Over welke persoonlijkheid beschikken (top)sporters?
Iedereen is anders!
Wat is persoonlijkheid en hoe wordt het beoordeeld?
Wat is persoonlijkheid?
Je wordt geboren met een aantal ruwe trekken, dat verder gaat groeien doorheen de jaren.
Observatie 1: Mensen verschillen op een betekenisvolle manier van elkaar.
Observatie 2: Mensen lijken enige consistentie in gedrag te vertonen.
Persoonlijkheid = de psychologische kwaliteiten die bijdragen aan de blijvende en typerende gevoels-,
gedachten- en gedragspatronen van een individu.
Persoonlijkheidsbeoordeling:
Sporters zijn doorzetters!
1. Typische “personality traits” bij topatleten:
- Betere concentratie (niet echt een persoonlijkheidskenmerk) en focus
- Betere emotionele controle en management (stabilieit en labiliteit)
- Betere sociale aanpassing (introversie/extraversie)
- Hoger niveau van taaiheid
2. Sportieve persoonlijkheid? (* vroeger was hier een kleine competitie rond, is gestopt door kritiek)
ER ZIJN 2 HOOFDBENADERINGEN:
1. Type gebaseerde beoordeling: (verschillende types mensen)
Een persoon categoriseren in één of een ander type
2. Op eigenschappen gebaseerde beoordeling: (persoonlijkheidstrekken)
Beoordeling positioneert een individu op een reeks continua (vb. five-factor model)
Geen van de twee is goed of slecht, ze hebben beide voor- en nadelen
Type gebaseerde beoordeling: actietype
MBTI = Myers-Briggs Type Indicator, een zelfrapportage vragenlijst
Schijnbaar willekeurig gedrag is helemaal niet willekeurig.
Basisidee: elk individu wordt geleid door specifieke voorkeuren > check de voorkeuren, niet de
competenties. Het is een manier om te ordenen, niet om te meten of te beoordelen.
Geen type is beter dan het andere: het is een methode om verschillen te beschrijven.
Conecpt van voorkeuren (= de manier van zijn waardoor we ons comfortabel voelen)
Voorkeur/ comfort zone Tegenovergestelde/inspanningszone
Eenvoudig, snel, geen denken, herkenbaar, Ongemakkelijk, langzaam, concentratie, rommelig,
automatisme, natuurlijk kinderschrift, verbeteren door oefening
MBTI
Je moet binnen elke schaal kiezen tussen L of R (=tegenovergestelde polen)
> Er zijn dus 16 types in het totaal (allemaal waarneembare verschillen)
1. INTERACTIE MET DE WERELD
EXTRAVERSIE INTROVERSIE
= naar buiten gericht op mensen, = naar binnen gericht op mensen,
activiteiten en interacties. activiteiten en interacties.
> idee uitwerken door te bespreken > het beste leren door te denken
> brede interesses > vooral interesse in diepgang
> voorkeur voor mondeling > voorkeur voor schriftelijk
> spreek, denk, spreek > denk, spreek, denk
Sport: zoeken naar actie en variatie; Sport: liever alleen of in kleine
graag mensen om zich heen; doeners; groep; rust nodig voor concentratie;
kan ongeduldig zijn bij het uitvoeren; denkt eerst goed na; ruimte nodig;
reageert snel; soms zonder denken interesse in het idee achter de
(52% van de atleten) handeling (48% van de atleten)
, 2. ABSORPTIE VAN INFORMATIE
SENSING INTUITIE
= de 5 zintuigen gebruiken (horen, zien, ruiken, = gericht op het totaalbeeld
voelen, smaken) > gericht op nieuwe mogelijkheden
> gericht op wat realistisch is > waardering voor fantasie en verbeelding
> waardering voor praktische toepassing > ontdekken van patronen in en betekenis begrijpen
> gericht op feiten: details > abstracte en theoretische ingesteldheid
> observeren en sequentieel geheugen > gericht op de toekomst
> gericht op realiteit > springt van de tak naar de tak
> stap voor stap info verzamelen
Sport: problemen oplossen met bewezen Sport: pakt graag nieuwe en complexe problemen
methoden; gebaseerd op ervaring; focus op aan; houdt van creatieve zaken; altijd op de hoogte
details; stap voor stap tot de conclusie komen en van nieuwe kansen; begint met het vormen van een
zeer precies in implementatie; constant tempo en globaal overzicht; houden van verandering; soms
houdt van perfectioneren heel radicaal; traint met korte energiestoten;
(70% van de atleten) afgewisseld met korte onderbrekingen.
(30% van de atleten)
3. BESLUITVORMING
DENKEN VOELEN
= logische gevolgen van een keuze of een = impact van een keuze voor zichzelf en anderen
handeling (doelstelling) (subjectief)
> analytisch denken > responsieve houding
> probleemoplossing door logica > impact op mensen
> oorzaak-gevolg redenering > geleid door persoonlijke waarden
> vastberadenheid > tederheid
> streef naar objectieve realiteit > streef naar eenheid en waardering
> redelijk en eerlijk > sympathie en acceptatie
Sport: kom tot conclusies door logisch te Sport: alert om de impact van beslissingen op
redeneren; wederzijds respect tussen anderen te zien; houdt van harmonie en doet moeite
teamgenoten willen, doet soms anderen pijn; om deze te behouden; doet graag anderen een
zonder dat je daarvan bewust bent; hebben de plezier, zonder dat het gevraagd werd; beslist vaak
neiging om op een onpersoonlijke manier ifv wat prettig of onprettig is voor zichzelf of
beslissingen te nemen, zonder rekening te anderen; houdt rekening met waarden; relatie moet
houden met behoeften van anderen; houdt goed zijn, authentiek voelen en eerlijk zijn;
rekening met principes; afspaak is afspraak, controleert vaak (na een confict): zijn we weer
schept geen precedenten. vrienden?
4. ORGANISATIE
OORDELEN (JUDGING) WAARNEMEN (PERCEIVING)
= gestructureerde en georganiseerde aanpak = ervaringen, vindingrijk en last-minute kansen
> schematische aanpak > spontaniteit
> systematiek > onsystematische aanpak
> organisatie en planning > flexibiliteit
> voltooi opdrachten > aanpassingsvermogen
> beslissingen nemen > openheid voor verandering
> vermijd stresssituaties > krijgt energie van stressvolle situaties
Sport: op hun best als ze zoveel mogelijk van Sport: maakt je geen zorgen over het op het laatste
tevoren hebben gepland; voorkeur dat zaken moment wijzigen: goed aanpassen aan
goed geregeld zijn; geneigd om tevreden te zijn veranderende sitauties; moeilijk om te beslissen;
als ze eenmaal een mening hebben; kan heel snel stelt onaangename taken uit; alleen essentiële info
beslissingen nemen; wil alles weten voordat je nodig om te starten; met veel starten en moeite om
aan de taak begint; vermijd spanning; houdt van het af te maken; houdt van training op reactie en
techniektraining, strak en routine meer defensief improvisatie; zoekt opwinding en spanning.