SOCIAAL BELEID
BASISCOLLEGE 1: INLEIDING
Waarom is sociaal beleid belangrijk?
1. Het is overal: van je wieg tot je graf
2. We geven er enorm veel geld aan uit: sociaal beleid is de slokop van onze
overheidsuitgaven
3. Het is enorm controversieel
*Cycles of want and plenty: telling van wanneer iemand onder de armoedegrens valt. Hij zag
dat het armoederisico zeer hard schommelt met de levensfase waarin men zich bevindt.
Overheidsuitgaven: In politieke discussies gaat het heel vaak over de leeflonen en dat daar
de overheidsuitgaven naartoe gaan, maar in de praktijk zien we dat het grootste deel van het
geld naar de gezondheid en ouderen zorg gaat.
België in Europees perspectief: We krijgen vaak de kritiek dat België veel meer uitgeeft dan
andere landen aan sociale zekerheid maar eig is dit niet echt het geval
Sociaal beleid is controversieel:
Wat zegt de publieke opinie?
- Er is best wel wat kritiek op de welvaartstaat maar op de morele dimensies is er
zeker geen meerderheid dat gelooft
- Mensen denken wel degelijk dat het de work-life balance helpt
1
,DE FUNDAMENTEN VAN SOCIAAL BELEID
Wat is sociaal beleid?
➔ Brede waaier aan definities (containerbegrip)
Sociaal beleid = “het geheel van door de overheid georganiseerde of gesubsidieerde
uitkeringen, diensten en belastingregelingen die bescherming bieden tegen maatschappelijk
erkende sociale risico’s”
Hier is geen consensus over! Dit is een werkdefinitie.
1. Door de overheid georganiseerd
Richard Titmuss (1955): the social division of welfare
- Social welfare: rechtstreeks door de overheid, erg zichtbaar, vaak progressief
→ kinderbijslag, ouderdomspensioen, VDAB, etc.
- Fiscal welfare: via het belastingstelsel, “hidden welfare state”, vaak regressief
→ belastingaftrek kinderopvang, pensioensparen, jobbonus, etc.
- Occupational welfare: door de werkgever, vaak regressief
→ maaltijdcheques, aanvullend pensioen, subsidies voor sociale
tewerkstelling, etc. aniseerd/gesubsidieerd
• De grenzen zijn vaak onduidelijk (mengvormen)
• Weinig oog voor rol sociale partners en tripartite beheer (bv. werkloosheid)
• De overheid is de enige noodzakelijke actor, want moet reguleren en/of subsidiëren.
Anders geen sociaal beleid! (bv. kinderopvang werkgever, mantelzorg,..)
Belangrijk voor de prof: sociaal beleid is voor de prof enkel sociaal beleid als de overheid
zich gaat bemoeien. Als de overheid er niet op een of andere manier bij betrokken is, is het
voor de prof geen sociaal beleid
2. Bescherming tegen sociale risico’s
• Sociale risico’s zijn een sociale constructie. D.w.z. dat er maatschappelijke
consensus moet zijn (die democratisch tot stand gekomen is).
• ‘Oude’ sociale risico’s: ouderdom, (beroeps)ziekte + invaliditeit +
arbeidsongeval, werkloosheid, kinderen (althans, de extra kosten daarvan)
• ‘Nieuwere’ sociale risico’s: the working poor (door o.a. flexibilisering van
arbeid), armoede an sich (cf. recht op bestaansminimum, 1974), alleenstaand
ouderschap
Toekomstige sociale risico’s? Vb. klimaatverandering
2
,Historische ontwikkeling
Grosso modo, 5 belangrijke perioden:
1. Early poor laws (≈ 1500 – 1900)
• Mensen in armoede konden in een armoedetehuis (poor house) dus mensen
werden gecategoriseerd als de impotent poor (ouderen, kinderen,..) en de
tweede categorie is abled poor. Deze categorie is de mensen die in principe
kunnen werken. Zij gingen ook naar zo’n poor house maar werden dan
slechter behandeld. Dit waren vaak kleine criminelen. In zo’n poor house
werden mensen dus gescheiden tussen deze twee categorieën
2. De opkomst van ‘moderne’ sociale zekerheid (≈ 1900 – 1940)
• Opkomst van sociale verzekeringen: arbeidsongeval, pensioenen,
werkloosheid, etc.
