Inhoudsopgave financieel management
1. Krediet bij de bank............................................................................................................................................................... 1
1.1. Terugbetalingscapaciteit...........................................................................................................................................................1
1.1.1. Factoren voor kredietverstrekking....................................................................................................................................1
1.1.2. De terugbetalingscapaciteit...............................................................................................................................................1
1.2. Kredietopening..........................................................................................................................................................................2
1.3. Waarborgvormen......................................................................................................................................................................3
1.3.1. Hypotheek.........................................................................................................................................................................3
1.3.1.3. Vrij en onbelast...............................................................................................................................................................4
1.3.2. Notariële volmacht/ Hypothecair mandaat/ hypothecaire volmacht..............................................................................5
1.3.3. Voorrecht van de onbetaalde verkoper van roerende goederen.....................................................................................6
1.3.4. Pand op de ondernemingsgoederen (POG)......................................................................................................................7
1.3.5. Solidaire borgstelling.........................................................................................................................................................7
1.3.6. Inpandgeving van effecten (aandelen)..............................................................................................................................8
1.3.7. Gebruik en werking van waarborgen................................................................................................................................8
1.3.8. Concrete werking van waarborgen...................................................................................................................................9
1.3.9. Oefeningen op recuperatie pag.65 – zonder bevoorrechte SE.........................................................................................9
1.3.10. Waarborgregeling van de Vlaamse overheid................................................................................................................10
1.3.11. Schuldconvenant...........................................................................................................................................................11
1.4. Kredietvormen.........................................................................................................................................................................11
1.4.1. Inleiding...........................................................................................................................................................................11
1.4.2. Samenstelling van het vreemd vermogen.......................................................................................................................11
1.4.3. Vergoeding voor de kredietverstrekker = intrest............................................................................................................11
1.4.4. Financiering met VV op KT (kredietfin. Is bel. Financieringsbron)..................................................................................12
1.4.5 Financiering met vreemd vermogen op lange termijn.....................................................................................................20
Financieel management
1. Krediet bij de bank
1.1. Terugbetalingscapaciteit
1.1.1. Factoren voor kredietverstrekking
Vooraleer krediet verstrekt wordt door de bank moet de vragende partij kunnen aantonen dat hij in staat
zal zijn om deze terug te betalen = terugbetalingscapaciteit
De bank houdt rekening met de 6W’s;
-Wie? Wie vraagt er een krediet aan? Is de onderneming financieel gezond?
-Wat? Is het een krediet om de bedrijfscyclus of een investering te financieren?
-Welke? Welke kredietvorm past het best bij het gevraagde krediet? Is het een kaskrediet,
investeringskrediet…?
-Waarmee? Hoe hoog is de tbc (terugbetalingscapaciteit)
-Waarborgen? Welke waarborgen kan de klant zelf voorzien? Een hypotheek, borgstelling, pand ond.goed?
-Winst? Wat is de winst voor de bank? Onderhandelen over een geschikte rentevoet
1.1.2. De terugbetalingscapaciteit
Kan de onderneming de jaarlijkse afbetalingen van kapitaal en intresten terugbetalen?
Berekening TBC
,Onderdeel van TBC:
Cashflow = resultaat van het boekjaar + niet-kaskosten (afschrijvingen, waardeverminderingen en
voorzieningen)
Cashflow= hoeveelheid financiële middelen die uit de werking van een onderneming gedurende een
bepaalde periode is voortgevloeid.
Cashflow= Bruto zelffinanciering voor winstuitkering
Niet kaskosten: kosten die geen impact hebben op de kasstroom (=afschrijvingen, waardeverminderingen
en voorzieningen)
- Schulden die op meer dan 1 jaar binnen het jaar vervallen (rekening 42) aftrekken van de
cashflow
- Niet-recurrent resultaat
o Niet-recurrente opbrengsten
o Niet-recurrente kosten
- Jaarlijkse afbetalingslast van de nieuwe lening wordt als laatste in rekening gebracht
o Berekening wat de onderneming het eerste jaar aan kapitaal en intresten moet betalen.
