Van gedachten wisselen - filosofie en ethiek voor zorg en welzijn
Hoofdstuk 1 De zelfoefening van het denken
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag wat het belang is van filosofie voor het
sociaal werk en wat sociaal werkers van filosofie kunnen leren. Filosofie wordt hier gezien
als een poging om de heersende manier van denken en heersende opvattingen in de
samenleving of het sociaal werk ter discussie te stellen.
1.1 Filosofie als dagelijkse kost
Filosofie wordt steeds populairder en is steeds meer aanwezig in het dagelijks leven.
Wellicht is de grote belangstelling het gevolg van de tijd waarin we leven. De ontwikkelingen
in de technologie veranderen het beeld dat wij van onszelf hebben en wat het betekent
mens te zijn ingrijpend. Bij deze ontwikkelingen zijn allerlei ethische en politieke vragen te
stellen.
Volgens historicus Harari is het ‘algoritme’ het allerbelangrijkste begrip van onze wereld en
zal het ons beeld van wat de mens is en wie wij zijn fundamenteel veranderen. Niet alleen
computers werken volgens algoritmes. Biologen stellen dat ook planten, dieren en mensen
algoritmes zijn. Als we die algoritmes begrijpen, kunnen organismen en computernetwerken
op elkaar worden aangesloten. Deze ontwikkeling zet volgens Harari een streep door het
idee dat de mens een vrije wil heeft en een uniek wezen is. Onze keuzes zijn volgens deze
inzichten het resultaat van biochemische processen in onze hersenen, niet van goed
doordachte afwegingen.
Als gevolg van technologische ontwikkelingen leven we in een ‘unieke tijd waarin iedereen
op een bepaalde manier wordt gedwongen om een soort filosoof te zijn’. Steeds vaker
worden we in ons dagelijks leven geconfronteerd met vragen die een filosofisch en ethisch-
politiek karakter hebben.
Door kritische vragen te stellen bij actuele ontwikkelingen, heersende opvattingen en
vanzelfsprekendheden, creëert filosofie ruimte om anders te denken en daarmee ruimte voor
alternatieve praktijken.
1.2 Filosofie en sociaal werk
Deze unieke tijd dwingt ook sociaal werkers om een soort filosoof te zijn. Sociaal werkers
worden in hun werk bijna dagelijks geconfronteerd met vragen die een filosofisch karakter
hebben.
Allereerst roept de manier waarop de overheid zich tot burgers verhoudt een aantal
filosofische vragen op. Wat betekent het bijvoorbeeld voor de democratie wanneer de
minister oppert dat we ‘een stukje vrijheid’ moeten inleveren om onze vrijheid te
beschermen? Ook bij de zogenaamde overgang van de verzorgingsstaat naar de
participatiesamenleving kunnen vragen worden gesteld. De overheid stelt hierbij de eigen
regie, zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid voor als algemene en
objectieve waarden die we allemaal nastreven, en zelfs bij de menselijke natuur horen. We
moeten echter goed voor ogen houden dat het normatief geladen begrippen zijn waarover
altijd discussie bestaat.
Het beleid van instellingen dient tegemoet te komen aan het overheidsbeleid, maar dat
neemt niet weg dat zij binnen de ruimte die zij hebben daaraan een eigen invulling geven.
Elke instelling maakt keuzes over de manier waarop beschikbare budgetten worden gebruikt
en overheidsregels worden toegepast.
In het landelijk opleidingsdocument sociaal werk wordt sociaal functioneren in relatie tot
sociale kwaliteit centraal gesteld. Sociale kwaliteit duidt op het versterken van sociale
1
,Van gedachten wisselen - filosofie en ethiek voor zorg en welzijn
samenhang, inclusie en participatie en wordt gezien als een ‘graadmeter’ voor sociaal
functioneren.
De ideeën en overtuigingen over verantwoordelijkheid, eigen regie en zelfredzaamheid en
over de relatie tussen individu en samenleving werken concreet door in hoe we cliënten
benaderen.
