INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE VOOR
CRIMINOLOGEN
HOOFDSTUK 1: OP ONTDEKKINGSTOCHT DOOR EEN BEKEND GEBIED?
INLEIDING: DE EIGEN AARD VAN DE SAMENLEVING
Sociologie als ‘studie van de samenleving’ of ‘samenlevingskunde’ (= “hoe moet ik mijn weg zoeken
in de samenleving”)
Van Sieyès tot Comte, en van normatief tot empirisch:
• Sieyès:
o Schrijft een werk waarin hij richting geeft aan de samenleving, klaagde over
onderdrukking gewone volk en het feit dat de derde stand niet vertegenwoordigd
werd in de staatsinrichting in het Franse koninkrijk
o Hij kwam met idee volkssoevereiniteit= macht bij het volk
• Comte:
o Wou zich bezighouden met praktische dagdagelijkse onderwerpen
o Empirisch: nadenken over realiteit van het leven
o Samenleving beschrijven in al zn componenten (onder andere macro, meso en
micro)
=> sociologie 2 keer uitgevonden:
• Volgens Sieyès was sociologie de leer die een rechtvaardige inrichting van de samenleving
voorschreef
• Volgens Comte is het de taak van sociologen om de samenleving op een objectieve,
empirische manier te doorgronden
Sociologie is de studie van:
• Sociale verbanden: gezinnen, bedrijven, steden
• Kenmerken van die samenlevingsverbanden
• Wetmatigheden die onze samenleving sturen: zaken die regelmatig terugkeren, traditie,
gewoonte
1
,1.1: EEN BEELD VAN EEN TITEL
• Samenleving is een speelveld met spelregels en spelers:
Samenleving is een geheel van afspraken die tussen mensen gemaakt worden, niet iedereen
heeft evenveel inspraak, binnen de lijnen zijn de spelers die aan het spel (mogen) deelnemen
en erbuiten staan de spelers die niet mee kunnen spelen (omdat ze bijvoorbeeld niet in form
zijn), wie zich niet aan de spelregels houd zal bestraft worden naargelang de ernst, er zijn ook
informele regels waarvan men verwacht wordt deze te volgen (fair play)
• Specifieke posities:
Er zijn verschillende positief (net zoals in een spel), sommigen zijn haantje de voorste terwijl
andere volgen
• Specifieke rollen:
Rol= manier waarop je de positie invult (positie kan zijn voorspeler en de rol kan agressieve
voorspeler zijn)
• Hoge of lage status:
Als je veel geld en kennis hebt eindig je vaak in een hogere status en omgekeerd (betekend
niet dat het minderwaardige mensen zijn, gewoon in maatschappelijke termen minder
inspraak bijvoorbeeld)
• Informatie en communicatie:
Communicatie is een proces waarbij men informatie uitwisselt
• Taakverdeling en hiërarchie:
Taakverdeling is belangrijk, er zijn vaak ook begeleiders waardoor je zelden alleen bent.