Deze 3 puntjes dus aftrekken van cashflow
Berekening Code JR
Cashflow (resultaat van het boekjaar + afschrijvingen + waardeverminderingen + 9904 + 630 +
voorzieningen) 631/4 + 635/8
Schulden die op meer dan 1 jaar binnen het jaar vervallen - 42
Uitzonderlijke opbrengsten (niet-recurrente opbrengsten) - 76/A/B
+ Niet-recurrente kosten + 66A/B
Afbetaling (kapitaal en intrest) eerste jaar van het aangevraagde krediet
= Terugbetalingscapaciteit
Uiteindelijke saldo dient positief te zijn. indien negatief; weigering kredietaanvraag
Methodes om een zwakke TBC te verbeteren:
o Minder lenen
o Lenen voor langere looptijd
o Privé borg staan (afgeraden)
o Bulletkrediet afsluiten iedere maand intrest betalen en op einde van periode geleende
kapitaal in 1 maal terugbetalen
Zie voorbeelden pagina 14-31
1.2. Kredietopening
Bij aanvraag krediet wordt er een ‘pot’ geopend genaamd kredietopening
Daarna bepalen hoe pot gebruikt zal worden
o Met welke types van kredieten vullen? (Kaskrediet, IK op 10 jaar, IK op 5 jaar, straight loan)
, Bank wil waarborgen in geval dat de kredietnemer niet kan terugbetalen (zeer belangrijk)
o Voorbeelden waarborgen: hypotheek, notariële volmacht, pand ondernemingsgoederen,
borgstelling kan gecombineerd worden
Als de kredietopening niet volledig benut is met krediet, wordt er gezegd dat er een marge is.
Als de kredietnemer een nieuw krediet wenst af te sluiten kan dit gebeuren door heropname
binnen de bestaande kredietopening.
Voordeel= geen nieuw dossier opstarten/ geen nieuwe analyse nodig (waarborg vestigen is vaak
een dure gelegenheid.) Je kan dus eigenlijk de oorspronkelijke waarborgen ‘hergebruiken’
Waarom is het totaal bedrag van de waarborgen groter dan die van de kredietopening?
Wanneer een onderneming niet langer de schulden kan terugbetalen, blijven de intresten toch
lopen. De bank zal wss ook kosten oplopen om de waarborgen om te zetten.
Zie pagina 35 vraag 2
Hoe wordt het opgelost als de marge van de kredietopening niet voldoende is om bijkomend
krediet af te sluiten?
Marge onvoldoende= kijken of binnen huidige waarborgregeling, kredietopening kan versoepelen.
Er wordt pas waarborg vrijgegeven nadat alle nodige waarborgen zijn gevestigd.
Teken de kredietopening (pagina 37)
Waarom zou de huisbankier waar de klant al jaren klant is een krediet toestaan zonder waarborg?
Opgebouwd vertrouwen, verdere groei, prestige als je als bedrijf hebt meegewerkt aan de opbouw
van een bedrijf.
Verschil tussen krediet en lening
Krediet= wederopbouw mogelijk van het reeds afgeloste bedrag
Lening= geen wederopname mogelijk
1.3. Waarborgvormen
Om alle kredietrisico’s te dekken vraagt de bank zekerheden of waarborgen
Indien kredietnemer verplichtingen niet nakomt, kan de bank via deze waarborgen de schuld
proberen te recupereren.
Elementen die de samenstelling en hoogte van de waarborg bepalen:
o Kredietvorm & kredietbehoefte
o Toekomstgericht en realistisch businessplan
o Solvabiliteit van de onderneming (eigen middelen in verhouding tot totale vermogen)
Gevraagde waarborgen moeten in verhouding staan met gevraagde krediet. (niet onbeperkte
waarborgen)
MAAR als een kredietnemer een verplichting aangaat dan staat hij met zijn volledige vermogen
garant
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen zakelijke waarborgen (hypotheek, hypothecaire volmacht,
pand op ondernemingsgoederen) en persoonlijke of morele waarborgen (borgstelling).
