1.1.1 Microscopie van virussen en hun cytopathogeen e?ect
- diameter v virussen = minder dan 1 µm knn met elektronenmicroscoop bekeken w
® kleinste virussen: ong 30 nm en de invloeden v virussen op cel knn wél licht-
® grootste humane virus: 400 nm microscopisch bekeken w
- cytopathogeen e?ect/CPE
= vernietiging v gastheercellen of wijziging in celmorfologie tgv virusreplicatie
ð men kan hiervr beroep doen op celculturen
1.1.2 Opbouw van viruspartikels
- viruspartikels/virions bevatten genetisch materiaal omgeven dr eiwitmantel/capside = nucleocapside
® bij sommige virussen enveloppe = lipide buitenlaag rond capside
® andere virussen geen enveloppe = naakt virus
- viraal genoom = bestaat uit RNA of DNA, ss of ds
® sommigen zeer compact genoom met overlappende genen
® anderen gebruiken alternatieve splicing mechanismen vr max verscheidenheid aan eiwitten
- capside = viraal-gecodeerde proteïnestructuur die bestaat uit repetitieve eenheden/capsomeren
® structuur: eicosahedraal of helicaal
ð complexe virussen geen v beiden
- enveloppe
(a) fosfolipide-dubbellaag
ð afkomstig v celmembraan
• w verworven wnr virussen op einde v replicatie de cel verlaten dr budding
1.2 Virustransmissie en pathogenese
1.2.1 Transmissieroutes
- feco-oraal bv dr slechte handhygiëne
- respiratoir
- rechtstreeks contact met besmette huid, speeksel, urine, voorwerp
- seksueel
- parenteraal via besmet bloed
- verticaal (= v moeder op kind) -> prenataal (dr placenta), perinataal (geboortekanaal) of postnataal (melk)
- via besmette dieren
1
,- route w mee bepaald dr stabiliteit v het virus buiten de gastheer
® niet geënvelopeerde virussen overleven makkelijker in buitenwereld
® geënvelopeerde virussen zeer gevoelig vr uitdroging, extreme temp of extreme pH
1.2.2 Virussen overgedragen door dieren
- zoönose = infectie nr de mens overgedragen dr een gewervelde diersoort al of niet met tssnkomst v insect
- arbovirus = virus overgedragen dr arthropoden (geleedpotigen zoals insecten en teken)
1.2.3 E?iciëntie van verspreiding
- besmettelijkheid = hoe succesvol de transmissie v het virus is
® afh v versch factoren
- basisreproductiegetal R0 = hoeveel personen gem sec besmet w dr 1 prim besmette persoon in situatie wrin
populatie geen immuniteit heeft en geen maatregelen zijn getro?en om
verspreiding in te perken
1.2.4 Incubatietijd
= tijd tssn blootstelling aan het virus en de ziektesymptomen
1.2.5 Ziektebeloop in de tijd
acute infectie lysis v de geïnfecteerde cellen
-> vb rhinovirus
latente infectie virus na 1e contact verborgen in lichaam zonder replicatie, mr kan
reactiveren bij verminderde immuniteit
-> vb herpex simplex virus
chronisch persistente infectie langdurige lage-graad virusreplicatie wrbij drager continu
besmettelijk is
-> vb HIV
asymptomatische/subklinische infectie
oncogene virussen gastheercellen transformeren tot continu delende cellen en dit
leidt tot kwaadaardige tumoren
-> vb papillomavirussen
1.2.6 Immuniteit van de gastheercel
- sommige virussen genereren levenslange immuniteit bij gastheer wrdr infectie 1 malig is
® met e?iciënt vaccin een langdurige tot levenslange bescherming
- andere virussen kan elk individu meerdere keren geïnfecteerd geraken
® virus komt vr in versch serotypes of ondergaat voortdurend genetische wijziging
- meest succesvolle virussen zijn chronisch-persistent aanwezigen wegens goede wereldwijde verspreiding
® immune-evasion mechanismen