1.3 Een normatief beroep
Waarom zouden sociaal werkers, nu de roep om meer handen aan het bed steeds luider
wordt, moeten nadenken over filosofische vragen waarop ook nog eens geen eenduidig
antwoord kan worden gegeven? In de eerste plaats omdat die eenduidigheid ontbreekt.
Voor het verantwoorden en legitimeren van ons handelen kan niet meer als vanzelfsprekend
teruggevallen worden op collectief gedragen waarden en normen. Juist wanneer een
dergelijk moreel draagvlak ontbreekt, dringen morele kwesties en vragen zich op. In de
tweede plaats omdat zowel het beleid van de overheid en instellingen als het handelen van
sociaal werkers directe gevolgen heeft voor het dagelijkse leven van andere mensen, die er
hun eigen normen en waarden op na houden.
Waarden en opvattingen over mens en maatschappij werken door op het niveau van het
overheidsbeleid, de beroepscodes, het beleid van de instelling en de individuele sociaal
werkers. Door deze niveaus loopt echter geen loodrechte lijn. Waarden en normen zijn
abstract en kunnen op verschillende manieren een concrete invulling krijgen. Naarmate
waarden worden toegepast in het dagelijks leven ontstaat er meer en meer onenigheid over
hun betekenis.
Interventies van sociaal werkers hebben in veel gevallen een normatief karakter, daarom
wordt sociaal werk als een normatieve professionaliteit betiteld. Achter de interventies van
sociaal werkers gaan opvattingen schuil die niet louter wetenschappelijk gefundeerd zijn,
maar in veel gevallen een ethisch, moreel of misschien zelfs politiek oordeel bevatten. De
praktijk van het sociaal werk is een onontwarbare kluwen van wetenschap, politiek, recht,
beleid, ethiek en methodiek. Daarom staan sociaal werkers voor de noodzaak om hun
handelen en interventies in het leven van hun cliënten te verantwoorden en te legitimeren.
Er is niet alleen sprake van een morele onzekerheid. Ook wetenschappelijke inzichten staan
steeds vaker ter discussie. Latour merkt bijvoorbeeld dat wetenschappers de uitkomsten van
hun onderzoek niet zonder meer als onbetwistbare feiten of objectieve waarheden kunnen
presenteren. Niet alleen wetenschapper onderling, maar ook de publieke opinie gelooft
wetenschappers niet langer op hun woord en bestrijdt hun inzichten.
Sociaal werkers worden geacht zich te houden aan wetten, regels en procedures. Niet alles
kan echter in wetten en regels worden vastgelegd. Binnen de wettelijke kaders blijft er ruimte
ontstaan waarbinnen sociaal werkers naar eigen inzicht kunnen handelen. Deze
discretionaire ruimte vraagt van hen dat zij hun handelen verantwoorden.
1.4 De macht van het spreken
Latour maakt een onderscheid tussen matters of fact en matters of concern. Dit onderscheid
is van politiek belang. Blijkt een feit een matter of concern, dan legt het een controverse en
discussie bloot. De bestaande orde heeft er belang bij om iets als een feit te presenteren en
de discussie uit de weg te gaan.
Discourstheorieën gaan ervan uit dat taal en verhalen voor een groot deel de manier
bepalen waarop wij ons op de werkelijkheid oriënteren. Taal verwijst hier naar alle soorten
uitingen en manieren van spreken, lichaamstaal en beeldtaal die onderdeel zijn van
maatschappelijke praktijken en de conventies en gewoonten die daarmee zijn verbonden.
2
,Van gedachten wisselen - filosofie en ethiek voor zorg en welzijn
Een discours is een samenhangende manier van denken die in onze cultuur is verankerd.
Het reguleert ons gedrag zonder dat we daar erg in hebben.
