Financiële analyse van de onderneming
Hoofdstuk 1: Inleiding ................................................................................................................... 3
1.1 Onderneming, toegevoegde waarde en belanghebbenden............................................................ 3
1.2 Rol van financiële analyse ........................................................................................................... 4
1.3 Basiselementen ............................................................................................................................ 4
1.4 Doelstelling ................................................................................................................................... 6
1.5 Analysetechnieken ....................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 3: Herwerking van de balans en de resultatenrekening van de vennootschap,
horizontale en verticale analyse ................................................................................................... 8
3.1 Jaarrekeningmodellen, codes en berekeningswijze .................................................................. 8
3.2 Herwerkte balans (tabel T5) ......................................................................................................... 9
3.3 Herwerkte resultatenrekening en resultaatverwerking ............................................................ 11
3.4 Horizontale analyse of analyse in de tijd .................................................................................. 16
3.5 Verticale analyse of analyse van de structuur .............................................................................. 17
Hoofdstuk 4: Kasstromenanalyse .............................................................................................. 18
4.1 Financiële stromen en cyclus van financiële stromen ................................................................. 18
4.2 Mutatiebalans (T8) ........................................................................................................................... 20
4.3 Cashflow (cf. kasstroom uit operaties) .......................................................................................... 21
4.4 Nettobedrijfskapitaalbehoefte en verandering van de nettobedrijfskapitaalbehoefte ............... 24
4.5 Investeringen en desinvesteringen in (uitgebreide) vaste activa (T4.4) ...................................... 26
4.6 Financiering met financieel vreemd vermogen (T4.5) .................................................................. 28
4.7 Financiering met extern eigen vermogen (T4.6) ........................................................................... 29
4.8 Kasstroom uit operaties, investeringen en financiering (T9) ....................................................... 31
4.9 Gebruik van kasstromenanalyse ................................................................................................... 33
Hoofdstuk 5: Toegevoegde waarde ............................................................................................ 35
5.1 Het begrip toegevoegde waarde .................................................................................................... 35
5.2 Oorsprong van de toegevoegde waarde ....................................................................................... 36
5.3 Verdeling van de toegevoegde waarde .......................................................................................... 37
5.4 Toegevoegde waarde, financiële en niet-recurrente resultaten en overheidssubsidies ............ 39
5.5 Berekening van de toegevoegde waarde op basis van de jaarrekening van de vennootschap 40
5.6 Analyse van de toegevoegde waarde ............................................................................................ 42
5.7 Interpretatie van de toegevoegde waarde ..................................................................................... 46
5.8 Samenvatting van de toegevoegde waarde (Tabel 10) ................................................................. 48
Hoofdstuk 6: Rendabiliteit........................................................................................................... 49
6.1 Rendabiliteit van de verkopen........................................................................................................ 49
6.2 Rendabiliteit van de activa ............................................................................................................. 53
6.3 Rendabiliteit van het eigen vermogen ........................................................................................... 57
6.5 Samenvatting rendabiliteit (Tabel T11) ...................................................................................... 61
Hoofdstuk 7: Solvabiliteit ............................................................................................................ 63
7.1 Schuldgraad en financiële onafhankelijkheid ............................................................................... 63
, 7.2 Dekking van de financiële kosten van het vreemd vermogen door het totaal nettoresultaat na
niet-kaskosten en voor financiële kosten ........................................................................................... 68
7.3 Dekking van het vreemd vermogen door de cashflow ................................................................. 68
Samenvatting solvabiliteit (Tabel T12) ................................................................................................. 70
Hoofdstuk 8: Liquiditeit ............................................................................................................... 71
8.1 Nettobedrijfskapitaal, nettobedrijfskapitaalbehoefte en nettokas ............................................... 71
8.2 Liquiditeitsratio’s, afgeleid van het nettobedrijfskapitaal ............................................................ 74
8.3 Liquiditeitsratio’s, afgeleid van de nettobedrijfskapitaalbehoefte............................................... 76
8.4 Nettokasratio ................................................................................................................................... 81
8.5 Samenvatting liquiditeit (Tabel T13) .............................................................................................. 81
Kern ............................................................................................................................................... 81
2
,Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Onderneming, toegevoegde waarde en belanghebbenden
Verschillende definities voor onderneming:
1. Een onderneming verzamelt productiefactoren (arbeid, kapitaal en grondstoffen) en organiseert deze zodanig dat
er succesvol een productieproces ontstaat. Pas wanneer de productie start, zijn er kosten gemaakt (deze staan op
de resultatenrekening). Uit het productieproces komen er producten voort, deze worden verkocht op de markt
voor een verkoopprijs die hoger is dan de kostprijs.