Hierarchie omdat er bepaalde mensen zijn die boven andere mensen staan, als er iemand
boven je staat is die persoon vaak degene die de beslissingen neemt
• Ruimte rond het speelveld in concentrische cirkels:
Concentrische cirkels: eerste cirkel is ruimte voor de wisselspelers, verzorgers,… ; tweede
cirkel zijn er commentatoren of mensen in het stadion zelf die alles van nabij volgen; dan heb
je het grote publiek
=> cirkels die in elkaar passen, binnen de cirkels zijn nog verschillende andere cirkels
1.2: HET DAGELIJKS LEVEN DOOR DE LENS VAN DE SOCIOLOOG
De sociologische lens …… verleent betekenis aan de samenleving: Bedoeling sociologie is om
betekenis te geven. Manier van kijken die anders is, op een sociologische wijze= sociologische lens
Die sociologische lens neemt vaak in de praktijk de vorm aan van observaties, surveys,…-> we
gebruiken dit om betekenis te geven
Socioloog heeft het vaak over de verbeelding, iets wat effectief aanwezig is maar een andere
betekenis krijgt omdat je er op een andere manier naar kijkt
Sociologische lens is alleen nuttig als het wordt gehanteerd door iemand die de waarneming
ook kan interpreteren of door iemand die sociologische verbeelding bezit
C. W. Mills over ‘sociological imagination’ (boek geschreven over sociologische verbeelding) (1959):
Hij heeft het hierin over het vermogen te begrijpen dat iemand individuele ervaring beïnvloed word
door sociale structuren en mensen, hij onderscheidt 3 componenten van sociologische verbeelding:
• Geschiedenis: geschiedenis is overal, hoe kwam een samenleving tot stand, hoe verandert ze
• Biografie: welke mensen bevolken een bepaalde samenleving
• Sociale structuur: macro, meso, micro; hoe werken de maatschappelijke instituties, hoe
houden ze de maatschappelijke orde in stand
Om sociologische verbeelding toe te passen moet aan een belangrijke voorwaarde voldaan worden:
2
, • Wisseling van perspectieven: het vermogen om van perspectief te veranderen en afstand te
nemen van vanzelfsprekendheden/ routines
1.2.1: SELECTIEVE WAARNEMING
Selectieve waarneming (= mensen nemen vaak zaken gefilterd waar):
• Het gewicht van routineus denken (common sense) en handelen (gedrag) op basis van …
o Fysische en sociale beperkingen:
we kunnen niet iedereen kennen en overal aanwezig zijn, hierdoor missen we
stukken informatie
o Belangen:
we hebben belangrijke belangen te verdedigen (vb. staking: als hier over in de krant
verteld word zal je merken dat het standpunt van de schrijver afhangt van welke
belangen hij heeft)
o Kennis en informatie:
Kennis op zich is selectief (vb. je krijgt een andere kijk op een bepaald persoon of
toestand wanneer je iets meer te weten komt erover), de info die je over een
persoon of toestand hebt is dus bepalend voor wat je waarneemt
o Onderwijs:
het soort onderwijs verklaart in belangrijke mate het optreden van xenofobie en
vreemdelingenhaat
o Voorkeuren en afkeer:
pos of neg houding tegenover personen of toestanden niet aangeboren wel sociaal
bepaald (via opvoeding, media,…), vaak ook tijd- en plaatsgebonden
=> socialisatieproces: een proces waarbij een individu zich in de omgang met anderen
de cultuur van zijn omgeving eigen maakt
=> routineus denken is makkelijk en kan ons helpen (vb. in verkeer sta je dan niet te vaak voor
verassingen) maar onze waarneming word erdoor heel selectief
1.2.2: REFERENTIEKADERS
= we bouwen vanuit eerdere ervaringen een raamwerk op dat onze latere waarnemingen zal
beïnvloeden (vergelijkbaar met sociale bril)
• Kenmerken referentiekader:
o Vormt/en een geheel:
al onze waarnemingen gebeuren vanuit hetzelfde referentiekader (ied heeft maar 1
sociale bril, je kan die niet even kan uitzetten of een andere opzetten)
o Stabiel doch niet onveranderlijk:
veranderingen in onze situatie beïnvloeden na een tijd ook het referentiekader
o Talrijk, divers en individueel:
