Ontwikkelingspsychologie deel 2
H1: Intro en overzicht: het levensloopperspectief
1.1 Ontwikkelingstaken
Robert Havighurst: Developmental Task Theory
ontwikkelingstaken: het reeks van vaardigheden en vermogens (bekwaamheden) dat mensen
ontwikkelen doorheen hun levensloop
→ hangen af van leeftijden en definiëren dus periodes
Ontwikkeling begint niet met de geboorte, maar al lang daarvoor (prenataal)
3 bronnen van ontwikkelingstaken:
● lichamelijke (biologische) rijping
○ bv. leren lopen, aanpassen aan seksuele rijping (puberteit)...
○ een enorme uitdaging om hier aan te passen (bv. vrouwen die borsten krijgen en
mannen die staren)
● individuele doelen en waarden
○ niet biologisch bepaald
○ de taak begint met ‘wat zal ik doen’ → gevolg van proces waarin eigen voorkeuren en
vaardigheden in worden ontdekt
○ bv. keuze voor job, hobby’s, morele beslissingen
● culturele/ maatschappelijke verwachtingen
○ bv. leren lezen, het ontwikkelen van een politieke mening…
○ taken om jezelf als lid van een SL te definiëren
○
Havighurst Theorie → de theorie slaat de brug tussen biologische (bv. genetisch bepaalde) facetten
van ontwikkeling en ontwikkelingsaspecten die worden gesteund of vereist door andere mensen in het
leven van een individu = developmental constraints
1.2 Periodes van ontwikkeling
adolescentie aangeduid van 11-18, maar dit kan zich ook veel vroeger afspelen
(hangt af van culturele en familiale achtergrond)
Het is niet de leeftijd die deze ontwikkelingsperiodes definieert, maar de
ontwikkelingstaken
bv. We gaan vandaag niet meteen veronderstellen dat alle 18 jarigen volwassen zijn
1
, 1.3 Levensloop perspectief
● ontwikkeling is levenslang (vroeger was dit gefocust tot de jongvolwassenheid)
○ Japan kent +10.000 mensen van 100 jaar
● multidimensioneel en multidirectioneel
→ Verschillende functies die ons gedrag bepalen niet met dezelfde snelheid en niet in
dezelfde richting ontwikkelen
○ multidimensioneel: 3 dimensies niet altijd parallel samen (lichamelijk, cognitief en
emotioneel & sociaal)
○ multidirectionaliteit
■ traditionele zicht op levensloop: levenstrap
● plastisch: het vermogen aan te passen te leren, vaardigheden ontwikkelen
○ vermogen om aan te leren gaat niet weg
○ ingebed in een context, mensen stoppen vroeger met werken
○ old-age dependency ratio: in de voorbije 30 jaar is dit gestegen (het
aantal mensen die 65+ kunnen betalen wordt steeds kleiner, dus
belastingen omhoog)
● beïnvloed door veelvoudige, intragerende krachten
○ brein, cultuur, cognitie
○ reacties op menopauze (biologisch) → individuele verschillen hier in, hoe gaat men hier mee
om? hoe geeft de SL betekenis aan dit proces?
Psychologie draait om individuele verschillen: resilience (veerkracht): bekwaamheid zich aan te
passen aan uitdagingen en bedreigingen voor de ontwikkeling, vaardigheid weer op te staan na
tegenslag.
→ beïnvloed door persoonlijkheidskenmerken, warme relatie ouders, sociale steun buiten familie en
