Thema 3: Temperament en persoonlijkheid
3.1 Thema 3a: Theoretische perspectieven
Observatie
• Individuele verschillen
• Vroeg in de ontwikkeling observeerbaar (al duidelijk verschillen tussen kinderen)
• In alle ontwikkelingsfasen relevant
o Bijvoorbeeld:
onbewogen bij dreiging vs gemakkelijk ontdaan
gemakkelijk glimlachen vs zelden positieve emoties tonen
benieuwd naar nieuwe ervaringen vs terughoudend
Bij kinderen en jongeren vaker benoemd als “temperament”, bij volwassenen vaker benoemd als
“persoonlijkheid”
Temperamentsonderzoekers zijn van ontwikkelingspsychologen,
persoonlijkheidsonderzoekers zitten eerder in het domein van individuele verschillen => vanuit
verschillende tradities kijken. Temperament meer gelinkt aan jongere ontwikkelingsfasen
• Temperament en persoonlijkheid zijn meer gelijkend dan verschillend
o Beide worden in levensloopperspectief bestudeerd
o Beide hebben genetische roots en worden door de omgeving beïnvloed
• Toenemende theoretische en conceptuele integratie
• Consensus over een beperkt aantal (2-5) domeinen
• Dimensionele vs. typologische benaderingen
o Bv. sommige kinderen zijn drukker dan andere. Sommige kinderen zijn druk, andere
zijn rustig
3.1.1 Pioniers
,a. Thomas & Chess
• 1956 New York Lingitudinal Study (NYLS)
o Directe observaties
o Interviews met ouders
• Focus op gedragsstijl
o Niet “wat” of “waarom”, maar “hoe”
• 9 temperamentsdimensies
➔ 3 temperamentstypes
• Moeilijk (10%)
• Traag op gang komend (15%)
• Gemakkelijk (40%)
Later kritiek
• Te statisch
• Te veel dimensies
• Te weinig aandacht voor emotionele en motivationele aspecten
b. Kagan
• Gedragsmatige inhibitie
“behavioral inhibition = an overt representation of a psychological and physiological of
uncertainty that results from exposure to unfamiliar objects, people, and stressfull situations”
• Focus op individuele verschillen in onvertrouwde situaties
• Betrouwbaar te observeren op heel jonge leeftijd
• Dimensie met twee extremen:
o Geïnhibeerd: angstig, teruggetrokken
o Niet-geïnhibeerd: spontane toenadering
3.1.2 Recentere perspectieven
a. Rothbart
• Focus op individuele verschillen in affectief-motivationele reactiviteit en zelfregulatie
, • Reactiviteit: gemak waarmee gedragsmatige of endocriene response of reacties van het
autonoom of centraal zenuwstelsel worden getriggerd
o Negatieve reactiviteit
▪ Sommige mensen zijn gemakkelijker negatief gestemd (angstig, zenuwachtig,
boos, verdrietig,…)
▪ Motivationeel perspectief: hoge strafgevoeligheid. Gemakkelijk terugdeinzen
o Positieve reactiviteit
▪ Andere mensen zijn gemakkelijker positief gestemd
▪ Motivationeel perspectief: beloningsgevoeligheid
• Zelfregulatie: processen die de persoon in staat stellen om de reactiviteit onder controle te
houden
o Effortful control (regulatie van gedrag en aandacht)
o Mensen verschillen al in hun in aanleg in hoe goed ze kunnen worden in zelfregulatie
• Studie van temperament doorheen de levensloop
• Structuur verschilt deels naargelang van de ontwikkelingsfase
• In sommige ontwikkelingsfasen andere/bijkomende domeinen
o Affiliatie
o Oriënting sensitivity
b. Gray
• Reinforcement Sensitivity Theory
• Gedrag geleid door neurobiologische systemen van vermijding en toenadering
o Behavioral Inhibition System (BIS)
→ gelinkt aan strafgevoeligheid en angst
o Behavioral Activating System (BAS)
→ gelinkt aan beloningsgevoeligheid en impulsiviteit
c. Big Five/ Vijffactorenmodel
• Diverse methoden, diverse onderzoekers, diverse talen
• Individuele verschillen kunnen waarschijnlijk beschreven worden adhv 5 basisdimensies
o Openheid (O)
o Gewetensvolheid (C)
o Extraversie (E)
o Vriendelijkheid (A)
o Neuroticisme (N)
• Toenemende theoretische en conceptuele integratie
INTEGRATIE
• Verschillende benaderingen representeren individuele verschillen in twee tot vijf domeinen
die minstens ten dele overlappen
o “toenadering” (positieve reactiviteit, BAS-sensitiviteit, extraversie)
o “vermijding” (negatieve reactiviteit, BIS-sensitiviteit, neuroticisme)
o “regulatie” (effortful control, gewetensvolheid)
o “affiliatie” (affiliatie, vriendelijkheid)
o “openheid” (orienting sensitivity, openheid)
, • Rol van temperament en persoonlijkheid in psychopathologie -> vertrekken van verschillende
benaderingen, referentiekaders, theorieën en zo komen tot een integratie. Maar het gaat
dus steeds om dezelfde fenomenen. Begrippen uit verschillende theorieën verwijzen wat
naar hetzelfde
3.1.3 Dunedin Studie
• Typologische person-centered benadering
• Meerdere aspecten tegelijk bekijken: mozaïek van aspecten geeft beeld van persoon als geheel
Bijvoorbeeld: “does a child who is shy, active and difficult to soothe develop differently
from a child xho is active, highly sociable and easy to comfort?”
• In theorie heel veel mogelijke combinaties (mogelijke profielen), maar niet alle worden in de
natuur geobserveerd vaak aangetroffen. Sommige combinaties komen wel regelmatig voor
1. Goed aangepast (40%)
o Kan gereserveerd zijn of zichzelf controleren wanneer nodig
o Probeert met verschillende uitdagingen om te gaan
o Raakt niet van streek als iets te moeilijk is
o Is initieel aarzelend, maar komt na een tijdje los en wordt vriendelijk
2. Zelfverzekerd (28%)
o Werkt enthousiast mee
o Heeft weinig tot geen separatieangst
o Is responsief naar anderen toe
o Past zich gemakkelijk aan
~ gemakkelijk type (Thomas & Chess)
3. Gereserveerd (15%)
o Voelt zich snel wat ongemakkelijk, maar zonder dat dat interfereert met prestatie
o Veeleer verlegen, zelfkritisch
o Gematigd responsief ten aanzien van niet-vertrouwde personen
o Kan zich op een opdracht focussen
4. Ongecontroleerd (10%)
o Snel geïrriteerd en afleidbaar
o Lijkt geen plezier te beleven aan activiteiten
o Heeft het moeilijk zich te focussen op een opdracht
o Kan moeilijk stilzitten
o Reageert impulsief
~ moeilijk type (Thomas & Chess)
5. Geïnhibeerd (7%)
o Verlegen, angstig
o Zegt vrijwel niks
o Raakt van streek bij niet-vertrouwde personen
o Is makkelijk verstrooid, kan moeilijk aandacht bij een taak houden
o Niet impulsief