zoveel referentiekaders als er individuen zijn (opgedane ervaringen kunnen niet voor
2 mensen volledig hetzelfde zijn)
o Ook gedeelde kaders:
wanneer grote groepen individuen in ongeveer dezelfde sociologische
omstandigheden opgroeien of werken (soortgelijke ervaringen-> soortgelijke
referentiekaders)-> cultuurpatronen: kenmerkende cultuurelementen voor een
bepaalde groep (vb. jeugdcultuur, arbeiderscultuur,…)
3
,We reageren verschillend op hetzelfde gebeuren en brengen over iets wat objectief is soms heel
uiteenlopende verslagen uit:
• Zakelijke en gepercipieerde/beleefde realiteiten/werkelijkheid (sturen beide even sterk ons
handelen):
o Self-fulfilling prophecies:
idee dat iets gebeurd en dan gebeurd het ook effectief-> pygmalioneffect vb. hoe
hoger de verwachtingen van een leerkracht op de schoolprestaties van de leerlingen,
hoe hoger deze prestaties dan ook waren (en andersom), je gaat je vaak onbewust
gedragen naar je verwachtingen
o Vooroordelen en stereotypes:
onderzoekers beweren dat geïnformeerde mensen minder vooroordelen hebben dan
onwetende mensen !! zodra mensen vooroordelen hebben helpt meer informatie
niet (altijd) meer als tegengif-> stereotypes= +- gefixeerde en vereenvoudigde
voorstellingen over (de leden van) andere groepen die in een bepaalde groep
gangbaar zijn, zonder dat ze op feiten zijn gebaseerd (soms is stereotypering een
hulpmiddel in de sociale omgang
• Aan sociologie doen is de sociale bril afzetten want het maakt onze waarneming selectief en
voedt vooroordelen en stereotypering-> sociologie streeft naar een onbevooroordeelde/
neutrale beeldvorming van de maatschappelijke realiteit
1.2.3: SPORT
Sociale verschillen tussen sporten: hockey, skiën, tennis,… scoren heel hoog in de sociale status;
terwijl boksen en vissen een lage waardering krijgen
Sport als drager van symbolische codes van smaken en leefstijlen
• Hogere sporten: lichaamscontact word vermeden (door bvb sticks)-> distance en finesse
• Lagere sporten: lijf-aan-lijf gevechten
Geen monopolie, maar diverse interpretaties en scholen: resultaten sociologische verbeelding zijn
niet enige mogelijke uitleg voor sociaal fenomeen
• Vb. Trekken arbeiders bokshandschoenen aan in kader van discplinering van arbeidersklasse
of bekleden ze de blote vuisten omdat ze dit zien als een middel om de sociale ladder op te
klimmen
Invloed van tijd en ruimte, en dus beperkt houdbaar: sociologische theorieën zijn niet future proof->
hogere sporten worden nu ook toegankelijk voor wie geen deel uitmaakt van de sociale elite en de
sociale elite omarmt nu ook de lagere sporten
1.2.4: OVER VOETBAL
Niet, eventueel lezen
4
,1.3: EEN STAP VERDER
Van ‘common sense’ naar sociaal-wetenschappelijke kennis
• Common sense eigenschappen:
• Losjes samenhangende kennis
• Gebaseerd op feiten, waarnemingen, ervaringen, received wisdom
• Zin geven aan situaties waarmee we geconfronteerd worden
• Bedoeld door praktische, snelle antwoorden
• Sociaal-wetenschappelijke kennis (sociologie):
• ‘waarom’ van bepaalde situaties proberen achterhalen/ algemene wetmatigheden
ontwikkelen die op diverse toestanden van toepassing zijn
• Situeert verklaringen en wetmatigheden in sociale factoren
• Bouwt voor op systematische, empirische waarnemingen
Aantal fenomenen die op het eerste zicht te verklaren vallen vanuit persoonlijke kenmerken en
drijfveren, maar blijkt dat sociale factoren een belangrijke rol spelen =>
1.3.1: ECHTSCHEIDING
Lijkt louter op persoonlijk vlak: 2 personen die elkaar niet meer graag zien
2020: 9,8 koppels per 1000 (= echtscheidingskans) getrouwde koppels zetten een officiële punt
achter het huwelijk (lichte daling t.o.v. 2000)
Opvatten als schijndaling: 1. Minder huwelijken die ontbonden kunnen worden
2. Samenwoners gaan vaker uit elkaar dan gehuwden (samenwoners niet
in statistieken)
Alleenstaande vrouwen meer kans op armoede, kans dat de kinderen later zelf scheidt stijgt,
