhoorn van het ruggenmerg (grondplaat) liggen. Zij
verlaten het ruggenmerg via de voetwortel en lopen naar de effector (vb. skeletspier).
Lumbosacral plexus: plaats waar veel zenuwen samenkomen.
Het ruggenmerg is opgebouwd uit segmenten. Fila radicularis zijn de axonentakjes die uit
voorkant (anterior) en achterkant (posterior) komen. De ventrale wortel bevat de efferente
(motorische) vezels, de dorsale wortel bevat de afferente (sensibele) vezels.
Ze komen samen aan de voorkant in de voorwortel en aan de achterkant in de achterwortel.
De samenkomst van de voorwortel en de achterwortel gebeurt in de foramen intervertebrale
tot spinale zenuw (nervus spinalis). Bij deze samenkomst mengen de afferente (sensibele)
vezels zich met de efferente (motorische) vezels.
Vanuit de nervus spinalis ontstaan 5 aftakkingen:
1. De ramus ventralis: deze gaat naar voor en innerveert de voorste en laterale
lichaamswand: de huid, de spieren, de armen en de benen.
2. De ramus dorsalis: dit is een motorische en sensibele tak die naar achter gaat.
Innerveert (=zenuwwerking) de rughuid en de rugmusculatuur.
3. De ramus meningeus:keert terug naar het wervelkanaal en zorgt voor de sensibele
innervatie van de ruggenmergsvliezen.
4. Ramus communicans albus: voert witte (gemyeliniseerde) vezels naar het
sympathische grensstrengganglion (ganglion trunci sympathici).