Didactiek 1
1. Op zoek naar goed onderwijs
1.1. Het kleuteronderwijs in Vlaanderen
- In theorie: een voorlopige consensus voor goed onderwijs
- In praktijk: verschillende visies in verschillende aanpakken (verschilt van
school tot school/klas tot klas)
- Verschillen op alle vlakken: omgang, leiding nemen en organiseren,
klasinrichting, materiaal, houding, doorlichting, visie,… = nood aan een
referentiekader
1.2. Didactiek van het kleuteronderwijs
Didactiek = de theorie van het leren onderwijzen.
- D. van het kleuteronderwijs: de leer over de wijze waarop de leerkracht
hulp kan bieden bij het ontwikkelingsproces van kleuters
- D. een denkkader: het biedt geen voorgeschreven vaststaand
receptenboek, wel een denkkader die bestaat uit didactische kapstokken.
1.3. Het model van didactisch handelen
2. Start van het didactisch handelen:
het kind, de context, de doelen
Vanuit het katholieke onderwijs (ZILL) stelt men vast dat je als leerkracht
vanuit een focus gaat werken waarop je aanbod en aanpak afstemt.
Die focus = het resultaat van een beslissingsproces waarbij 3 vragen
centraal staan:
- Wat zijn de onderwijsbehoeften van de leerling(en)?
- Wat biedt en vraagt de context?
1
, - In welke mate realiseren we het leerplan?
2.1. Focus op de beginsituatie
Startpunt/focus: het kind en de context en dan breng je de beginsituatie in kaart.
De beginsituatie kent 2 invullingen:
- De beginsituatie van de kinderen (doelgroep)
- De context als beginsituatie
2.1.1. Een kindgerichte onderwijsvisie
Dit komt tot uiting bij het schenken van aandacht aan de beginsituatie van
kinderen.
- Voldoende tijd nemen om dit te analyseren.
- Wat kennen/kunnen ze al?
- Wat motiveert/stimuleert hen?
Als je observeert/kinderen kent, kan je makkelijk thema’s kiezen, doelen bepalen
waarrond het ontwikkelkansen creëert.
2.1.2. De beginsituatie m.b.t. de doelgroep
Groepsgerichte focus
- Info achterhalen over het niveau van de klasgroep, wat hen
boeit en hoe de klas als groep functioneert.
- Groepsgerichte focus bestaat uit deze elementen: de
belevingswereld – het aanvangsniveau – het leef- en
leerklimaat.
A De belevingswereld van de kinderen
- Interesses en belangstellingen kennen.
- Vb. peuters/jonge kleuters: alles wat te maken heeft met ‘ik’: ik
en mijn boekentas, ik was mij, mijn lichaam
- Vb. oudere kleuters: fantasieverhalen zoals piraten, ridders, kastelen
B Het aanvangsniveau van de klasgroep
- Belangrijk het niveau van de kinderen op verschillende
ontwikkelingsdomeinen te kennen.
2
, - Belangrijk de voorkennis van de klasgroep te weten, vb. thema boerderij
woordenschat verrijken, nagaan welke woorden al gekend zijn
- Belangrijk om in te schatten wat de zone van naaste ontwikkeling is. De
activiteit en aanbod moet uitdagen om net een stapje verder te gaan dan
wat een kleuter beheerst.
C Info in verband met het leef- en leerklimaat in de klas
- Bepalen beginsituatie kijken naar de klasgroep
- Vragen die we ons daarbij stellen:
Wie zijn de medekleuters?
Wat is het klasklimaat?
Hoe is de groepssfeer?
Stage
- Wat kunnen/kennen/ervaring/techniek
- VB. TUINBEZOEK: sommige kennen de schooltuin en de weg, sommige
kennen regenwormen zoals Lies (om te vissen) en Pieter (boek over
regenwormen), sommige kennen geen regenwormen.
Individugerichte focus
- De leerkracht onderzoekt de BS van de kinderen en klasgroep.
- Kleuters zijn geen "onbeschreven bladen": ze hebben een identiteit,
vaardigheden, meningen, en een unieke ontwikkelingswijze, verschillende
interesses
- BS is een gedifferentieerde BS, geen uniforme.
- Vb. kind kan niet goed Nederlands: visuele hulpmiddelen, moeite met
aandacht: dichtbij jou zetten
Stage
- Vermeld erbij over welke kleuters het gaat – relevant
- Vb. A en Z begrijpen niet goed Nederlands: aangepaste begeleiding, L
heeft het moeilijk met kleine motoriek, knippen is moeilijk.
2.1.3. De beginsituatie van de context
Naast gegevens over de kleuters/groep moeten we ook rekening houden met
elementen van de klas- en schoolsituatie.
Relevante factoren binnen de klascontext zijn:
3
, - De grootte van de ruimte
- Aantal kleuters
- Aanwezig materiaal
- Ligging, verlichting, versiering, temperatuur
- Gewoontes
Factoren binnen de school:
- Welke omgeving? Platteland, stad,…
- Belangrijk bij het werken rond natuur, vervoersmiddelen, beroepen
- Niet elk kind kan materiaal meenemen van thuis
Aandachtspunten vanuit de actualiteit
- Nieuwe inzichten omtrent gezonde voeding en beweging (omgekeerde
driehoek)
- Duurzaam consumeren
Stage
2.1.4. Je vertrekt anderzijds ook altijd vanuit de doelen
Nagaan waar je nog aan kan werken om het leerplan te realiseren.
2.1.5. De beginsituatie achterhalen
Methodes:
- Meespelen en spreken met kleuters: geeft een beeld en interesse
- Observatie: verzamelen waarneembare gedragingen
- Toetsen: om specifieke leermoeilijkheden te achterhalen, vaak bij
leerzwakke.
2.1.6. Flexibel omgaan met de beginsituatie
De verwachte beginsituatie tegenover de actuele beginsituatie:
- De verwachte BS is wat de leerkracht verwacht op basis van eerdere
observaties.
- De actuele BS kan veranderen door gebeurtenissen, actualiteit of spel,
interesses
- De leerkracht moet kiezen tussen: vasthouden aan de voorbereiding of
inspelen op de actuele situatie.
- Meestal komt de verwachte situatie overeen met de actuele situatie, soms
niet.
4