Vaak verteld als de uitkomst van een lange politieke strijd van de
arbeidersklasse, geconfronteerd met erbarmelijke leef- en
werkomstandigheden (cf. de sociale kwestie, zie film Daens!), tégen de
industriëlen en de overheid.
• Maar: de realiteit was (is) veel complexer dan dat!
• De Swaan (1988): collectieve sociale zekerheid is het resultaat van
onderhandelingen tussen 4 verschillende actoren, die hier elk hun eigen
belangen bij hadden!
o Pretty bourgeoisie (kleine middenstand): tegen sociale zekerheid
o Industrial employers: de sociale zekerheid gaf hen het recht om
dingen te bepalen over arbeidsduur, pensioensparen voor
werknemers,… Om een financieel voordeel te halen uit dat
pensioensparen voor werknemers moesten zij aan de overheid vragen
om dit verplicht te maken voor alle bedrijven.
o Workers: vanzelfsprekend
o State: sociale zekerheid gaf de mogelijkheid om mensen een job bij
de overheid te kunnen aanbieden.
Elk van deze actoren (buiten de bourgeoisie) had er op een gegeven
moment belang bij dat er sociaal beleid kwam
3
, De metafoor van de auto: de bourgeoisie stond altijd op de rem omdat
zij geen sociaal beleid wilde maar deze kleine middenstand is
uiteindelijk wel verdwenen. Alle andere actoren waren de motor van
de auto (sociaal beleid). De overheid is de enige noodzakelijke actor
zoals benzine. Anders is er geen collectief beleid mogelijk.
Hedendaagse relevantie De Swaan:
• Configuratiemodel is nog steeds zinvol om (de politiek achter)
sociaal beleidshervormingen te begrijpen en/of voorspellen
(Ook al zijn de actoren veranderd/uitgebreid (bv. EU))
• Het helpt ons ook beter te begrijpen waarom (kleine)
zelfstandigen nog steeds ‘onderbeschermd’ zijn in onze
huidige sociale zekerheid.
3. Naoorlogse, ‘gouden’ periode van welfare state expansion (≈ 1940 – 1970)
• WOII → toegenomen solidariteit (iedereen is kwetsbaar), tabula rasa
(Marshall plan), compensatiedrang voor veteranen, belang van gezonde
bevolking, etc.
• Toegenomen welvaart, economische groei, ‘volledige’ tewerkstelling (maar let
op: dit was veelal een “male breadwinner model”!), etc.
• Proliferatie van sociale uitkeringen en diensten. Ook gekend als: “the golden
age of welfare state expansion”.
4. Periode van ‘permanente besparingen’ (≈ 1970 – 2020)
• Oliecrisis jaren ’70 → vragen over financiële houdbaarheid en
maatschappelijke legitimiteit van de welvaartstaat (cf. ‘TINA’ mentaliteit).
• Jaren ‘80: ideologische aanval op de welvaartstaat door o.a. Ronald Reagan
in de VS en Margarat Thatcher in de UK (cf. neoliberalisme).
➔ Vervolgens: besparingen, besparingen, besparingen?
Ja, de welvaartstaat is op vele gebieden (zoals werkloosheid) minder
genereus geworden.
Maar: het huis staat nog (cf. ‘the new politics of the welfare state’)!, Het is
gewoon anders ingericht (cf. ‘social investment’ turn) en soms opnieuw
uitgebreid. Mensen hebben nog teveel belang bij sociaal beleid.
5. Hernieuwde uitbreidingsdrang? (2020 – ?)
• Covid-19 + hoge inflatie door o.a. Russische invasie in Oekraïne
→ toename sociale uitgaven; nieuwe sociale regelingen, etc.
• De welvaartstaat als buffer in tijden van economische crisis (door o.a.
koopkracht en dus consumptie op peil te houden).
• Vandaag: opnieuw besparingslogica (“het moet ook van Europa”).
Idee dat we de Sociale uitgaven moeten verlagen voor defensie
4