ð overleven in gastheer gegarandeerd drdat natuurlijke of adaptieve immuunrespons w omzeild
1.3 Laboratoriumdiagnostiek bij virusinfecties
- aantonen virusinfectie dr:
(1) opsporing v virus
(2) opsporing v virus-specifieke antisto?en
2
,- voordelen serologische strategieën:
® sneller, geen kweek v specimen
® antisto?en knn aangetoond w nadat het virus verdwenen is
- actuele infectie aantonen: stijging v de IgG antistoftiter dr serumpaar aantonen
® 1 serumstaal volstaat alleen bij bepaling v virus-specifieke IgM antisto?en
ð IgM vroeger na blootstelling aanwezig dan IgG
- seroconversie = geïnfecteerde persoon evolueert v seronegatief nr seropositief
- convalescentie periode = herstelperiode na acute fase
® antistoftiter eerst hoog, drna geleidelijk dalen
(2) fluorescentiemicroscopie
® kleuring v geïnfecteerde cellen met fluorescent gemerkt commercieel antilichaam
® virale antigenen aantonen met antigen-specifiek antilichaam -> direct of indirect
(3) elektronenmicroscopie
® opsporen v moeilijk te kweken virussen
® nooit eerder geïdentificeerde virussen aantonen obv morfologie v het virus
1.3.3 Aantonen van virale nucleïnezuren
- w specifieke primers/probes gebruikt
® zijn oligonucleotide sequenties complementair aan virale DNA of RNA sequentie
1.3.3.1 In situ hybridisatie-techniek voor detectie van DNA of RNA in weefsels
- vrdeel techniek: virus opgespoord + gelocaliseerd in het weefselstaal
- stappen:
(1) weefselcoupe fixeren
(2) behandeling met proteïnase
(3) hybridisatie met gemerkte probe
(4) detectie met enzym-gekoppelde antilichamen
(5) enzymreactie met substraat -> kleurreactie thv virus-positieve cellen
(6) microscopische evaluatie
3
, 1.3.3.2 PCR en RT-PCR
= genetisch materiaal v het virus amplificeren iav 2 specifieke primers
-> PCR = polymerase chain reaction gebruikt bij DNA virussen
-> RT = reverse transcriptase gebruikt bij RNA virussen
Basisprincipe v de PCR techniek
= RNA omzetten nr cDNA dmv reverse transcriptase enzym
- DNA staal onderworpen aan temp programmas
+ bu?er met MgCl2 1) initiële denaturatie DNA (2min 94°C)
+ 4 deoxynucleoside-trifosfaten (dATP, dCTP, dGTP en dTTP) 2) denaturatie DNA (40x 30s bij 94°C +
+ enzym (hittestabiel Taq DNA-polymerase) hybridisatie primer en doelwit DNA 45s
+ 2 primers (dienen vr DNA op te sporen) bij 60°C + DNA extensie primer 60s bij
92°C)
3) extensie onafgewerkte DNA stukken
(5min bij 72°C)
einde: veel kopijen v amplicon (afgebakend stukje dr primers)
- analyseren mbv gelelektroforese + ethiumbromide -> DNA bandjes onder UV licht waarnemen
® niet kwantitatief want detectie op eindpunt
ð enzymatische polymerisatiereactie heeft plateau bereikt
Principe v de real-time PCR techniek
= kwantitatieve PCR = aantal DNA kopijen bij aanvang exact berekenen
- PCR reactie in tijd volgen
® toename in fluorescent signaal ifv aantal PCR cycli uitgezet
ð veel DNA:
• exponentiële curve stijgt sneller
• minder amplificatiecycli (= cycle treshold)
- fluorescentie:
(1) DNA-intercalerende fluorescerende stof toevoegen
ð DNA geamplificeerd -> meer intercalator ingebouwd -> meer fluorescentie
(2) DNA probe gemerkt met reporter en quencher molecule = Taqman probe
ð probe + doelwit DNA -> geen signaal want quencher doogt reporter
ð polymerase enzym verdrijft probe v DNA en knipt het los -> quencher en reporter gescheiden ->
reporter geeft signaal
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper farmacietje. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.