In het discours vallen theorie en praktijk, denken en handelen samen in het mededelen en
deelnemen. Op congressen en in trainingen wordt aan sociaal werkers en anderen een
verhaal verteld van zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen regie. Het verhaal gaat een
eigen leven leiden als het wordt doorgegeven, en vanzelf spreken; het wordt niet meer als
een verhaal (h)erkend. Iedereen heeft het over de eigen kracht en zelfredzaamheid van
cliënten. Dit vertaalt zich in het handelen van sociaal werkers.
Sociaal werk is dus een discursieve praktijk, maar ook het onderwijs kan als zodanig gezien
worden. Een van de functies van opleiden is de student socialiseren. Dit betekent dat we op
een bepaalde manier leren nadenken en spreken over onszelf, over de situatie van de
cliënten en over de werkwijzen in het sociaal werk. Zonder het te merken identificeren we
ons met het verhaal en gaan we over onszelf nadenken in termen van eigen regie en
zelfredzaamheid, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. We ontlenen onze identiteit
aan iets anders dan onszelf.
Kijken we goed naar de uitspraken over zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen regie, dan
zien we dat zij nauwelijks tegenspraak dulden. Deze waarden hebben een ‘immanente
rechtvaardigheid’, ze hebben geen onderbouwing nodig omdat zij vanzelf spreken. Jan
Derksen, hoogleraar klinische psychologie, merkt op dat de eis van autonomie en
zelfredzaamheid meer kwaad dan goed doet. Het leidt ertoe dat mensen die niet aan dit
wensbeeld van autonomie voldoen zich schamen voor hun problemen en te lang wachten
met hulp zoeken.
Het discours bepaalt hoe wij spreken en ons op de werkelijkheid oriënteren, maar er is
niemand in het bijzonder die ons zegt hoe we dat moeten doen. De taal die we spreken
bestaat al voordat wij eraan deelnemen. Het huidige discours of verhaal over de
participatiesamenleving en de kernwaarden die daarbij horen hangt samen met het verhaal
over de neoliberale samenleving. Met de overwinning van het kapitalisme na de val van de
Berlijnse muur, is de verzorgingsstaat in een kwaad daglicht komen te staan. In plaats van
de hand op te houden bij de overheid, moeten burgers zichzelf kunnen redden en weer
eigen regie nemen en hebben.
Dat een bepaald spreken dominant is betekent niet dat het ook waar is en overeenkomt met
de werkelijkheid die het beschrijft. Een discours creëert de werkelijkheid die het zogenaamd
enkel beschrijft. Door zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen regie als natuurlijke
werkelijkheid van de mens voor te stellen die afhankelijk van het discours bestaan, eist het
discours de waarheid voor zichzelf op. Op die manier stelt het zijn gelijk aan zijn zijde en
maakt het dat ieder fundamenteel tegengeluid bij voorbaat in de verdediging wordt gedrukt.
1.5 De verlichting van de autonome mens
Het idee van de vooruitgang is onlosmakelijk verbonden met het geloof in de menselijke
rede en het idee dat de mens met behulp daarvan de natuur en zichzelf kan beheersen. Tot
en met de middeleeuwen leefde de mens in een door goden betoverd universum vol
geheimen. Nicolaus Copernicus ontdekte dat de aarde om de zon, en niet de zon om de
aarde draait. Deze ‘copernicaanse wending’ hield in dat de mens niet langer het middelpunt
van het universum was. Het betoverde universum werd van zijn geheimen ontdaan en met
behulp van de rede onderzocht en verklaard. Zo ontstond een natuurwetenschappelijk of
mechanistisch wereldbeeld.
De ontwikkelingen in de zeventiende eeuw beperken zich niet tot de filosofie. Heel de
westerse cultuur verandert. Deze ontwikkelingen leidden in de achttiende eeuw tot een
3
, Van gedachten wisselen - filosofie en ethiek voor zorg en welzijn
optimistisch geloof in de menselijke rede. Dit optimisme en het geloof in de vooruitgang van
de mens zijn bekend geworden onder de naam verlichting. De verlichting stond zeer
wantrouwend tegenover religie en geloof. De mens moest voor zichzelf gaan denken.