samenlevingsvormen complexer=> echtscheiding dus een sociaal feit
Sociale omstandigheden waardoor mensen al dan niet hun huwelijk verbreken:
• Maatschappelijke trend van tweeverdienersgezinnen, echtgenoten economisch
onafhankelijk v elkaar
• Verminderde sociale druk om toch samen te blijven vanwege de kinderen
• Dalende sociale controle op privéleven v mensen
• Toename v sociale contacten buiten het gezinsverband
• Langere levensverwachting-> potentiële duur huwelijk groter-> kans op echtscheiding ook
groter
Veranderingen v wet spelen ook grote rol:
• Wetswijziging zodat mensen van zelfde geslacht ook kunnen trouwen (dus ook scheiden)
• Inkorting in werking v/d duur v/d procedure voor de echtscheiding met onderlinge
toestemming
1.3.2: ZELFDODING
Wie voor zelfdoding kiest en waarom is een kwestie van psychologische factoren, hoe verklaar je dan
het verhoogde zelfdodingscijfer na corona bijvoorbeeld
=> teveel en gebrek aan sociale integratie zorgt volgens Durkheim ook voor verhoogde kans op
zelfdoding,…
5
,1.3.3: ARBEID (JAHODA)
Vandaag zien we arbeid als ‘het hoogste goed’, vroeger werd er niet zo respectvol naar arbeid
gekeken
Predestinatieleer: gelovigen ertoe aanzetten om hard te werken en zo te streven naar succes want
succes op aarde werd in die leer bestempeld als meteen ook een dichter plaatsje bij God
Max Weber: aangetoond hoe het samengaan van specifieke interpretaties van een religieus leerstuk
de fundamenten heeft gelegd voor het kapitalisme
Volgens Max Weber werkt men dus voor de kost en voor zijn zielenheil
Latentedeprivatiemodel: voorbeeld. Textielfabriek in Mariënthal sluit zijn deuren, zowat iedereen
verloor zijn job, kleine gemeenschap belandde in spiraal van uitzichtloosheid
Betaalde arbeid vervult manifeste functies (= het verwerven van een inkomen en andere materiële
voordelen, inkomen) en latente functies
Jahoda onderscheidde 5 latente functies:
1. Arbeid structureert de tijd van individuen
2. Belangrijke bron van sociale contacten en sociale ervaringen
3. Verbindt een individu met doeleinden die de persoonlijke preferenties overstijgen
4. Zorgt voor status en identiteit, draagt bij tot definitie van iemands positie in de samenleving
5. Dwingt tot activiteit, kansen zich te ontwikkelen
1.4: EEN EERSTE DEFINITIE VAN SOCIOLOGIE
“Sociologie is de wetenschap
(1) die de maatschappelijke patronen en structuren bestudeert,
in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen,
en tevens
(2) het sociale handelen van mensen
in de interactie met deze patronen en structuren.”
Normaal definitie omgekeerd maar wij plaatsen niet het sociaal handelen van de mensen
centraal maar wel de daaruit voortgekomen patronen en structuren
Gemeenschappelijke elementen van verschillende definities, het gaat over:
• Sociaal handelen
• Sociale interacties en relaties
• Een sociale omgeving die dat sociaal handelen beïnvloedt (en omgekeerd)
• De (relatieve) voorspelbaarheid van dat handelen, patronen
• Mensen als sociaal product
• Diverse samenlevingsbanden
• De samenleving
Maatschappelijke patronen en structuren
Gedragspatronen: tafelmanieren, instituties (vb. huwelijk, school, jaarlijkse vakanties)
Opvattingen kunnen ook patronen vormen
Voor een socioloog is het begrip ‘sociaal’ veel ruimer dan in het dagelijks taalgebruik: geweld,
terrorisme,… zijn ook vormen van sociaal handelen
6
,Dus 2 vormen patronen in de samenleving:
• Gedragspatronen
• Patronen van opvattingen
Dit onderscheid stemt overeen met 2 cruciale dimensies/ structuren v/d samenleving:
• Positionele structuren:
o Meteen zichtbaar via interactie- en communicatiepatronen
o Geeft je inzicht in de positie van personen in een netwerk
o Tss actoren (individuen en groepen) bestaan relaties zoals: nevenschikkend/
onderschikkend, strijd/ samenwerking
• Symbolische structuren:
o = cultuurpatronen
o Gaan over opvattingen: waarden (= opvattingen over wat wenselijk is, goed of