- Productiefactoren: op de balans met uitzondering van arbeid
- Kosten + opbrengsten: op de resultatenrekening
- Opbrengsten ontstaan omdat vp>kp
2. Een onderneming is een organisatie waar productiefactoren samen een TW voortbrengen, waaruit elk van deze
factoren verder ook wordt vergoed
= een onderneming is een organisatie waar productiefactoren aangekochte goederen en diensten (input)
omzetten tot goederen en diensten met een hogere waarde (output) die een afzet vinden tegen een door de
markt aanvaarde prijs.
- Toegevoegde waarde
= waarde van de geproduceerde en verkochte goederen en diensten - waarde van de aangekochte en
verbruikte goederen en diensten
= productie - intermediair verbruik
- TW wordt slechts gerealiseerd bij verkoop van geproduceerde goederen en diensten
- TW wordt gebruikt om productiefactoren te vergoeden
o Arbeid: personeel, lonen en wedden
o Kapitaal: materiële en immateriële uitrusting/fysiek kapitaal/afschrijvingen
o Vergoeding EV: uitgekeerde winst op eigen vermogen (dividenden)
o Vergoeding VV: rente
o Belastingen: overheidsinfrastructuur (communicatiemiddelen, onderwijs, gezondheidszorg,
veiligheid, …)
- Kwaliteit en beschikbaarheid van productiefactoren: onderneming moet ze tegen vigerende marktprijs
vergoeden
o Voldoende TW creëren en ze gepast onder productiefactoren verdelen is noodzakelijk
Output van ene onderneming = input van andere onderneming
- Economie = groot netwerk van ondernemingen
- Gecumuleerde TW = BBP
Onderneming vormt middelpunt van netwerk van marktrelaties met veel belanghebbenden/corporate
stakeholders
- Leveranciers en toeleveranciers (input)
- Personeel (productiefactor)
- Aandeelhouders (productiefactor: verschaft geld)
- Overheid (productiefactor)
- Klanten (output)
- Leiding bedrijf
- Financiële instelling
- Alle belanghebbenden maximaliseren eigen nut = belangenconflicten
o Beslecht via algemene rechtsbepalingen en via contracten (verkoopvoorwaarden,
venootschapsstatuten, tewerkstellingscontracten, kredietconventies, …)
onderneming als knooppunt van een reeks contractuele relaties tussen individuen en
groepen, die samenwerken in de onderneming
= property rights approach = contractuele definitie van de onderneming (‘agency relatie’)
3
, Contract waardoor principal zich verbindt met een ander person, ‘agent’
genoemd, opdat deze in de plaats van de principal zou handelen mits het delegeren van een
bepaalde beslissingsbevoegdheid. De principal verwacht van de agent dat deze ook
inderdaad in het belang van de principal zou handelen. (voorb. Pag 4)
o Belanghebbenden hebben interesse in jaarrekening: elk voor persoonlijke redenen (voorb. Slide I-19)
3. Een onderneming is dagdagelijks op zoek naar geld en zet dit om in productiefactoren, andere activa zoals
kantoormateriaal is ook nodig. De onderneming zet het geld om, om het bedrijf te laten werken, de
productiefactoren zorgen ervoor dat producten geproduceerd worden, deze worden verkocht aan klanten en dus
terug omgezet in geld. Op die manier kan het proces terug opnieuw beginnen
1.2 Rol van financiële analyse
Belang van (kwalitatief hoogstaande) financiële informatie
- Vanwege de behoefte aan evenwichtige contractuele relaties die de onderneming heeft (met
belanghebbenden)
- Gebruikt door belanghebbenden om te beslissen over contractuele modaliteiten en vergoedingen
(investerings- en kredietbeslissingen, loonnegociaties, fiscale rulings, ..)