1.3.1. Hypotheek
1.3.1.1. Rang
Hypotheek is een zakelijke zekerheid op een verhandelbaar onroerend goed. Een hypotheek wordt dus
steeds gevestigd op het onroerend goed. (terreinen en gebouwen)
, Degene in wiens voordeel de hypotheek wordt gevestigd heeft als eerste recht op het geld bij de verkoop
van het onroerend goed (bij het evt. in gebreke zijn van de kredietnemer.)
Er kan meerdere malen een hypotheek worden gevestigd op hetzelfde onroerend goed
o Degene die als eerste vestigde komt eerst in aanmerking (1 e rang, 2e rang…)
1.3.1.2. Hypotheekakte
Hypotheek wordt gevestigd via authentieke (notariële) akte. De akte wordt opgemaakt tussen bank en
kredietnemer.
Nadat de akte verleend is, bezorgt de notaris de akte aan de bank met daarin vermeld: de rang zoals deze
is besproken.
Hypotheekakte = regelt vestigen van de hypotheek (partijen: kredietnemer en de bank)
Aan/verkoopakte = regelt eigendomsoverdracht (partijen: verkoper en koper/ kredietnemer)
Als de onderneming een lening wil om een onroerend goed aan te kopen heeft de bank een waarborg
(hypotheek) nodig om het gevraagde krediet te verlenen. Kredietnemer heeft geld nodig om eigenaar te
worden om zo de hypotheek te kunnen geven aan de bank. Dus dan is de onderneming bij twee akten
betrokken. (veel kosten, want 2 aktes)
De notaris biedt een oplossing:
De notaris stelt de eerste akte (hypotheekakte) op waardoor de kredietnemer al eigenaar “blijkt”
zodat hij de hypotheek kan vestigen. De bankier geeft het geld aan de notaris.
Nadat de hypotheekakte is opgesteld gaat de verkoper naar de notaris (en gaat de
bankvertegenwoordiger weg) en wordt de verkoopakte opgesteld. Als alles correct verloopt, geeft
de notaris het geld van de bank aan de verkoper. Als iets misloopt geeft de notaris het geld terug
aan de bank.
1.3.1.3. Vrij en onbelast
Een hypotheek op een onroerend goed hangt vast aan dit onroerend geod. Dus als het onroerend goed
wordt verkocht dan blijft de hypotheek(waarborg) bestaan (volgrecht).
Gebouw zal uiteraard niet worden gekocht als er nog een hypotheek aan hangt. Ze kopen het enkel als het
onroer. goed ‘vrij en onbelast’ is. De onderneming die verkoopt zal dus de hypotheek opzeggen maar zal
een andere waarborg moeten stellen in de plaats.
Een veel voorkomende werkwijze in dit verband is:
Bij verkoop van onroerend goed gaat de notaris een verkoopakte opstellen. Deze verkoopakte
regelt de eigendomsoverdracht tussen verkoper en koper.
Hier zal notaris navragen aan het hypotheekkantoor of er hypotheken rusten op het pand. hij
vraagt een Hypotheekstaat aan.
De bank deelt het bedrag mee dat ze dient te ontvangen zodat de hypotheek (waarborg op onroer
goed) kan worden geschrapt.
De koper en de verkoper komen samen bij de notaris om de verkoopakte te regelen.
Een hypotheek kan ook rusten op onroerend goed van de zaakvoerder zelf. (Niet van de onderneming)
Een hypotheek verdwijnt wanneer hij wordt geschrapt. Een hypothecaire inschrijving dooft automatisch
na 30 jaar. Wordt de inschrijving vernieuwd voor het verstrijken van 30 jaar dan behoudt hij zijn rang voor
nieuwe periode van 30 jaar. Een hypotheek kan worden overgedragen naar een ander onroerend goed.
Een hypotheek wordt gevestigd voor een groter bedrag dan het kredietbedrag.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper eliseprevost. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,48. Je zit daarna nergens aan vast.