kwaad, mooi of lelijk) en normen (= meer of minder bindende gedragsregels, wetten
en reglementen, taboes, gewoontes), doelstellingen en verwachtingen
o Opvattingen sturen het handelen v mensen, zeker als ze geïnstitutionaliseerd zijn (=
zich ontwikkeld hebben tot instituties)
Sociaal handelen van mensen
Die patronen staan in voortdurende wisselwerking met het sociaal handelen
Handelen is alleen sociaal handelen als het (on)rechtstreeks beïnvloedt word door handelen van
anderen
Voorbeeld: in familiekring gedragen we ons anders aan tafel dan in een restaurant
In sommige situaties kan je vriendschappelijk omgaan met elkaar, in andere eerder formeel
‘Contingente maar niet-arbitraire karakter’ van sociale fenomenen: samenleving vormt ons, de
belangen die we hebben en nastreven, in andere tijden en op andere plaatsen werd en word alles
vaak anders georganiseerd
Voorbeeld: met wie we trouwen, op wie we verliefd worden, het feit dat we niet in onze bikini naar
de les komen
Sociologische verbeelding: men probeert sociaal handelen te beschrijven, analyseren, verklaren en
voorspellen; dit kunnen ze doen aan de hand van kenmerken zoals inkomen, opleiding en beroep->
ze kunnen hierdoor structuren in dat handelen achterhalen (structuren gaat over de relaties tss de
opgesomde en vele andere kenmerken)
“Beginning sociology is rather like learning to ride a bike. Once you’ve done it, it seems easy, but
incredibly difficult to explain to someone else.
Or growing up, which seems natural, just like riding a bike, but incredibly difficult to explain to
someone who doesn’t know.”
7
,HOOFDSTUK 2: DE SAMENLEVING IS EEN VELD… VAN TEGENGESTELDE KRACHTEN
2.1: INDIVIDU EN SAMENLEVING: EEN TWEESTRIJD (VAN GOED TEGEN KWAAD)?
Sociale werkelijkheid complex samenspel van vrijheid en dwang (‘goed’ en ‘kwaad’)
• Tegenstelling tss individu en samenleving
• Voorbeeld: kies je voor je eigen plezier op een lockdownfeestje of laat je de gezondheid van
familie en bij uitbreiding de samenleving voorgaan
Individuen zijn niet vrij en ongebonden, samenleving geen onpersoonlijk gedrocht dat hun vrijheid
beknot en belemmert-> het is niet de opdracht van een individu om zich van de knellende banden
v/d samenleving te bevrijden, individu moet wel bijdragen aan goede werking samenleving
Elk individu ondergaat invloeden van de samenleving (Simmel, Marx)
• Simmel:
o Ontleedde de spanningen die het menselijk handelen verklaart
o Mogelijk om zich maatschappelijk te conformeren en tegelijkertijd individueel te
onderscheiden (vb: mode)
• Marx:
o Vervreemding (= treed op wnr mensen een eigen leven gaan leiden en zich
uiteindelijk zelfs tegen de mens keren) arbeider: typisch kenmerk kapitalistische
productiewijze
o Bezitloze arbeidersklasse (proletariaat) <-> klasse van de kapitalisten (bourgeoisie):
arbeiders verplicht om voor kapitalist te werken, arbeiders vervreemden van:
Arbeidsproces: ze zijn gedegradeerd tot verlengstuk machine
Medemens: samenwerking moet plaats maken voor onderlinge concurrentie
Zichzelf
o Arbeider verliest zo wat de mens tot mens maakt: vermogen om via arbeid de wereld
te ontwikkelen en haar eigen behoeftes aan te passen
Elk individu geeft vorm aan de samenleving: ‘Mangelwesen’ (Gehlen)
• Elk individu maakt onontkoombaar deel uit van een samenlevingsverband, voortdurend
relaties aangaan met anderen (uit vrije wil, of noodzaak)
• Vanaf de geboorte al nemen we stukken van de samenleving in ons op
• Mängelwesen= de mens word geboren zonder instincten (die nodig zijn om te overleven),
maar wel met potentieel bezit om 2de natuur (= cultuur, spelregels die nodig zijn om aan
sociaal verkeer deel te nemen) aan te leren, via socialisatie
2 zijnsgebieden (Sartre):
• In-zich-zijn: het zijn van stoffelijke dingen, dat compact, onbepaald, zinloos en absurd is (het
in de wereld geworpen zijn)
o Welke bepaaldheden hiervan wegen op de mens?