Doel financiële analyse
- Financiële toestand van de onderneming door te lichten op grond van historische gegevens (jaarrekening +
niet boekhoudkundige gegevens zoals beurskoers)
o Op basis hiervan worden prognoses gemaakt om inzicht te krijgen in mogelijke toekomstige evolutie
van de onderneming
Belangrijkste informatiebron = jaarrekening
- Boekhoudkundige principes begrijpen!
- Bewust zijn van beperkingen waaraan boekhoudkundige gegevens onderhevig zijn
1.3 Basiselementen
Succesvolle onderneming
- Slaagt erin de contractuele relaties met alle belanghebbenden op continue wijze te honoreren
- Evaluatie
o Op basis van gepubliceerde informatie over de onderneming
o Beursgenoteerde vennootschappen
Ruime en frequente info: Jaarverslagen, persartikelen, …
o Niet-genoteerde vennootschappen
Jaarrekening is enige bron: vormt slechts topje van ijsberg belangrijke
crediteurs/adviesbureaus/investeerders dringen dieper door in grondslagen van
ondernemingsperformantie
Organisatorische aspecten: Bekwame medewerkers? Wordt er samengewerkt om
doelstellingen te realiseren?
Adequate technologie (productieproces EN product, innovatiever zorgt voor meer
TW)
Efficiënte marketingfunctie: operationeel-commerciële succes wordt in financiële
termen vertaald
Hieruit komen 4 criteria aan bod
o Toegevoegde waarde
o Rendabiliteit
o Liquiditeit
o Solvabiliteit
(Grote vennootschap ook jaarverslag en verslag van commissaris)
- Brengt voldoende TW voort om productiefactoren apart te vergoeden
4
, o Rest is winst na belastingen die toekomt aan aandeelhouders
Te verklaren variabele bij onderzoek van rendabiliteit van de onderneming
Gedetermineerd door TW die organisatie per personeelslid kan voortbrengen - door
productiviteit van onderneming
Rendabiliteit: Wat brengt iets op?
- Vergelijking van opbrengsten en kosten (op resultatenrekening) die ontstaan ten gevolge van de werking van
de onderneming in een bepaalde onderneming
- Irrelevant in welke periode opbrengsten en kosten gemaakt zijn
- Voldoende rendabiliteit = verschil tussen opbrengsten en kosten is voldoende in vergelijking met
geïnvesteerde vermogen (op balans)
- Juridisch: enkel verplicht om intrestvergoeding te betalen van schuldvermogen
- Economisch: vermogenskost tov aandelen en schuldkapitaal
o Aandeelhouders niet vergoeden: waarde van aandelenkapitaal zal dalen, dit resulteert in geen
bijkomende aandelenfinaniering op de kapitaalmarkt meer
Liquiditeit: Kan VVKT worden terugbetaald?
- Vergelijking van kasinkomsten en kasuitgaven
- Liquiditeitstekort: indien onvoldoende inkomsten om uitgaven te dragen en bijkomende financiering kan niet
gevonden worden
o Rechtstreekse aanleiding: ‘ik kan schulden niet terugbetalen’ (≠ oorzaak!)
o Faillissement: onderneming is niet liquide/onderneming heeft op duurzame wijze opgehouden te
betalen en krediet is geschokt
Rendabiliteit ≠ liquiditeit
- Opbrengsten ≠ kasinkomsten
o Er zijn opbrengsten die geen kasinkomsten meebrengen (terugnemen waardevermindering)
o Er zijn kasinkomsten die geen opbrengsten zijn (nieuw aandelenkapitaal)
- Kosten ≠ kasuitgaven
o Niet alle kosten zijn kasuitgaven (afschrijvingen)
o Niet alle kasuitgaven zijn kosten (investeringsuitgaven)
- Cashflow na belastingen
o Verschil tussen kasopbrengsten die contant/op KT worden geïncasseerd, en kaskosten en belastingen
die contant/op KT worden betaald
o Verband tussen rendabiliteit en liquiditeit
o Voldoend/onvoldoende liquiditeit ≠ positieve of negatieve rendabiliteit
- Chronisch negatieve rendabiliteit
o Onderneming is niet in staat uit opbrengsten alle kosten te dragen
o Op LT is het gevolg illiquiditeit indien geen andere kasinkomsten kunnen worden gevonden
- MT en KT: belangrijke afwijkingen
o Er zijn bedrijven waar investeringen in vlottende en vaste activa sneller groeien dan hun
reserveringscapaciteit uit niet-uitgekeerde winsten toelaat, die geen bijkomende schuldfinanciering
kunnen verkrijgen en geen nieuw aandelenkapitaal kunnen of willen aantrekken.
