HC1 18 september 2023
Gebruik de papieren cursus
Hoofdstuk 1: Communicatie via taal en spraak (Caroline Van Hissenhoven)
Communicatie tussen zender en ontvanger
Communicatieve ontwikkeling
Communicatie tussen zender en ontvanger:
- Levelt: hoe kunnen we dit onderzoeken?
Levelt is onderzoeker, die taal onderzocht
- 4 manieren:
o Fylogenese:
Hoe ontstaan taal en spraak in de evolutie van de mens
o Ontogenese:
Hoe ontwikkelen taal en spraak zich van kind tot volwassenheid
(levensloop)
-> hoe ontwikkelt taal zich doorheen het leven bij een persoon
o Neurogenese:
Hoe werken de hersenen tijdens het genereren van taal en spraak
-> Hoe is spraak een taal gelinkt aan de werking van de hersenen
o Microgenese:
Waar komen taal en spraak vandaan (onderliggende processen)
Logopedisten en audiologen werken altijd in functie van het algemeen welbevinden van de cliënt
Altijd kijken naar client als totaal persoon heeft gevoelens, etc
- 3 belangrijke niveaus
o Symptomen en gedrag
bv. kind komt voor probleem met tong tussen tanden als die spreekt,
voorkomen dat het erger wordt
o Cognitief- (neuro)psychologische processen
hoe is het gedraag gelinkt naar wat er gebeurt in de hersenen
o Communicatie en sociale participatie
bv. kind die niet kan spreken, gaat zich isoleren
bv. ouderen die minder horen, gaan zich isoleren omdat vriendinnen
minder bellen
1.1 Een model voor communicatie tussen mensen
Communicatiemodel nodig om:
- Communicatiemoeilijkheden te situeren
wat is normaal en wat niet, dus waaraan werken tijdens de therapie
- Te weten welke vaardigheden nodig zijn om tot normale communicatie te komen
- Te weten welke specialisatiedomeinen betrokken zijn om
communicatieproblemen te bestuderen
je moet altijd met andere disciplines werken bvb met NKO of CLB samenwerken,
het is een multidisciplinair werk (vbv. dia 8)
1
,1.1.1 Menselijke communicatie
Definitie:
Menselijke communicatie is de uitwisseling van betekenisgevingen tussen twee of meer mensen.
Menselijke communicatie:
- Bouwstenen auditief model:
Zie dia 10, 11, 12
Communicatie kan via 3 manieren verlopen:
- Communicatie via geluid: auditieve communicatie
- Communicatie via handelingen: visuele communicatie
- Communicatie via spraak: oraal-auditieve communicatie
1.1.2 Situering van een probleem in het communicatiemodel
Er kan zich een ruis voortdoen tijdens een communicatie
Een ruis is iets wat de communicatie verstoort, komt voor op allerlei niveaus:
- Linguïstiek niveau: de rr door een ll vervangen omdat het makkelijker te maken
- Physiologisch niveau: is het gehoor dat is aangetast, of stuk van de hersen niet
meer goed functioneren
- Opticaal niveau: niet meer goed zien
- Akkoestiek niveau: er kan ook ruis ontstaan in de omgeving: bvb. werkmannen
Communicatie kan zich op 3 manieren voordoen:
- Woorden
- Melodie (luidheid, intonatie, klemtoon en tempo)
Bv. bedelen en bededen andere klemtoon en intonatie
- Non-verbaal gedrag
1.1.3 Noodzakelijke voorwaarden voor communicatie:
Een kind communiceert nog niet zoals een volwassenen, het doel is een volwassen communicatiemodel te
ontwerpen die vaardigheden evolueren doorheen de levensloop.