We zijn geboren in een bestaande samenleving en tijd
We hebben een lichaam
We hebben een verleden
We bestaan en sterven
• Voor-zich-zijn: het bewustzijn dat gekenmerkt wordt door intentionaliteit en vrijheid
• De mens gebruikt in-zich-zijn en voor-zich-zijn als excuus om aan de vrijheid te ontsnappen
en in-zich-zijn te blijven ipv voor-zich-zijn te worden
8
,Actor-factor-dilemma: individuele en collectieve actoren vs. structuren en instituties:
• Ook wie niets met de samenleving te maken wilt hebben neemt er aan deel: mensen die uit
samenleving stappen kunnen dit alleen door het denken en spreken dat ze geleerd hebben in
die samenleving
• Sommige sociologen nadruk op maatschappelijke structuren vb. steeds dezelfde groepen die
in armoede geraken
• Auguste Comte: samenleving een statisch gebeuren maar ook (paradox) voortdurend aan het
veranderen: statica <-> dynamica
• Actoren zijn niet alleen mensen: er zijn individuele en collectieve actoren, individuele actoren
vaak verbonden met collectieve actoren vb. schooldirecteur, eerste minister
Nature-versus-nurture-debat: biologie vs. Socialisatie
• Nature: genetisch materiaal dat van ouder op kind word doorgegeven, zowel uiterlijke
kenmerken (haarkleur, gevoeligheid vr bepaalde ziektes) als intelligentie en karakter
• Nurture: maatschappelijke omgeving waarin iemand opgroeit (gezin, buurt, school) en voor
de invloed die deze omgeving heeft op de ontwikkeling van iemand capaciteiten en
persoonlijkheid
• Vaak spelen beide elementen een rol in situaties!!
• Vb. feministen zetten alles in op nurture, ze isoleren natuurlijke elementen uit de biologische
context en gaan volledig op in culturele interpretaties
2.2: DE SAMENLEVING: EEN VAT VOL MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN
Samenleving biedt mogelijkheden: vb. onderwijs
Samenleving legt ook beperkingen op: vb. verkeer
• Als ied beperkingen word opgelegd is dat een manier om de maximale vrijheid van ied te
garanderen
Types van ‘handelingsmarges’ en drempels
• Wettelijke en reglementaire drempels:
in wetten of reglementen vastgelegde beperkingen, voorwaarden of verplichtingen die de
toegang tot diensten beperken, je MOET ze volgen, als je het niet doet word je bestraft
• Informatieve drempel:
niet of verkeerd geïnformeerd zijn over het bestaande hulp- en dienstverleningsaanbod
vormt een drempel (niet ied heeft even makkelijk toegang tot die info: mensen die niet
kunnen lezen, mensen die geen internet hebben,…), je hebt veel info nodig om goed te
kunnen functioneren in de samenleving
• Dispositionele drempel:
drempel gebaseerd op attitudes en percepties, er kunnen disposities zijn bij mensen om pos/
neg te denken over bepaalde maatschappelijke fenomenen (vb. mensen die denken dat een
diploma niet nuttig is als je een goede job vind waar je met je handen kan gaan werken, er
zijn dan dus mensen die niet kunnen gaan studeren omdat er in de familie een neg dispositie
heerst in de familie tegenover verder studeren)
• Institutionele en situationele drempels:
o Afhankelijk van een institutie: vb. gemeentebestuur is heel ver gelegen van waar je
woont en dan moeten mensen zich in bochten wringen om bepaalde belangrijke
