Examenvragen
Neurologie en
neurochirurgie
BEVAT DE EXAMENVRAGEN VAN NEUROLOGIE (PER
HOOFDSTUK), NEUROCHIRURGIE (PER HOOFDSTUK, OPGELOST)
EN NEURORADIOLOGIE (PER JAAR)
GENEESKUNDE KULeuven
2E MASTER | 1E SEMESTER
, Neurologie
Neurologie
- 40 MKV + gis
- 4 of 5 antwoordmogelijkheden, 1 correct antwoord per vraag
- Tijd: max 4u
- Onderverdeling
o 9 vragen semiologie
o 9 vragen neurochirurgie
o 19 vragen neurologie
o 3 vragen neuroradiologie
H1. Inleiding
H2. Vrouw die sinds enkele tijd in rust normale positie heeft van hand maar zodra ze deze gebruikt treedt er
hyperextensie metacarpaal op in vingers I, II, III (?) en nog iets. Deze houdt een tijd aan. Ze heeft het niet
onder controle. Dit duidt op 1920
a. Chorea niet telkens hetzelfde
b. Tics zijn gedeeltelijk onder controle
c. Dystonie - kinetische dystonie?
d. Spastisch
H3. Semiologie
Vraag 1. Beschrijving van de masseter reflex 1718 1920
a. afferent V, efferent V
b. afferent V, efferent VII
c. afferent VII, efferent V
d. afferent VII, efferent VII
H2. Je test de brachioradialis reflex, de respons bestaat uit een flexie van de elleboog, supinatie van de
voorarm en flexie van de vingers. Hoe gradeer je deze? 1718
a. 1/4
b. 2/4
c. 3/4
d. 4/4
H3. Localisatie sunset eyes 1718
a. rostraal mesencefalon
b. caudaal mesencefalon
c. rostraal pons
d. caudaal pons
H4. Hand tegen voorhoofd en pt anteflexie laten doen. Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist, beide
juist, beide fout. 2223
a. je test de n. accesorius
b. je test de m. Trapezius
1
, Neurologie
H5. Stellingen Broca/Wernicke (genoemd als gyrus frontalis inferior en gyrus temporalis superior).
Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist, beide juist, beide fout. 1718
a. Gyrus temporalis sup maakt meer grammaticale fouten dan gyrus frontalis inferior
b. Gyrus temporalis sup is emotioneler/gefrustreerder dan gyrus frontalis inferior
H6. Letsel rechter niet-dominante pariëtale kwab. Vertoont hemineglect, constructieve apraxie, anosognosie.
Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist, beide juist, beide fout. 1718
a. Bij het trekken van een lijn die hij in 2 moet delen zal de lijn te veel naar links zijn
b. Hij zal ook acalculie, vingeragnosie en links-rechtsverwisseling
H7. Proef van Barré, arm zakt maar zonder enige pronatie of vingerflexie. 1718
a. psychogeen
H8. Vraag over man die iets had : 2 stellingen. Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist, beide juist, beide
fout. 2122
a. masseterreflex afwezig = altijd pathologisch
b. hofmann unilateraal aanwezig = altijd pathologisch
H9. Hersenstamreflexen testen. Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist, beide juist, beide fout. 1415
a. Corneareflex heeft vezels die door het mesencephalon lopen
b. Apneetest heeft vezels die door het verlengde merg lopen
H10. Pupil linker oog is paar millimeter groter dan die van het rechter oog. In het donker wordt de
anisocorie duidelijker. 1718
a. linker aneurysma communicans posterior
b. T1 letsel ruggenmerg rechts
c. fysiologische anisocorie
H11. Reflex waarbij er op de voetzool wordt geklopt met flexie van de 2de tot de 5de teen.
a. Wijst op piramidaal lijden
H12. Een vrouw heeft last van spierzwakte. Bij klinisch neurologisch onderzoek is de bicepspeesreflex en de
brachialisreflex normaal. De tricepspeesreflex is echter sterk verminderd. Waar bevindt het letsel zich?
1819
a. C4
b. C5
c. C6
d. C7
H13. Doll’s eye reflex. 1718
a. Afwezigheid van doll’s eye reflex getuigt van bihemisferisch letsel
b. Iemand die klaarwakker is zal afwezige doll’s eye reflex hebben
H14. Wat past bij problemen kniepeesreflex en quadriceps (ofzoiets) 1617
a. L4
b. L5
c. S1
d. S2
2
, Neurologie
H15. casus over Guillian-Barré met lumbaalpunctie ca.250 WBC (94% lymfocyten) en CSF/glucose = 0.3
(normaal >0.5) en eiwitten zijn ook gestegen en dan twee stellingen. Antwoordopties: stelling A juist,
stelling B juist, beide juist, beide fout. 1516
a. de demyeliniserende vorm is geneest beter dan de axonale vorm ofzoiets
b. dit is een atypische lumbaalpunctie van Guillian-Barré
H16. Conductie afasie. 2223
a. enkel herhalen is gestoord, begrip en woordvinding normaal
b. Herhalen en begrip gestoord, woordvinding normaal
H17. Vrouw met wazig zicht en pijn achter het oog bij oogbewegingen. Je denkt aan NO. Wat is hiervoor het
meest consistente teken? 2223
a. Anisocorie
b. RAPD
H18. Beeld van een bitemporale hemianopsie gegeven. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze
gezichtsvelduitval? 2223
a. druk op het chiasma opticum
b. tractus opticus
c. radiatio
d. neuritis optica
H19. Wat is GCS bij iemand die ogen niet opent, geen spraak. Enkel rare extensie bij pijnprikkel 2223
a. 4
b. 3
c. 1
d. 2
H20. Wat zie je bij corticobulbaire aantasting? 2223 1718
a. Verschijnen Hoffman-Tromner
b. Aanwezige palmomentaire reflex
c. Afwezige snoutreflex
d. Afwezige masseterreflex
H21. Pt kon bij forward digit test 1 van de cijfers herhalen. Antwoordopties: stelling A juist, stelling B juist,
beide juist, beide fout. 2223 1718
a. Stelling 1: om normaal te zijn moet hij/zij minstens 3 onthouden
b. Stelling 2: als het gestoord is wijst dit op een limbische hersenaantasting
H22. Vraag over positieve babinski, geen onderste buikhuidreflex, geen cremasterreflex, wel bovenste
huidreflex 2223
a. niveau S2
b. niveau T10
c. niveau T5
d. niveau L3
3