In de filosofie wordt de autonome mens aangeduid met de term ‘modern subject’. De
belangrijkste vernieuwing is dat de mens zichzelf leert begrijpen als individu en als
fundament en oorsprong van zijn verhouding tot de werkelijkheid.
Verlichtingsfilosofen stootten kerkelijke dogma’s als onredelijk van hun voetstuk en
vervingen deze door logische kennis en rationalistische filosofie. Ook de menselijke natuur
wordt meer en meer als een rationeel geordend geheel gezien. Wetenschappelijke inzichten
worden gebruikt om de mens te beheersen en zijn omgeving te rationaliseren. Zo ontstaat
uiteindelijk een samenleving die als een ‘megamachine’ functioneert.
Volgens de twintigste-eeuwse maatschappijkritische filosofen heeft de verlichting niet de
vrijheid gebracht die ze predikte. Als gevolg van wetenschappelijke ontwikkelingen
beschikken we over steeds meer technologie, welke over ons beschikken en waar wij slaaf
van geworden zijn. Een voorbeeld hiervan zijn de elektronische patiëntendossiers, waar we
geheel afhankelijk van zijn. Onze economie is ondenkbaar zonder vervoermiddelen als auto,
vliegtuig, trein en boot, maar ook zonder smartphone of tablet.
Er is ook veel kritiek gekomen op het idee dat de mens autonoom is. Vanwege hun kritiek op
het moderne subject worden Freud, Nietzsche en Marx wel de ‘meesters van het
wantrouwen’ genoemd. Foucault stelde dat de mens is verdwenen. Met deze veelal
verkeerd begrepen uitspraak wilde hij zeggen dat de mens niets meer waard is.
Het idee van het moderne subject domineert nog steeds ons denken over de mens en ligt
ten grondslag aan de centrale waarden van het sociaal werk.
1.6 Van gedachten wisselen
Menswetenschappen zijn empirische wetenschappen. Zij onderzoeken de waarneembare
kenmerken, gedragingen en situaties waarin mensen leven. Al deze onderzoeken gaan uit
van bepaalde definities van zelfredzaamheid, eigen regie, vrijheid en verantwoordelijkheid,
maar zij onderzoeken deze begrippen zelf niet. De filosofie stelt die fundamentele vragen
juist wel. Wat is eigen regie? Bestaat het wel? De vraag wat echte zelfredzaamheid is, leidt
in de filosofie tot fundamentele vragen. De filosofie stelt steeds opnieuw de vraag naar de
relatie tussen taal en werkelijkheid en hoe we uiteindelijk kunnen vaststellen dat onze
uitspraken overeenkomen met de werkelijkheid. De fundamentele vragen van de filosofie
zijn radicale en veelomvattende vragen. Ze kunnen als gezegd niet wetenschappelijk
worden beantwoord.
Van oudsher wordt filosofie beschouwd als een vorm van verwondering. De filosofische
verwondering betreft echter het alledaagse. Cornelis Verhoeven merkt op dat deze
verwondering een ‘verwoestende uitwerking’ kan hebben op onze vanzelfsprekendheden.
Verwonderen is een schok die tot verwarring leidt, omdat de werkelijkheid ineens niet meer
blijkt wat zij leek. De filosoof onderscheidt zich van de wetenschapper, doordat hij de schok
doorstaat.
Vanzelfsprekend wil zeggen dat de dingen zijn zoals ze zijn, zoals wij denken dat ze zijn. In
het dagelijkse leven zijn routines handelingen die vanzelf spreken: ze worden verricht
zonder erbij na te denken. Op het moment dat denken een routine wordt, denken we zonder
erbij na te denken. Zo ontstaat een denkgewoonte. Er wordt als het ware een stilzwijgende
censuur uitgeoefend: bepaalde vragen worden niet meer gesteld en bepaalde dingen niet
meer gezegd. De filosofie onderbreekt de routine binnen het denken zelf. In de wetenschap
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ahuisman00. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.