documenten af te halen
o Drempel die afh is van de situatie: vb. je bekijkt de openingsuren van een winkel en
rijdt er naar toe want het zou open zijn, er hangt op de deur dat de eigenaar ziek is
en de winkel dus gesloten is
9
, ‘Beperkingen zorgen voor vrijheid’ omdat ze de vrijheid van zoveel mogelijk mensen toelaten
2.3: SOLIDARITEIT (SAMENHANG) VERSUS STRIJD
2.3.1: SOLIDARITEIT EN COHESIE
Sociale cohesie:
samenleving word samengehouden op sociaal vlak omdat ze iets vertonen waardoor mensen de
voordelen zien van die samenleving en niet enkel de beperkingen, belangrijk om samenleving samen
te houden (in slechtste geval krijg je anders oorlog, omdat mensen dan hun eigen belangen
nastreven en niet meer geïnteresseerd zijn in het sociale belang), de sociale bindingen en relaties
kunnen van allerlei aard zijn zoals economisch/ politiek/ religieus
Warme en koude solidariteit
• Solidariteit betekent dat de leden van een samenlevingsverband op elkaar kunnen rekenen
• Warme solidariteit: vb. ik zie dat u gevallen bent en wil u graag helpen, het is niet bedoeld
om er iets voor terug te krijgen, men wil gewoon een goed mens zijn en helpen
• Koude solidariteit: vb. de sociale zekerheid (transfers georganiseerd van wie het beter heeft
naar wie het moeilijk heeft: van gezonde naar zieke mensen= ziekteverzekering, van wie een
job heeft naar wie werkloos is= werkloosheidsuitkering)
Veralgemeende afhankelijkheid:
verwijst naar de veelheid van netwerken, waarvan iedereen deel uitmaakt en zonder dewelke we
niet zouden overleven-> we vertrouwen erop dat onze medemens hun werk zullen doen vb. dat
bakkers en tuinbouwers voor ons voedsel zorgen, dat piloten en treinbestuurders voor onze
mobiliteit zorgen
‘Paradox van de individualisering’:
het toenemende aantal migranten en hun gevarieerde herkomst hebben geleid tot een diverse
samenleving-> er is geen dominant cultuurpatroon meer dat de eigen waarden, normen en
gedragspatronen van de maatschappelijke kassen en andere groepen overkoepelt
Mattheus-effect:
effect ten nadele voor wie oorspronkelijk die maatregelen bedoeld zijn maar niet de capaciteiten
hebben om de info over deze maatregelen te verkrijgen, de middenklasse plukt meer vruchten van
sociale voordelen en diensten van de welvaartstaat dan de sociaal zwakkere en armen voor wie ze
eig bedoeld zijn (overheidsmiddelen worden gefinancierd door belastingen, gezinnen die hun
kinderen niet naar de universiteit kunnen sturen omdat ze daar het geld niet voor hebben, moeten
ook belastingen betalen, en betalen zo dus eig mee voor de studies van kinderen uit gegoede
gezinnen)
Solidariteit volgens Durkheim
• In zijn werk ‘De la division du travail social’ onderscheidt hij 2 types samenleving:
o Traditionele samenleving/ mechanische solidariteit:
onderlinge samenhorigheid vloeit voort uit gelijkvormigheid, mensen zijn zo
verbonden met elkaar dat er bijna geen sprake is van individualiteit, beroepen
worden van vader op zoon overgedragen en ouders kiezen de huwelijkspartners,
individuele en collectieve bewustzijn vallen grotendeels samen, hoge graad van
conformisme
o Moderne (of complexe) samenleving/ organische solidariteit:
10