- Intacte zintuigen
als je niet goed hoort of ziet, gaat de ontwikkeling van de communicatie niet
vlot verlopen
- Intacte hersenstructuren en neurologische connecties
- Intacte structuur en functie van de (spraak)organen
Het is belangrijk dat:
- Observatie van het totale gedrag in de communicatie
- Doel van informatie-uitwisseling = begrip van de ontvanger
Zien dat de ontvanger begrijpt wat je wil zeggen
- Informatie ontvangen gebeurt via de zintuigen
- Probleem in de communicatie: ruis
2
,1.2 Model voor woordproductie
Cascade- of watervalmodel van de spraakproductie
Om een woord te kunnen zeggen verloopt er een heel proces:
- Decordering:
Is het concept je weet welk dier, maar je weet de naam nog niet.
Je maakt een interne schets.
- Concept:
o Is een interne schets van wat we willen overbengen naar de luisteraar.
o Nog geen taalvorm, wel preverbale boodschap
Het is een idee, iets wat je in je hersenen hebt
o Intrapersoonlijke factoren en interpersoonlijke factoren
Kan beïnvloed worden door intrapersoonlijke factoren, wat binnenin is
Maar ook door interpersoonlijke factoren, wat de omgeving betreft
o Je wilt iets zeggen, dus je denkt aan een olifant en hoe het er uitziet en
stelt je het visueel voor, iedereen kan iets anders voorstellen of aan iets
anders denken.
- Semantisch veld:
Semantisch veld, is een hoeveelheid aan woorden die je hebt opgebouwd, zijn
allemaal aan elkaar gelinkt
Bvb. Rood kan je aan andere woorden laten denken zoals bloed en dat vind je
niet fijn
- Lexicon:
Lexicon is het geheugen, opslagplaats van al de woorden
Je zoekt naar een woord , het lexeem: die het meest overeenkomt met het
woord dat je zoekt
Grammaticale encodering:
- Woorden worden:
o uit het lexicon geselecteerd
dus uit al de woorden die je al kent
o tot zinnen samengesteld
o In de juiste volgorde geplaatst in de zin zodat de juiste semantische
relaties tussen de woorden worden uitgedrukt
- Er kunnen fouten optreden in de grammaticale encodering:
o Problemen in het lexicon komt doordat het kind het woord nog niet kent,
dus het woord moet nog worden opgeslagen in het lexicon
o Of een fout in de zinsbouw
Fonologische encodering:
Fonologie is alles wat met taal te maken heeft
Foneem is een betekenisdragende klank
-> een foneem is dus de klanken in de juiste volgorde plaatsen, zodat je dichter bij het
woord komt
3
, Motorische planning:
- Selecteren van articulatorische bewegingsdoelen:
o Bepalen van bewegingspatronen van klanken, klankovergangen,
lettergrepen, woordgrenzen,…
Er wordt nog niks gezegd, we maken alleen een plan
o Bepalen van motorische eigenschappen zoals luidheid, klemtoon,
toonhoogte,…
o Ophalen van spatiële en temporele doelen van articulatiebewegingen
o Plannen van informatie over articulatieplaats, articulatiewijze en temporele
eigenschappen van de spraakbeweging
Opgeslagen in het motorisch geheugen
- Structuurspecifiek:
wijze, plaats en timing van de beweging wordt klaargezet.
Motorische programmering:
- Spierspecifiek:
de juiste richting, omvang, spanning en snelheid van de spierbewegingen wordt
klaargezet.
o Je gaat de spieren klaarzetten om het woordt uit te spreken, een b bvb kan
in verschillende richtingen uitgesproken worden en zijn andere spieren
voor nodig.
Motorische executie:
- Motorisch plan en programma wordt omgezet in bewegingen van het
spraakapparaat
Verschil tusen fonologie en fonetiek:
- Fonologie:
Hoe spraakklanken in een specifieke taal worden georganiseerd
(betekenisverschil)
o V.b. : /peer/ – /beer/
- Fonetiek:
Hoe spraakklanken motorisch, auditief en akoestisch gerealiseerd worden
o V.b. interdentaliteit
4