bronnen en kansen in de SL
H2: Adolescentie: cognitieve ontwikkeling en het tienerbrein
2.1 Adolescentie: wat en wanneer?
adolescentie: overgang tussen kindertijd en volwassenheid (in principe tss 11 en 22)
→ de adolescentie begint met de puberteit (= verschillende biologische gebeurtenissen die leiden tot
een volwassen lichaam en seksuele maturiteit, in de biologische betekenis)
→ de puberteit is een ontwikkelingstaak
➢ 2.1.1 opvattingen over adolescentie
biologisch perspectief
Hall:
- puberteit is een fase van rebellie en roekeloosheid, conflict…
- het zijn savages
Rousseau:
- biologische opschudding zorgt voor verhoogde emotionaliteit & conflict
- Storm-and-Stress-perspectief
Freud:
- genitale fase, bewustwording van seksuele impulsen
2
,sociaal perspectief
Mead:
- sociale en culturele invloeden, ruime interindividuele en bepaalde interculturele verschillen
gebalanceerd standpunt
- zowel biologische als sociale invloeden
- interactie hersenontwikkeling en sociaal gedrag
➢ 2.1.2 ontwikkelingstaken en cultuur
ontwikkelingstaken zijn in verschillende culturen ongeveer hetzelfde, maar duur periode en specifieke
vereisten verschillen tussen culturen
➢ 2.1.3 ontwikkelingstaken van de adolescentie
● psychologische adaptatie aan fysieke veranderingen (volgroeid lichaam, onevenwichtigheid)
● leren mannelijke of vrouwelijke sociale rol invullen
● verwerven van volwassen manieren van denken (bv. hypothetisch-deductief redeneren)
● bereiken van emotionele en economische onafhankelijkheid (t.o.v. ouders)
● ouders hebben minder invloed → peers worden belangrijker
● ontwikkeling van meer volwassen manieren van omgaan met leeftijdsgenoten van beide
geslachten
● verwerven van waarden en een ethisch kader voor gedrag
● identiteitsconstructie (veilig gevoel van ‘zelf’ in seksuele, morele en maatschappelijke termen)
➢ 2.1.4 3 fases van adolescentie.
VROEG 11-12 tot 14 jaar Snelle puberale verandering
MIDDEN 14 tot 16 jaar Puberteit bijna voltooid
LAAT 16 tot 18 jaar Volledig volwassen uiterlijk,
anticipatie van volwassen
rollen
2.2 Puberteit: lichamelijke transitie tot volwassenheid
➢ 2.2.1 hormonale veranderingen tijdens de puberteit
Genen beinvloeden hormonale processen
groei hormonen, thyroxine, sexhormonen beginnen rond 8-9 verhoogd in de bloedstroom op te dagen
→ meisjes bereiken puberteit 2 jaar vroeger
2 soorten verandering:
- algemene groei van het lichaam
- maturatie van seksuele kenmerken
3
, geslachtsverschillen in hormonale verandering
● oestrogeen
○ meisjes
○ eierstokken
○ bijnieren
● androgeen (testosteron is een androgeen)
○ jongens
○ testikels
■ geven ook kleine hoeveelheden oestrogeen vrij (verhoogt GH-productie)
geslachtsverschillen in lichaamsgroei
jongens meisjes
groeispurt begint op 12,5-jarige leeftijd begint op 10-jarige leeftijd
proporties schouders breder, benen langer heupen breder
spier-vet-verhouding winnen meer aan spiermassa, winnen meer aan vet
aerobische efficiëntie
veranderingen in fysieke activiteit
hoger bij jongens, maar sterke daling tegen 15j
→ lichamelijke ontwikkeling speelt in op de cognitief-emotionele ontwikkeling (bv. minder beginnen
sporten)
seksuele rijping
primaire kenmerken secundaire kenmerken
rijping voortplantingsorganen - meisjes: borsten
- meisjes: eerste menstruatie (menarche) - jongens: baardgroei, stem verandert
- jongens: eerste zaadlozing (spermarche) - beide: okselhaar
individuele verschillen in aanvang van puberteit
➔ erfelijkheid
◆ binnen 1m bij 1 eiige tweeling (binnen dezelfde maand menstruatie)
◆ binnen 12m bij 2 eiige tweeling (kan tot 1j tussen liggen) ⇒ wijst sterk op genetische
bepaling
◆ maar tweelingen hebben ook een zeer gelijkaardige omgeving
➔ voeding, atletisch oefenen
◆ atletisch oefenen bij meisjes leidt ertoe dat de vetcellen (produceren leptinen) minder
worden
◆ leptine: adolescenten worden steeds dikker, die grotere hoeveelheid vetcellen
signaleert naar leptine dat er voortgeplant moet worden
◆ voeding en atletisch oefenen beïnvloeden ons lichaam (duidelijker te zien bij meisjes)
◆ Intens sporten, topsport zorgt er soms voor dat je later in de puberteit komt.
➔ SES en gezondheid
◆ SES en gezondheid hangen heel sterk samen
● hoge SES betekent meer kennis over mogelijke ziektes, je wordt minder
blootgesteld aan beroepen met gevaarlijke stoffen, betere
gezondheidsverzorging
● armoede en honger vertragen de ontwikkeling
4