o Er zijn bedrijven gedurende verschillende jaaren niet rendabel zonder dat liquiditeitsmoeilijkheden
optreden
Gevolg van feit dat opbrengsten die op KT ontvangen worden, voldoende zijn voor kosten op
KT te betalen, en voor aflossingen van vroegere aangegane schulden, terwijl er
nauwelijks/niets wordt geïnvesteerd
- Liquiditeit is even belangrijk als rendabiliteit
o Jaarrekening is vooral afgestemd op rendabiliteitsbepaling bij middel van resultatenrekening en laat
niet toe op directe wijze liquiditeit te meten
Solvabiliteit (schuldgraad): kan VV(LT) worden terugbetaald?
- Staat in relatie met rendabiliteit en liquiditeit
- Verband schuldgraad en rendabiliteit = financiële hefboom
5
, o Positieve zin: Indien geïnvesteerde middelen meer renderen dan de kost van aangetrokken
schuldfinanciering, dan komt dit overschot toe aan het aandelenkapitaal en wordt rendabiliteit ervan
omhooggedreven.
o Negatieve zin: schuldfinanciering kost procentueel meer dan rendabiliteit die met geïnvesteerd
vermogen wordt behaald
- Verband schuldgraad en liquiditeit: dekking financiële verplichtingen
o Indien onderneming investering minder met eigen middelen en meer met schulden financiert,
worden verplichtingen tot intrestbetaling en schuldaflossing groter. Mate waarin er voldoende
kasmiddelen zijn om financiële verplichtingen te dekken, neemt af en risico van niet-betaling of
illiquiditeit neemt toe.
1.4 Doelstelling
Diverse belanghebbenden
- Andere doelstellingen bij de analyse, vandaar bestaat ‘de’ financiële analyse niet
o Geïnteresseerd in aspecten van de analyse
Beleggers in aandelen
- Zeer uitgebreide behoefte aan financiële informatie
- Geïnteresseerd in dividenden en kapitaalwinst (te realiseren bij stijgende aandelenprijs)
- Dividenden
o Afhankelijk van de grootte van de winst en dividendenuitkeringspolitiek
o Afhankelijk van
Liquiditeitspositie (uitkering van dividend vergt liquiditeit)
Solvabiliteit (hoe meer gefinancierd met schulden, hoe meer het gewenst is om winst te
reserveren te reserveren ter versterking van eigen middelen)
Rendabiliteit (aandeelhouders zijn meer bereid tot reservering indien hoge rendabiliteit mag
verwacht worden)
- Winst
o Bepaald door rendabiliteit en door financiële hefboomwerking
o Basis voor dividend en ook voor reservering
o Investering van gereserveerde winsten kan grotere winsten en dividenden in de toekomst opleveren
Die verhogen waarde van aandeel en geven dus aanleiding tot kapitaalwinst
- Waarde van aandeel
o Bepaald door grootte van mogelijke dividenden en kapitaalwinsten, maar ook mate waarin deze
schommelen en het risico
o Variabiliteit: afhankelijk van
Mate waarin opbrengsten aan schommelingen onderhevig zijn
Mate waarin onderneming vaste kosten, die nauwelijks samendrukbaar zijn, moet blijven
dragen
Schuldeisers (leveranciers, financiële instellingen, …)
- Geïnteresseerd of onderneming in staat zal zijn intresten te betalen en lening af te lossen
o Liquiditeit en liquiditeitspositie
Aangezien gelinkt aan rendabiliteit en solvabiliteit zijn ook deze belangrijk voor de
schuldeiser
6